orgelspel

welkom en mededelingen door ouderling van dienst

stil gebed

votum en groet 

aanvangstekst         ‘De HERE is rechtvaardig en Hij heeft gerechtigheid lief; de oprechten zullen zijn aangezicht aanschouwen.’

zingen                       Psalm 99:3,4

voortzetting Heilig Avondmaal  

dankzegging             Romeinen 12:1-2

gebed

schriftlezing              Jakobus 2:14-26 

zingen                 Gezang 481:2,3 

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Er was eens een dominee die een zeepfabrikant als buurman had. Op een dag ontspon zich tussen hen het volgende gesprek. De zeepfabrikant zei tegen de dominee: ‘Wat stelt het geloof eigenlijk voor? Moet je zien wat voor een puinhoop het in de wereld is. Daar heeft 2000 jaar christendom toch maar weinig aan kunnen doen. Wat voor goeds heef het geloof eigenlijk uitgewerkt?!’
De dominee keek een tijdje in gedachten uit het raam. Toen zei hij tegen z’n buurman: ‘Kijk eens naar buiten.’ Op straat liepen een paar jongens, die van top tot teen onder de modder en andere vuiligheid zaten. ‘Moet je dat nou eens zien!’, zei de dominee, ‘we hebben al generaties lang zeep, maar kijk toch eens hoe die jongens erbij lopen! Wat helpt zeep eigenlijk?’
‘Ho ho’, zei de zeepfabrikant, ‘zeep helpt alleen als het gebruikt wordt. Anders werkt het natuurlijk niet.’ ‘Inderdaad!’, zei de dominee, ‘met geloven is dat precies zo…’

Geloof dat wel gebruikt moet worden, anders ‘werkt’ het niet. Daar gaat het vanavond over bij Jakobus: over geloof dat ‘werkt’… Geloof dat iets uitwerkt… Kijk, op elke groeigroep of Bijbelkring heb je wel zo’n figuur dat telkens vraagt naar het praktisch nut van geloof. Nou, zo’n figuur is Jakobus in feite ook.
Hij is er ook heel stellig over: een geloof zonder daden is nutteloos. Letterlijk staat er ‘werkeloos’, oftewel: het werkt niet. Het werkt niets uit en daarom heeft het geen enkel nut. Sterker nog: de conclusie van ons tekstgedeelte is in vers 26: ‘Geloof zonder daden is dood.’ En dood geloof is in feite absurd. Dat is net zoiets als ‘warme sneeuw’, onbestaanbaar! Of zoals Jakobus de vraag retorisch stelt in het begin van ons tekstgedeelte, in vers 14: ‘Wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden?’ En kenmerkend voor een retorische vraag is, dat het antwoord er al inzit: nee dus! Geloof zonder daden redt je niet! Daarmee ga je verloren! Zo scherp ligt het.

‘Wacht even! Dit gaat toch lijnrecht in tegen wat Paulus juist in zijn brieven beweert en waar hij zich druk om maakt?! Dat je juist niet gered wordt door je werken, maar alleen door het geloof in Jezus Christus! Dat het pure genade is. Of zoals de Reformatie het in zijn spoor kort op een noemer bracht: Sola fide, sola gratia: alleen door het geloof, alleen uit genade. Zoals een reformatorisch belijdenisgeschrift als de Heidelbergse Catechismus het belijdt, in zondag 23 en 24  – ‘Waardoor zijt gij rechtvaardig voor God?’ (m.a.w. hoe sta je recht tegenover God?) ‘Alleen door een echt geloof in Jezus Christus…. God schenkt mij, zonder enige verdienste van mijn kant, louter uit genade, de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus… Alleen door deze weldaad met een gelovig hart aan te nemen, ben ik rechtvaardig voor God…’ ‘En waarom kunnen onze goede werken niet onze gerechtigheid voor God of een deel ervan zijn? Omdat de gerechtigheid, die voor Gods gericht bestaan kan, geheel volmaakt moet zijn… en zelfs onze beste werken in dit leven zijn allemaal onvolmaakt en met zonden bevlekt.’
Iemand als Luther was hier zo van doordrongen – van dat sola fide en dat sola gratia – dat hij die Jakobusbrief, die juist zo hamert op de werken, dat hij die brief een ‘strooien brief’ vond. Hij zei zelfs: ‘ik zal met Japie de kachel aanmaken’. En met ‘Japie’ bedoelde hij Jakobus, althans zijn brief…

Toch ben ik blij dat ook de Jakobusbrief in de Bijbel terechtgekomen is. Het is allesbehalve een ‘strooien brief’. Integendeel: hij heeft juist heel veel body! Bovendien is het ook een valse tegenstelling die hier gecreëerd wordt. Paulus en Jakobus bijten elkaar niet. Ze leggen alleen verschillende accenten en dat heeft te maken met de verschillende fronten waartegen ze streden. Paulus streed tegen het front van hen die een soort scheiding aanbrachten tussen echte christenen en halve. Echte christenen hielden zich aan de wet, aan alle Joodse gebruiken, zoals besnijdenis en spijswetten. Alleen als je dat deed, was je rechtvaardig voor God, vonden ze. Je moest het dus eigenlijk zelf bewerken. ‘Nee!’, hamert Paulus, ‘alleen je geloof in de Here Jezus Christus, je vertrouwen op Hem, dat Hij alles volbracht heeft, dat redt je.’ Daarin zijn we ook allemaal gelijk: ieder is volstrekt afhankelijk van die genade van God.
Jakobus daarentegen streed tegen het front van mensen die zeiden: ‘Het gaat om je geloof. Als het maar klopt wat je gelooft, in Wie je gelooft. Je daden zijn vers 2. Of zoals Jakobus iemand sprekend invoert in vers 18: ‘De één gelooft, de ander doet.’ Alsof dat om het even is! Alsof dat een keuze is! Alsof geloof en daden los van elkaar verkrijgbaar zijn! Nee, geloof en werken horen bij elkaar, zoals een boom en de vruchten. Zonder vrucht is zo’n boom nutteloos, wordt-ie omgehakt, zei Johannes de Doper al. Maar diezelfde lijn kent Paulus ook. Al zijn brieven lopen uit op vermaningen, waarin het juist om de levensstijl gaat, om het leven door de Geest, hoe het geloof geconcretiseerd wordt.
Kortom: ze bijten elkaar helemaal niet. Allebei hebben we ze nodig voor ons geloof, in de verkondiging, in ons getuigenis naar buiten. Willem Barnard maakte eens een mooie vergelijking: ‘We moeten er niet over twisten, wie er gelijk heeft, Jakobus ‘of’ Paulus! Er zou dan evengoed over getwist kunnen worden, waarin God zijn kinderen voorging, in de Wolk ‘of’ in het Vuur. Het lied zegt: ‘Hij gaat ons voor in wolk én vuur.’ Zo zeg ik vandaag ook: Hij gaat ons voor in Jakobus en Paulus.’ En zo is het!

Let trouwens op dat ook bij Jakobus het geloof voorop staat. Hij zegt niet dat de werken met het geloof samenwerken, maar dat het geloof met zijn werken samenwerkt. Het geloof gaat voorop en heeft de leiding. Ook bij Abraham. Hij vertrouwde op God – dat is de basis: het vertrouwen, de relatie met de Here – maar zijn geloof werd vervolmaakt door zijn daden. Geloof zonder daden is niet af. Diezelfde Barnard zegt het beeldend: ‘Geloof zonder werken is als een lichaam zonder handen en voeten. Dat is een romp, een torso. Geloof dat geen handen en voeten heeft, is niet geloofwaardig.’ Niet geloofwaardig. Dat is eigenlijk het woord geloof niet waard. Want een geloof zonder daden is zoals gezegd een nutteloos, een dood geloof en dus géén geloof! Niet geloofwaardig!
In mijn jonge jaren (ja, ik ben tenslotte 52) had je campingevangelisatiewerk, waar veel leeftijdsgenoten en ook studiegenoten aan meededen – het bestaat trouwens nog steeds – en dat heette/dat heet ‘Dabar’. Het mooie van dat campingevangelisatiewerk was en is dat het erg gericht is op het contact met de campinggasten en dat het zowel om zondagse samenkomsten gaat als allerlei activiteiten door de week. Het geloof krijgt er dus handen en voeten. Nu zit dat eigenlijk al helemaal in die naam: Dabar. Dat is Hebreeuws en het betekent ‘woord’, maar het kan ook ‘daad’ betekenen. Dat is zo mooi aan dat ene woord, dat zowel ‘woord’ als ‘daad’ betekent, als hol en bol. Zo is het met geloven ook. Dat houdt woorden in: je toevertrouwen aan de Here Jezus, zijn geweldige reddingswerk beamen, met Hem communiceren als je bidt, als je zingt, als je getuigt van je geloof. Maar tegelijk is het ook metterdaad. Het uit zich in daden, in een levenswijze, in concreet handelen. Woord én daad, geloof dat vervolmaakt wordt door daden. Als die twee uit elkaar worden gehaald, dan is het nutteloos, werkeloos, werkt het niets uit. Dat is missionair ook zo. Hoe wij naar buiten treden. Hoe we het contact leggen met hen die niet geloven of anders geloven. Dan zal het alleen iets uitwerken als het bij elkaar blijft: woorden en daden, geloof en handelen, als de woorden niet breken op onze daden…

Jakobus maakt het zelf ook concreet in vers 15, met een soort casus: stel je voor, er is een broeder of zuster, die nauwelijks kleren heeft en elke dag te weinig eten heeft, dat je dan tegen hem of haar zegt: ‘Het ga je goed! Trek kleren aan en eet smakelijk!’, zonder dat je die ander van die eerste levensbehoeften voorziet. Dat is toch waanzin! Dat is toch zinloos! Nee, hier vraagt het geloof om handen en voeten. Anders klopt er niks van!
Ik las ergens een noodkreet van een anonieme christen aan de kerk: ‘Ik had honger en u richtte een platform op om over mijn honger te discussiëren. Ik zat in de gevangenis en u kroop in een kerkbank om te bidden voor mijn vrijlating. Ik was naakt en u hield een debat over de zedelijkheid van mijn verschijning. Ik was ziek en u knielde neer en dankte God voor uw gezondheid. Ik was dakloos en u liet me alleen om te bidden. U lijkt zo heilig, zo dicht bij God. Maar ik ben nog altijd hongerig, en alleen en koud.’
Toen ik het las, schaamde ik me. Schaamde ik me over mijzelf, over hoe wij als christenen zo hypocriet kunnen zijn. Hoe woorden losgeraakt zijn van daden. Hoe we onze mond vol kunnen hebben: met de mooiste liederen, de intenste gebeden, de fijnste preken en de interessantste discussies, maar dat het niets voorstelt als er geen concrete daden zijn.

Ja, juist Paulus schrijft ergens dat we ons als ‘levend, heilig en God welgevallig offer’ in Gods dienst stellen. We hoorden het eerder in de dienst. Ons hele leven als offer voor God. Juist ook in ons doen, ons zijn voor anderen, barmhartigheid die zich uit in daden.
Dat is het leven van de dankbaarheid. Dat vind ik ook het geniale van die eerder genoemde Heidelbergse Catechismus. De Tien Geboden, die zich juist richten op onze daden, op hoe we leven voor God en onze naaste, die Tien Geboden worden daar in het derde deel behandeld, dat van de dankbaarheid. In het eerste deel gaat het over de ellende, onze ellende: dat we vanuit onszelf verloren zijn. Het tweede deel gaat over de verlossing. Hoe God ons uit die ultieme ellende verlossen wil. Door genade, door het geloof in de Here Jezus Christus, die de Verlosser is. Ja, dat mochten we vandaag ook gedenken bij brood en wijn, dat Hij zijn leven gegeven heeft, als een volkomen verzoening van al onze zonden, als een totale verlossing dus. Daar kun je toch alleen maar ontzettend dankbaar voor zijn?! Je hele leven lang, ja: tot in eeuwigheid. En hoe uit die dankbaarheid zich? In onze lofprijzing, in ons gebed, ons lied en ons belijden, maar ook in onze levensstijl, metterdaad, waarin Gods geboden ons de weg wijzen. De geboden die hun vervulling vinden in de liefde, voor God en voor de ander.

Als die dankbaarheid, die levensstijl, die werken er niet zijn, dan is ons geloof nutteloos, werkeloos, zinloos. Maar komt die dankbaarheid eruit, blijkt deze in hoe we er zijn voor anderen, hoe we Gods naam hoog willen houden, hoe we ons leven als offer in zijn dienst stellen, dan heeft ons geloof zin, dan werkt het wat uit, dan heeft het ook praktisch nut.
Dankzij Hem, die ons rechtvaardigt, die ons zijn genade bewijst. Die werking staan we toch niet in de weg?! Laten we daarom bidden – en bidden betekent de handen vouwen om ze daarna uit de mouwen te kunnen steken. Het is een Franciscaans gebed:

Heer, geef mij een onrustig gevoel…
over gemakkelijke antwoorden, halve waarheden en oppervlakkige relaties
zodat ik op zoek ga naar de echte waarheid en liefheb met heel mijn hart.

Heer, geef me kwaadheid…
over onrecht, onderdrukking en uitbuiting,
zodat ik me steeds inzet voor gerechtigheid, vrijheid en vrede onder de mensen.

Heer, geef mij tranen…
om te huilen met hen die pijn lijden, afgewezen worden, wegkwijnen of alles verloren hebben, zodat ik mag omarmen en troosten en pijn kan veranderen in vreugde.

Heer, maak me zo dwaas…
dat ik geloof dat ik écht een verschil kan maken in deze wereld,
zodat ik, met Uw genade, doe waarvan anderen zeggen dat het onmogelijk is. Amen

Amen

meditatief orgelspel 

collectemoment

zingen                 Gezang 360:3

gebed van Franciscus van Assisi         

slotlied          Evangelische Liedbundel 270

zegen

orgelspel