aanvangslied          Psalm 118:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Christus is het die ​apostelen​ heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, ​herders​ en leraren, om de ​heiligen​ toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van ​Christus​ opgebouwd, totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de ​Zoon van God​ een eenheid vormen.’  (Efeziërs 4:11-13a)

zingen           Gezang 303:1,2,5

lezing van het gebod des Heren  uit Micha 6

zingen  (met combo)         Evangelische Liedbundel 298

gebed

kindermoment

Jawel, ik heb weer iets meegenomen. Weten jullie wat het is? Een Chanoekah-kandelaar. Een acht-armige kandelaar, met nog eentje extra deze. Die kun je er af halen. Kijk zo, en daarmee steek je dan de andere acht lichtjes aan. Het hoort bij het Joodse Chanoekahfeest. Dat duurt acht dagen. En elke dag wordt er een lichtje aangestoken. De eerste dag één, de tweede dag twee lichtjes, enzovoort, tot op de laatste dag van feest alle acht lichtjes branden. Nogmaals: die worden dus aangestoken met dit lichtje. Weet je hoe deze heet? De Sjammasj, dat is Hebreeuws en dat betekent: de dienaar.
Waarom vertel ik dit? Vandaag gaat het in de kerk speciaal om deze mensen hier vooraan. Weten jullie wie dat zijn? Wat ze doen? Het zijn de mensen van de kerkenraad. Dat zijn eigenlijk ook allemaal dienaars, net als dit lampje. Ze zijn geroepen om te zorgen dat het licht in de gemeente blijft branden, niet alleen het licht hier aan de lampen, maar vooral het licht van Gods liefde. Daar zijn de ouderlingen voor. Zij zoeken mensen thuis op. Maar ook de diakenen: zij halen geld op en zorgen dat arme mensen geholpen worden. En de kerkrentmeesters halen ook geld op en zorgen dat de kerk er goed uit ziet, dat de dominee betaald wordt, dat er veel in de kerk gebeuren kan.
Maar met elkaar dus bedoeld om ons te dienen, om te zorgen dat het Licht van God kan schijnen hier. Zullen wij hen daar dan ook maar mee blijven helpen? Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing             Exodus 4:27-5:9

zingen           Psalm 77:6

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters,

Het was in mijn studententijd. Verschillende studentenverenigingen hadden met elkaar een grote evangelisatieactie voorbereid. Ook onze studentenvereniging deed mee. Eén van de onderdelen was het houden van enquêtes onder medestudenten. Zo ging ik ook samen met een andere student naar een studentenhuis. We troffen daar een jongen van het corps. Hij lag nog op zijn bed – het was 14.00 uur ’s middags – maar hij was wel bereid om vanonder zijn dekbed antwoord te geven op de vragen. Ondanks deze bizarre omstandigheden werd het een boeiend en ook heel eerlijk gesprek, waar die enquête een prima aanleiding voor was. Hij was ook oprecht geïnteresseerd in ons geloof en stelde soms moeilijke tegenvragen. Ik merkte hoe fijn het was dat we met z’n tweeën waren. Allereerst gaf het een gevoel van veiligheid. Met z’n tweeën stap je immers makkelijker zo’n studentenhuis binnen dan in je eentje. Maar het was vooral fijn om elkaar aan te vullen in dat gesprek, om samen iets van het Evangelie met die jongen te delen.

Mozes ziet er nog veel meer tegenop om in zijn eentje naar Egypte te gaan, naar het hof van de farao, met Gods bevel om Zijn volk te laten gaan. Mozes heeft het expliciet tegen God gezegd, toen Deze hem riep: ‘Ik ben geen spreker. Ik kom zo moeilijk uit mijn woorden. Toen had God gezegd: ‘Je broer Aäron is al onderweg. Hij zal voor jou spreken.’ Intussen had God Aäron geroepen: ‘Ga de woestijn in, Mozes tegemoet.’ Alleen dit: Ga de woestijn in, Mozes tegemoet. Geen verdere plaatsbepaling. En toch vindt Aäron Mozes. Wonderlijk eigenlijk. Wonderlijk hoe de Here God mensen kan leiden. Verschillenden van jullie vertelden daar ook over, hoe je tot het ambt geroepen werd, hoe je benaderd werd, hoe dingen samenvielen: werk dat precies nu stopt en je echt iets voor God en de kerk wilde doen, of opnieuw wilde doen, en dat toen die vraag kwam, hoe een Bijbeltekst in je naar boven kwam, hoe een preek je raakte, en je zo antwoord kreeg op je onzekerheid en vragen. Wonderlijk. Ja, als je er oog voor krijgt, kan Gods leiding heel merkbaar zijn!

Aäron vindt Mozes. Dat zal wat geweest zijn. ‘Spoorloos’ zou er een mooie uitzending van gemaakt kunnen hebben! Broers, die elkaar bijna 80 jaar niet meer gezien hebben, ontmoeten elkaar!  Dat zal een emotionele ontmoeting geweest zijn!
Opvallend is dat de Bijbel hier eigenlijk weinig aandacht voor heeft. Er staat alleen dat Aäron Mozes kuste. Dat was, en is nog steeds, in het oosten een teken van begroeting. Meer niet. En verder vermeldt ons Bijbelgedeelte niets over hun emoties, over wat ze allemaal aan herinneringen ophaalden. Waar wel aandacht voor is, is de locatie waar de ontmoeting plaatsvindt: de berg van God, oftewel de Sinaï. De berg waar God Mozes geroepen had bij die brandende braamstruik. Daar waar God zich aan hem geopenbaard had als de God met die geweldige naam: JHWH, Ik ben die Ik ben, Ik ben erbij. De berg Sinaï, daar zal de HERE zich ook later aan het volk Israël openbaren en zijn geboden geven. Veelzeggend, dat juist hier, bij deze berg, Mozes en Aäron elkaar ontmoeten. Zo staat hun ontmoeting helemaal in het teken van Gods roeping, van Zijn betrokkenheid, van Zijn nabijheid en werkzaamheid. Mozes en Aäron zullen daar deel van uit mogen maken. Geweldig!

Broeders en zusters, tijdens het voorbereidingsgesprek hadden we het ook over roeping. N.a.v. de vragen die straks gesteld gaan worden. Die beginnen met: ‘Geloof je dat je in je verkiezing door deze gemeente door God zelf tot deze dienst bent geroepen?’ Achter en in de keuze van de gemeente voor jou zit de roeping van God zelf! En dat is zo wezenlijk! Iemand van jullie zei: ‘Nu we het er zo over hebben, krijg ik gewoon kippenvel!’ Roeping als de dragende grond van je ambt. Dan zal de uitoefening van dat ambt misschien niet altijd makkelijk zijn, maar als Hij mij zelf geroepen heeft, zal Hij toch ook met me meegaan!’ Die roeping is echt de motor om je ambt te kunnen vervullen. Dat je weet, dat je mag geloven, dat God zelf je geroepen heeft, dat Hij je inschakelt in Zijn grote werk in de gemeente, in deze wereld, voor zijn schepping.
Om dat elke keer weer te ontdekken, hoe de Here God je inschakelt en dat je het door Hem mag doen, moet je dus wel net als Mozes en Aäron op die plek zijn waar God zich bekendmaakt: de plek waar de Bijbel opengaat, de plek waar God spreekt, hier in Zijn huis, maar ook in je eigen binnenkamer zeg maar. Om als zo’n sjammasj, zo’n dienaar dat licht te verspreiden, moet je wel in contact staan met de Lichtbron zelf! Dus zelf dat contact met God onderhouden, in je gebed, in het lezen van Zijn woord. Iedere gelovige, binnen en buiten het ambt, heeft dat trouwens nodig, om staande te kunnen blijven, om gaande te blijven op Gods weg, om getuige van Zijn liefde te zijn.

Daar bij die berg vertelt Mozes aan Aäron wat de HERE hem heeft opgedragen, zodat Aäron precies weet wat hij zeggen en doen moet. En zo gaan ze samen naar Egypte. Samen. Gebroederlijk. Mozes de geroepen leider, maar wel met de nodige aarzelingen en Aäron die hem steunen zal, zijn spreekbuis zal zijn. En later zullen ze ook samen het volk leiden door de woestijn. Mozes, de profeet, die van God de woorden hoort en doorgeeft aan het volk en Aäron de priester, de hogepriester, die het volk zal vertegenwoordigen in het heiligdom. Samen, met z’n tweeën in de dienst van God, in de dienst aan het volk.
Ik dacht: waar kom ik dat meer tegen? Ook in het Nieuwe Testament. We lezen daar dat Jezus zijn discipelen uitzendt, twee aan twee. Weer dat getweeën. Niet ieder voor zich, maar samen. Ik las ergens: ‘Twee kunnen samen als getuigen optreden. Zij spreken (anders dan hun Heer) niet uit zichzelf en op eigen gezag, maar samen en op gezag van hun zender.’ Ja, samen kun je als getuigen optreden. Je bent ook niet meer dan een getuige, iemand die het zelf ook maar gehoord en ontdekt heef t, die dat licht zelf ook maar ontvangen heeft, en dat mag je doorgeven, aan ieder die God op je weg brengt. En juist daarin kun je elkaar aanvullen. Neem die discipelen. Ieder was weer anders: Petrus, haantje de voorste, vurig en assertief én Johannes, bescheiden, zachtmoedig. Matteüs de ex-tollenaar en Simon de Zeloot, de ex-vrijheidsstrijder. Enzovoort, enzovoort. Zo verschillend, maar tegelijk ook zo complementair. Het komt tot uiting in die tweetallen. Zoals ook later Paulus nooit alleen op zendingsreis ging, maar altijd iemand bij zich had: Barnabas, Silas.

Getweeën, ik moet ook denken aan de ouderling en de diaken. ‘Samen’, zoals het bevestigingsformulier zegt, ‘de gelovigen toerusten tot getuigenis en dienst in de wereld en tot opbouw van het lichaam van Christus’. Samen mensen dienen, binnen en buiten de kerk, geestelijk en materieel.
En binnen de ouderlingen is er ook weer een tweevoud: de ouderling en de ouderling-kerkrentmeester. Samen de gemeente en haar Heer dienen, omzien naar elkaar, maar ook mogelijkheden hebben om dat vorm te kunnen geven.
Ik zie nog een tweetal: ambt en gemeente. Het ambt is er voor de gemeente. Deze mensen zitten hier niet voor zichzelf. Ze zitten hier niet voor hun eergevoel of voor een stuk machtsuitoefening. Nee, gemeente, ze zitten hier voor u. Ze gaan voor u. Om ons bij de les te houden. Om ons te leren wat het is om te dienen: om er voor elkaar en anderen te zijn. Samen mogen we het doen. Dus als ze ons benaderen voor een stuk participatie, voor meedoen, voor een bijdrage, voor een mooi doel, dan laten we ze toch niet zitten? Ze zijn uit ons midden geroepen, juist om ons te dienen. In hen komt de Here Jezus zelf naar ons toe, met Zijn woord, met Zijn aandacht, met Zijn hulp, met Zijn vragen. En die ambtsdragers kunnen omgekeerd ook niet zonder de gemeente: niet zonder haar gebed, niet zonder hun middelen om hulp te geven waar nodig is, om de voorwaarden te scheppen om gemeente te zijn.
Dus samen. Net als Mozes en Aäron. Samen in de kerkenraad. Samen als ambten. Samen als ambtsdragers en gemeente. Want pas samen staan we sterk. Samen als jong en oud ook. Samen als mannen en vrouwen. Samen als denkers en doeners. Als bidders en werkers. Als vast gelovend en vragen durven stellend. Als meer op de voorgrond of juist in alle stilte je weg gaand in de gemeente. We kunnen niet zonder elkaar, gemeente. Samen geroepen om te dienen. Samen gezonden om tot een zegen te zijn.

Terug naar Mozes en Aäron. Op hun boodschap wordt verschillend gereageerd: de Israëlieten zijn in eerste instantie sceptisch. Dat is ook niet zo vreemd: intussen duurt de onderdrukking in Egypte al meer dan 100 jaar en er is niets in veranderd: integendeel. En van die God waar Aäron heeft over heeft, hebben ze al helemaal weinig meer vernomen. Maar als Aäron de tekenen laat zien, hoe die staf in een slang verandert en weer terug in een staf, hoe Mozes’ hand melaats en weer gezond wordt, en hoe het water van de Nijl op het droge in bloed verandert, draaien ze als een blad aan de boom om: ze laten hun scepsis varen en knielen in aanbidding neer voor deze God die die wonderen laat gebeuren.
De reactie van farao op de boodschap van Mozes en Aäron is totaal anders: hij wil van deze God niets weten. Hij kent Hem niet en wil Hem ook niet kennen. Laat staan dat hij zich iets aantrekt van Zijn bevel: om zijn volk te laten gaan om feest te vieren, te offeren in de woestijn. ‘Feestvieren, offeren? Die Israëlieten zijn blijkbaar lui, ik zal ze nog harder laten werken.’

Ja, verschillende reacties, die kun je als ambtsdrager ook krijgen. Een huisbezoek waar je schoorvoetend heengaat – wat moet je zeggen in die omstandigheden, bij zulke mensen? – je bidt om wijsheid, om geduld en liefde. En dan het bezoek: eigenlijk valt het zo mee. Wat zeg ik: er is openheid. Mensen vertellen hun verhaal, hun worstelingen, maar ook hun verwachtingen van God en samen mag je aan Zijn voeten terechtkomen. Of een vergadering waar je tegenop ziet, de meningen lijken zo verdeeld: welke weg moeten we gaan? Wat is goed? Wat is wijs? En in plaats van de stellingen direct te betrekken, wordt er geluisterd, durven mensen eerlijk hun aarzelingen, hun zoektocht te vertellen. Zeg maar iets van dat feestelijke, waar Mozes en Aäron over vertellen. Daar gaat het immers de Here God om: het leven geen catastrofe, maar een feest. Niet langer slaaf zijn (van wie of wat dan ook), maar vrij. Heerlijk als je dat met elkaar ontdekken mag. Als je die vrijheid vindt, als je dat feest viert. Als mensen door die boodschap aangestoken worden.
Maar reacties kunnen ook anders zijn. Een huisbezoek waarvan je dacht: ‘Dit gaan we even doen’, daar komt toch een hoop over je heen, waar je helemaal  ondersteboven van raakt en denkt: ‘Wat moet ik hiermee?’ Je staat met een mond vol tanden. Het liefst deed je net als Frodo uit Lord of the Rings een ring om je vinger om je onzichtbaar te maken…
Of in de kerkenraad en ook in de gemeente dreigt tweespalt. Mensen komen tegenover elkaar te staan, begrijpen elkaar niet, lijken elkaar ook niet te willen begrijpen. Er klinken harde woorden. Er zijn verwijtende blikken. Hete hoofden, koude harten. Hier kun je aan lijden, ook als ambtsdrager kan ik je zeggen. Dan is er niets feestelijks aan de kerk.
En ook als christen, in je alledaagse leven, kun je van die reacties krijgen, die zo hard aankomen. Reacties, in de lijn van die van farao. ‘God zeg je… Welke God dan? Die van de christenen, of van de moslims? Of van de Hindoes? Of heb je nog een ander in de aanbieding? God, geloof, dat heeft toch alleen maar ellende gebracht?! Oorlogen, geweld, misbruik, verdeeldheid…. O, je bedoelt die God uit de Bijbel. Nou, daar heb ik nog nooit iets van gemerkt. Ik heb er gewoon geen antenne voor. Dus val me er niet mee lastig.’
Ja, wat moet je dan zeggen? Zakt dan niet alleen de moed je in de schoenen, maar ook je geloof?
Is het in dit verband ook niet ontzettend belangrijk om elkaar op te zoeken? Om elkaar te ontmoeten zoals Mozes en Aäron. Om elkaar te bemoedigen. Om elkaar aan te sporen. Om met elkaar weer bij die berg Gods te zijn zeg maar. Die plekken waar we Hem ontmoeten. In zijn huis. In de gemeente. Op kringen en groeigroepen. In vergaderingen en bezoeken. Samen bidden. Samen luisteren naar Gods stem. Samen weer terugvallen op Zijn roeping, op Zijn leiding. Hij laat niet los, wat zijn handen begonnen zijn. Elke kerkdienst horen we dat, direct aan het begin: om het ons op het hart te drukken: Met Hem, door Hem kunnen we dan weer verder. Persoonlijk en samen. Ja, je staat er echt niet alleen voor. Kijk om je heen. Broeders. Zusters. Als een Aäron. Als een Mozes. Als een medediscipel. Als een reisgenoot. Als een medegetuige. Of zoals Inge Lievaart het dicht:

Niet jij alleen
niet die ander alleen
of ik
mocht Gods roepen verstaan
ontdekken dat Hij van ons houdt

niet jij alleen
niet die ander alleen
vond zich opgestaan
en beschaamd en verbaasd
teruggekeerd
op weg naar de Vader gegaan

voor ik verstond
had een ander verstaan
en verteld hoe die Stem hem vond
voor jij ontstond
was de kerk ontstaan
op het roepen van Gods mond
we horen bijeen
en ook jij op jouw beurt
geef je het door
het geheim van Gods blijvend verbond?

Amen

zingen           Gezang 426:1,5

afscheid van 9 ambtsdragers    Willy de Jong-Langhout, Idelette van Maaren-Vossestein, Gert v.d. Brink, Christian Visser, Marco de Groot, Henk den Boer, Henk van Vliet, Martijn Jacobs en Paul Hilgers

herbevestiging en bevestiging ambtsdragers        

lezen formulier en stellen van de vragen

zingen (met combo)         Evangelische Liedbundel 261:1

zegening en bevestigingsteksten

Rudy Hallema  (als diaken (cluster Vluchtelingen))
‘De HEER heeft de rechtvaardigen lief, de HEER beschermt de vreemdelingen.’ (Psalm 146:8b,9a)

Rien Trouborst (als ouderling (Vorming en Toerusting))
‘Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven, zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust.’ (2 Timoteüs 3:16,17)

Mirjam van den Berg-van der Wolf  (als diaken (cluster Rijkdom en Armoede))
‘Rijken en armen ontmoeten elkander; hun aller Maker is de Here.’ (Spreuken 22:2 NBG-vertaling)

Marja van den Brink  (als diaken (cluster Duurzaamheid))
‘Hoe talrijk zijn uw werken, HEER. Alles hebt u met wijsheid gemaakt, vol van uw schepselen is de aarde.’ (Psalm 104:24)

Harm Voorberg (als diaken)
‘Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen.’ (1 Thessalonicenzen 5:24 NBG-vertaling)

Wim Becker (als ouderling)
‘Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd ​uitgekozen​ om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke ​tempel.’ (1 Petrus 2:4,5a)

Tom de Groot (als ouderling (jeugdouderling))
‘(Jezus) zei: ‘Weid mijn lammeren.’’ (Johannes 21:15b)

Annelous Hage-de Gier (als ouderling (scriba))
‘U bent zelf een brief van ​Christus (…), niet met ​inkt​ geschreven maar met de Geest van de levende God, niet in stenen platen gegrift maar in het ​hart​ van mensen. Dit vertrouwen kunnen wij dankzij ​Christus​ tegenover God uitspreken.’ (2 Korintiërs 3:3,4)

Ferry Koole (als ouderling (jeugdouderling)
‘Span je in om voor God te staan als iemand die betrouwbaar is.’ (2 Timoteüs 2:15a)

Jan Willem de Ridder (als ouderling)
‘Maar u moet uw leven bouwen op het fundament van uw zeer ​heilige​ geloof. Laat u bij het ​bidden​ leiden door de ​heilige​ Geest, houd vast aan Gods ​liefde, en zie uit naar de ​barmhartigheid​ van onze ​Heer​ ​Jezus​ ​Christus, die u het eeuwige leven zal schenken.’ (Judas 20,21)

Corrie de Ridder-Stek (als ouderling)
‘Wij verwachten vol verlangen de HEER, hij is onze hulp en ons ​schild.
Ja, om hem is ons ​hart​ verblijd, op zijn ​heilige​ naam​ vertrouwen wij.’ (Psalm 33:20)

Caroline van der Schoot-van der Vliet (als ouderling)
‘Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft.’ (Filippenzen 4:13 NBG-vertalign)

Jan de Graaf (als ouderling-kerkrentmeester)
‘Dient de ander, naar de genadegave die u ontvangen heeft, als een goede rentmeester over de velerlei genade van God. (1 Pet. 4:10)

zingen (met combo) staande Evangelische Liedbundel 501

vraag aan gemeente

toespraak door Klaas Visser, voorzitter van de kerkenraad

dankgebed  en voorbeden

inzameling van de gaven

slotlied   Gezang 400:12

zegen