(deze dienst was i.v.m. het Coronavirus niet openbaar toegankelijk voor gemeenteleden in de kerk, maar werd wel uitgezonden via Kerkomroep.nl en Youtube https://www.youtube.com/watch?v=ecjxV4tXqt8)

welkom

stil gebed

votum en groet

openingstekst          Geweldiger dan water en dan wind
                                       is in de hoogte God die overwint.
                                       Geweldig is de HERE die zijn voet
                                       plant op de nek van deze watervloed. (Psalm 93:3 berijmd)

het combo zingt     Psalmen voor Nu 130 Uit de diepten

lezing van het gebod    uit Romeinen 12:9-21

gebed

kindermoment

Eigenlijk wilde ik geen kindermoment doen, want er zijn nu ook geen kinderen in de kerk. Maar toen las ik, net voordat ik op mijn fiets stapte, op Facebook van een moeder: ‘Mijn dochter zegt: ‘De dominee gaat toch wel een kindermoment doen? Dat hoort!” Toen dacht ik: ja, ze heeft eigenlijk wel gelijk. Dus ik kom nu naar beneden en vertel iets aan jullie. En dan denk ik gewoon aan jullie allemaal, zoals jullie hier normaal op  het podium zitten…

Hebben jullie die liturgische schikking hier gezien? Een schilderijlijst, met daarin bruine takken en middenin een vaasje, met water én bloeiende bloemen. Zo wil God dat we zijn, dat we bloeien, dat we gelukkig zijn, met Hem, en met elkaar. Maar toen ik vanmorgen naar de kerk fietste leek het eigenlijk wel een groot schilderij. Ik zag overal fris groen, bloemen, kleuren. Alsof God me vertelde: Het is spannend met dat Coronavirus (nee, daar ga ik nu niet meer over vertellen, dat heb je vast al heel vaak gezien en gehoord, op televisie, op internet, op school), maar het gaat door, met mijn schepping, in de natuur. Kijk maar. Geloof het maar!
Weet je, als jij vandaag ook lekker naar buiten gaat. Lopend, op je fiets, kijk dan ook maar naar dat grote schilderij van God. God laat ons niet los. En Hij wil dat wij gaan bloeien.

schriftlezing            Markus 6:45-52

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Het is toch een verschil van dag en nacht, als je erbij stil staat….
Jezus alleen aan land, en zijn discipelen midden op zee.
Jezus op de berg, biddend, in alle rust in contact met Zijn hemelse Vader, en zijn discipelen midden in de storm, ploeterend en worstelend om vooruit te komen, al het contact met God lijkt verloren.
Ja werkelijk een verschil van dag en nacht.

Het is ook nacht, pikkedonker. Het tijdstip waarop de machten van de duisternis zich nogal eens breed maken. En als je dan ook nog eens midden op zee bent, en de wind is tegen, dan zijn het de machten van de duisternis in het kwadraat.
Tenminste, voor een oosterling, iemand uit de tijd van de Bijbel, was de zee namelijk wel even iets anders dan voor ons. Wij gaan naar de zee om uit te waaien, om rust te zoeken. De zee trekt, zeggen we dan. Nou, voor een oosterling niet. Voor hem is de zee allesbehalve aantrekkelijk of aanlokkelijk. De zee staat voor het kwaad, alles wat tegen God en zijn goede schepping in gaat: de chaos, de dood. En daar zitten de discipelen nu midden in, als ze midden op zee zijn.
En de wind is tegen. Terwijl ze die toch eerst behoorlijk in de rug hadden gehad, figuurlijk gesproken dan. Want even geleden hadden ze nog dat indrukwekkende wonder van Jezus meegemaakt: dat van de wonderbare spijziging. Geweldig, een hoogtepunt. Maar nu zijn ze behoorlijk naar beneden gestort. Nu is het weer tobben, de wind pal tegen, geen meter vooruit komen. Zo snel kan het blijkbaar omslaan. Van een topervaring naar een dal, van de wind in de rug naar pal tegen.
Wie herkent dat niet? Je hebt net een aantal hoogtepunten beleefd, ook geestelijk, ook in de omgang met God. Je voelde je zo dicht bij Hem. Een moment om voor altijd vast te houden. Maar daar is de tegenwind, de tegenslag, de tegenwerking. En je staat ineens weer met beide benen op de grond; je zit aan de grond. En je vraagt je af: Waar is God nu? Waar is Jezus, die ik zo kort geleden nog zo dicht bij me voelde?
Zullen de discipelen dat ook niet gedacht hebben, als ze aan de riemen trekken, als de zeilen om hun oren klapperen en het water hen in de ogen slaat: waar is Jezus nu? Waar?
Maar waren ze dan vergeten hoe twee hoofdstukken geleden, in Markus 4, Jezus de storm stilde, met een enkel woord? Waren ze dan vergeten hoe Hij de vis en het brood brak en vermenigvuldigde in veelvoud en zo Zijn grootheid liet zien? Waren ze dan vergeten dat Hij hen toch de opdracht gegeven had om naar de overkant van het meer te gaan, en Hij gaf toch nooit onmogelijke opdrachten? Waren ze dan vergeten dat Hij voor hen bad?
Zijn wij dat dan ook kwijt  als ons leven geteisterd wordt door tegenwind, door tegenslag? Als het stormt in ons leven en ons levenschip kraakt in zijn voegen? Zijn we het kwijt dat Jezus ons leven toch altijd in Zijn handen gehouden heeft, dat vaak genoeg heeft laten zien? Zijn we het kwijt dat ons leven vooral in zijn gevouwen handen wordt gehouden. Dat Hij ook voor ons bidt, onophoudelijk, aan de rechterhand van Zijn Vader? Zijn we dat dan weer zo maar kwijt, dat geloof, dat vertrouwen?
Misschien dat zulke vragen extra op ons afkomen in deze onzekere tijden rond het Coronavirus. Nadat er eerst nogal nuchter, om niet te zeggen lacherig door menigeen over werd gedaan, is dat nu veranderd in paniek bij niet weinigen, gaan mensen hamsteren, is toiletpapier opeens de grootste schat geworden, zijn velen alle nuchterheid kwijt. Voorzichtigheid en verantwoordelijkheid zijn belangrijk. Daarom hebben we het advies van het RIVM en de regering ook opgevolgd, en komen we niet met honderden bij elkaar.
Maar juist in de kerk gaat het om meer dan voorzichtigheid en verantwoordelijkheid. Het gaat hier boven alles om vertrouwen in de Heer die alles in handen houdt, ook nu. En als dat vertrouwen wel eens staat te schudden op z’n grondvesten, al zijn wij Jezus weleens helemaal kwijt, voor ons gevoel; Hij ons niet! ‘Toen Hij zag dat de leerlingen door de hevige tegenwind maar nauwelijks vooruitkwamen…’ Toen Hij zag. Jezus ziet Zijn discipelen tobben, helemaal de weg kwijt zijn en Hij zoekt hen op, Hij komt hen tegemoet en hoe! ‘Hij kwam omstreeks de vierde nachtwake tot hen, gaande over de zee’!

Jezus, gaande over de zee. Dat is een wonder, dat hier gebeurt. En ik zou zeggen: laat dat wonder maar gewoon staan. Jezus heeft alle macht, ook over de natuurwetten. Als Hij wil, dan draagt het water Hem. Maar wat Jezus hier doet, is niet zozeer één of ander natuurkundig wonder, maar het is veel meer een wonder, dat ergens anders naar verwijst. Zoals een wonder in de Bijbel trouwens altijd verwijst; het is een teken. Ook dit wonder hier, het is een teken, het verwijst naar wie Jezus ten diepste is. Je kunt het ook anders zeggen: dit verhaal, dit wonder, is vooral een belijdenis over Jezus Christus.
Want Jezus doet hier iets, uit zichzelf, wat God alleen kan. Daar is het Oude Testament met name duidelijk in. In het boek Job lezen we: ‘Hij (dat is God), Hij schrijdt voort over de hoogten der zee.’  Met andere woorden: Jezus doet wat God alleen doen kan. Hier vindt een Godsverschijning plaats. In Jezus, die over het water gaat.
En we hoorden al: de zee is in de Bijbel veel meer dan een plens water, om het maar even een beetje plat te zeggen. De zee staat voor de chaos, voor het kwaad, voor de dood. Dat Jezus daarover gaat, dat laat dus vooral zien dat Jezus de macht heeft over het kwaad en de dood. Dat zal natuurlijk helemaal waar worden op Goede Vrijdag en op Paasmorgen. Als de nek van de duivel gebroken wordt, als de dood Hem niet houden kan. Maar nu, midden op zee, licht daar al iets van op. Het paaslicht valt als het ware al over de zee.
Prachtig hè?! Pasen is nog weken ver, maar vanmorgen mag het al oplichten, als het licht valt op Jezus die over het water gaat, het water van de dood. Het donkere, duistere water, moet Hem dragen. En dat alleen draagt ook ons te midden van al onze doodsangst, ons worstelen met de machten van het kwaad, onze onzekerheid en onrust rond het Coronavirus – je zou maar kwetsbare mensen in je midden hebben of er zelf één zijn… Maar hoe donker dat alles ook kan zijn (als dat donkere water van de zee), Eén heeft z’n voet op de nek gezet. Al die machten moeten buigen voor Christus. We leven met Pasen in de rug!!

Gisteren werd Wim Stougie begraven. Wim was een geliefde collega. Ik leerde hem kennen in mijn jonge jaren in Waddinxveen. Samen deden we belijdenis. Hij studeerde ook in Utrecht. We zaten op hetzelfde dispuut. En later als beginnende predikanten in dezelfde seminariegroep. Hij was dominee in Friesland, ik in het westen. We zagen elkaar nog maar weinig. In fysieke zin. Maar hij was erg actief op Facebook. Dus…We hielden op die wijze contact. Bovendien schreef hij indrukwekkende blogs op internet. Ook indrukwekkend omdat hij er zo goudeerlijk en kwetsbaar schreef over zijn ziekte: de darmkanker die hem in de greep had gekregen. Ondanks vele kuren en operaties was de ziekte te sterk. Hij was uitbehandeld. Wat een verdriet. Voor hem, zijn vrouw, zijn drie puberkinderen, de familie, de gemeente in Friesland. Hij vertelde erover op televisie. Zo eerlijk. Zo kwetsbaar. Zo ontroerend. ‘God heeft mij geen garantie gegeven dat ik 80 word. Ik ben niet de enige die zoiets treft. Er zijn er velen. Zoals ik dat hoor in dat oude lied ‘Wat God doet dat is welgedaan.’ Zij bleven vertrouwen, God hoog houden. Zal ik dat dan ook niet doen?! Met het licht in de rug kun je het donker aan.’ Met name die laatste zin raakte mij diep. Ook gisteren in de afscheidsdienst klonk hij weer: ‘Met het licht in de rug kun je het donker aan.’ Het is het licht van Pasen, het licht van de Levende, van Jezus Christus, die z’n voet zet op het donkere water. En daarom hebben ziekte en dood, storm en leed, niet het laatste woord. Met dat licht in de rug kunnen we het donker aan.

De discipelen zien het niet, nog niet. Ze schreeuwen het uit: ‘Een spook!’ Ze denken dat het een geestverschijning is. Ze herkennen Jezus, de verheerlijkte niet. Jezus niet herkennen; is dat niet iets wat ons allemaal kan overkomen?! Dat er dingen in ons leven gebeuren, waar Zijn hand achter zit, waarmee Hij in ons leven verschijnt, en dat we dan misschien aan van alles denken, maar niet aan Hem?!
‘Een spook!’, roepen de discipelen, ‘een phantasma!’ staat er letterlijk. Alsof het meer een fantasie is, een zinsbegoocheling, waar ze aan denken. En Jezus? Wordt Hij niet woedend, bij zoveel miskenning, bij zoveel klein- en ongeloof? Nee, en dat vind ik nu zo geweldig in dit gedeelte. Hoe genadig, hoe pastoraal ook ,de Here Jezus met Zijn discipelen omgaat: ‘Hij sprak hen meteen aan.’ Meteen, Hij laat ze nu geen minuut langer meer in de waan. Als Zijn verschijning zelf niet helpt, dan zal Hij spreken. En hoe! Zo pastoraal, zo bemoedigend, zo geweldig: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang.’ Je hoeft niet bang te zijn, je hoeft de moed niet te verliezen, je kunt kalm blijven, want Ik ben het.
‘Ik ben het.’ Ik ben… Is dat ten diepste niet de naam van de Allerhoogste zelf: HERE, ‘Ik ben die Ik ben’, ‘Ik ben erbij.’ De Here God maakt die naam nu in Jezus maakt helemaal waar, door te midden van de storm, de duisternis, de machten van het kwaad en de dood, erbij te zijn, dichtbij te komen.
En dat was niet alleen 2000 jaar geleden zo. Want Jezus Christus is dezelfde, gisteren en heden dezelfde, en tot in alle eeuwigheid. Dat mag u ook weten, en jij, en ik. Als wij ons aftobben, als de wind ons tegen is, als wij misschien wel ergens vreselijk tegenop zien. Als het ons allemaal zo benauwt en beangstigt: spanningen, zorgen, de toekomst, van onszelf, van degenen die ons lief zijn: ‘Hoe moet dat verder?’ Dat dan diezelfde Here Jezus niet ver is, maar dat Hij komt, dat Hij ons aanspreekt, ook heel persoonlijk: ‘Blijf kalm, Ik ben het, wees niet bang.’
Het kan gebeuren als je de Bijbel leest en Hij spreekt je aan, rechtstreeks: Ik ben het, waar je nu over leest, Ik ben het voor jou! Of je hoort een preek: en dwars door alles heen hoor je Zijn stem tot jou: Ik ben het.
Je spreekt met iemand, van hart tot hart, je voelt je herkend en begrepen, alsof de Here Jezus zelf in diegene aanwezig is: Ik ben het.
Je bent helemaal terneergeslagen door bepaalde omstandigheden die je overkomen zijn, en opeens Zijn stem in je hart, die heerlijke stem: ‘Was je me kwijt, Ik jou niet hoor. Ik ben er, voor jou, altijd, ook nu.’
Dat is niet altijd direct duidelijk. Dat zie je bij de discipelen. Ze blijven eigenlijk ontzet, ‘helemaal van hun stuk’, zegt vers 51. De wind mag dan zijn gaan liggen, op Jezus’ bevel, de chaos op zee is tot rust gekomen, maar in hun eigen hart blijft het chaos. Helemaal van hun stuk. Ze waren hardleers, vermeldt Markus erbij. En ik dacht: het is alsof Markus het hier ook over mij heeft. Ook ik kan zo hardleers zijn in dezen, zo kleingelovig, zo weifelend en twijfelend, zo wantrouwend…
Het weerhoudt Jezus niet om aan boord te komen. Zo genadig is Hij. Zo dichtbij komt Hij, zelfs ook als de chaos misschien nog wel blijft, als het hart zich niet zomaar gewonnen geeft. Hij blijft, Hij neemt de tijd voor ons. Of heeft u, heb jij, een andere ervaring?

Hij komt aan boord, bij ons schipbreukelingen, want dat zijn we vaak genoeg, schipbreukelingen. Maar niet te ver voor Hem. En dat bracht me bij het volgende gedicht.

Schipbreukeling

 Hoe hoog kunnen de golven zijn,
hoe ver de veil’ge stranden.
Hoe zwart de lucht, hoe diep de pijn,
hoe wringt het roer uit handen.

En losgeslagen drijf ik rond
’t kompas weet niet te wijzen.
De ster, die eens zo zuiver stond
wenst niet meer mee te reizen.

Maar in de allergrootste nood
is er toch Eén, Die hoort.
Hij ging voor ons zelfs dóór de dood
en komt bij mij aan boord.

Amen.

meditatief orgelspel       Scheepke onder Jezus’ hoede

het combo zingt                        Ik zal er zijn van Sela,

dankgebed en voorbeden

zegen