aanvangslied          Psalm 113:1

stil gebed 

votum en groet

openingstekst         ‘Vanuit Jezus Christus groeit het hele gebouw, steen voor steen, uit tot een tempel die gewijd is aan Hem, de Heer, in wie ook u samen opgebouwd wordt tot een plaats waar God woont door Zijn Geest.’ (Efeze 2:21,22)

zingen           Gezang 320:1,4

gebed

kindermoment

Wat heb ik nou weer meegenomen? Een bord, een vork en een mes. Ik hoef jullie niet uit te leggen waar je die voor nodig hebt, toch? Ik heb ook een houtje. Zou dat smaken? Nee, niet echt.
Kennen jullie het spreekwoord ‘Op een houtje bijten’? Wat betekent dat? Inderfdaad, dat je honger hebt, omdat er niets te eten is.
Nou dat geldt gelukkig niet voor het komende komende weekend, zaterdag en zondag. Dan is het Startweekend. En weet je wat het thema is? ‘Aan tafel’. Nou, dat gaan we dan ook. En gelukkig hoeven we dan niet op een houtje te bijten. Er komen hier dan twee foodtrucks aangereden. Dat zijn vrachtwagentjes waar ze eten in maken. Van die goudgele rakkers bijvoorbeeld, die beginnen met de letter p… Heb je een idee? Precies: patat. Wie lust dat nou niet?!
Maar er wordt niet alleen gegeten aan tafel. Ook geknutseld. Maar houd je meer van bewegen, dan is er een springkussen. En in een gymzaal paaltjesvoetbal of andere spellen. En ’s avonds om 19.00 uur komt hier in de kerk Elise Mannah zingen. Met echt hele mooie en goede liedjes voor kinderen en grote mensen. Ze is ook nog eens heel grappig en serieus tegelijk.
Op zondagmorgen, dus volgende week zondag, is er de startdienst. Dat wordt ook heel mooi. En daarna is er taart. Allemaal verschillende taarten van mensen die meedoen met de bakwedstrijd ‘Heel de Pauluskerk bakt’. Met een echte jury, nee niet Jannie en Robèrt, maar Pauluskerkers, die wel veel verstand hebben van taarten en ander lekker eten. Misschien kunnen jullie thuis ook wel meedoen met die wedstrijd.
Ik hoop dat jij en u erbij bent, want het wordt een prachtig startweekend, en met u en jij erbij, wordt het nog mooier. Nu gaan jullie naar de kindernevendienst. En straks zien we jullie weer terug, want dan worden twee mensen bevestigd, waaronder een nieuwe jeugdouderling, die er speciaal voor jullie is. Dat wil je toch ook niet missen! Goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing            Efeze 4:1-16

geloofsbelijdenis    gezongen

verkondiging     aan de hand van Efeze 4:7-16. Thema: Gefeliciteerd!

Gemeente van Jezus, Willemijn en Wim,

Van harte gefeliciteerd!
‘Eh dominee, ben je daar niet een beetje vroeg mee? Die ambtsdragers moeten nog bevestigd worden. Het feliciteren is ook pas straks, na de dienst.’
Nee, dat bedoel ik niet. Ook u van harte gefeliciteerd, gemeente!
‘Je bedoelt dat er twee nieuwe ambtsdragers zijn, een jeugdouderling en een ouderling-kerkrentmeester, en dat je ons als gemeente daarmee feliciteert? Dank je! En zelf natuurlijk ook van harte gefeliciteerd daarmee!’
Dank u. Dat zeker ook, maar nog één keer: Ú en jij van harte gefeliciteerd! Jullie allemaal! Omdat je een cadeau gekregen hebt, een hemels geschenk: ‘aan ieder van ons is genade geschonken’ zegt vers 7 van ons tekstgedeelte. Daarom van harte gefeliciteerd.

Het betreft de gaven van de Geest. Mooi hoe die hier genoemd worden: als genade. Ergens las ik een mooie typering van de genade: ‘Genade is de onverdiende mogelijkheid die God ons geeft.’ Of dat nu om vergeving, genezing of bevrijding gaat –  al die uitwerkingen van Gods genade – het is een onverdiende mogelijkheid, die God geeft én waarmaakt.
Dat geldt dus ook voor de gaven van de Geest. En die mogelijkheden zijn niet karig: ‘Aan ieder van ons is genade geschonken.’ Iedere gelovige ontvangt één of meerdere gaven. Niemand wordt overgeslagen. Tegelijk zit er ook variatie in, want gaat vers 7 verder: ‘aan ieder van ons is genade geschonken, naar de maat waarmee Christus geeft.’ Jezus schenkt die gaven. Hij bepaalt wat Hij een ieder geeft. De één ontvangt bijvoorbeeld de gave van het leidinggeven. De ander om met zijn handen te dienen. Weer een ander heeft de gave van wijsheid gekregen, om in moeilijke en complexe situaties inzicht te bieden en een weg te wijzen. En weer een ander ontving de gave om te zorgen en barmhartigheid te bewijzen. Enzovoort, enzovoort. Iedereen die zijn hart verloren heeft aan Jezus, die in Hem gelooft als zijn Heer en Verlosser, die heeft een gave gekregen.

We lezen vanmorgen uit de Efezebrief. Deze brief van Paulus wordt ook weleens de ‘Kerkbrief’ genoemd. Paulus raakt over de kerk niet uitgeschreven. In het eerste deel van de brief gaat het over de geestelijke zegeningen die de Here Jezus ons in de kerk wil geven en wat het geheim van haar oorsprong en bedoeling is. Vanaf hoofdstuk 4 wordt het dan allemaal meer toegepast, praktischer als ik het zo zeggen mag. Dan gaat het vooral over de opbouw van de gemeente.
En nu is het bijzondere dat Paulus dan niet begint over de dominees en de ambtsdragers zeg maar. Nee, hij begint met de leden van de gemeente, met u en jou. Met de genade, met die gaven van de Geest die Hij aan ons allemaal gegeven heeft.

‘Dat is mooi, dominee. Fijn dat je ons daar ook mee feliciteert. Maar ik voel me daar eigenlijk helemaal niet in aangesproken. Ik heb eigenlijk niet het idee dat ik zo begaafd ben. Wat stel ik nu voor? Zeker als ik me vergelijk met anderen, met die ambtsdragers, met actieve gemeenteleden, met mensen aan de frontlinie zeg maar.’

Toch – en ik zeg het nog een keer – de Geest is niet spaarzaam, Hij beperkt zich niet tot een bepaalde club in de gemeente. Ieder van ons is die genade geschonken. Ieder die niet zonder Jezus kan. Dus ook u en jij. Heb je al ontdekt welke gave Hij jou gegeven heeft?
Het is belangrijk om die gave te ontdekken, want die gaven zijn niet een soort extraatje, als slagroom op de taart of zo. Nee, ze zijn essentieel bij de opbouw van de gemeente. Het gaat er om dat die gaven ontplooid worden, besteed worden voor de opbouw van de gemeente, voor de dienst aan God en aan de ander.

En juist daarvoor zijn de ambtsdragers aangesteld. Daarover gaat het in vers 11, met die apostelen, profeten, evangelisten en herders en leraars. Tussen twee haakjes: we herkennen daar niet direct alle ambten in, die wij vandaag de dag kennen. Maar in het Nieuwe Testament is er ook een bepaalde ontwikkeling en hier in de Efezebrief staan we nog behoorlijk aan het begin. Aan de andere kant: juist in onze tijd zou de profeet en de evangelist wel eens nieuwe aandacht mogen krijgen. Dat krijgen ze gelukkig ook, denk eens aan de boeiende en urgente podcast (en boek) van Kees van Ekris over ‘Moderne profeten’. En denk ook aan de terechte aandacht in onze landelijke kerk voor missionaire werkers en predikanten.
Maar goed, hoe dan ook: het betreft allemaal mensen in de kerk met een bijzondere taak, een bijzondere dienst, aangesteld door Christus: ‘Híj is het die apostelen heeft aangesteld, enz.’ Letterlijk staat er trouwens dat Hij ze gegeven heeft. Ze zijn dus een cadeau, een geschenk van de Here Jezus, aan de gemeente, aan ons. Zo mag u Willemijn en Wim vanmorgen ook ontvangen, gemeente: als een gave van de Here Jezus aan u, aan ons.
Met andere woorden: ten diepste komt het ambt niet uit de gemeente op. Zo van: ‘Zo, ga jij maar eens een tijdje in die bank zitten, in de kerkenraad. Het werd weleens tijd ook…’ Nee, het ambt komt ten diepste niet uit de gemeente op, maar komt van de andere kant, van Christus. Hij heeft hen ook geroepen. Daar hadden we het ook over tijdens die voorbereidingsavond, weet je nog? En ik vond het ontroerend om te horen hoe jullie allebei, hoe verschillend ook, die roeping gemerkt hadden, die ‘hand van Jezus op m’n schouder’, zoals één van jullie zo ontroerend zei, en daar gehoor aan gaven. Kijk, als je je niet door God zelf geroepen weet, wordt het in feite alleen mensenwerk en houd je het ook niet vol. ‘Dat is kansloos’, zei zelfs één van jullie.
Het betekent voor ons als gemeente dat het ambt ons gegeven wordt door de Here Jezus, dat het van Zijn kant komt, en dus ook iets van een tegenover heeft.

‘Wat krijgen we nu? Dit doet me toch wel heel erg aan een soort hiërarchie denken. De ambtsdragers die boven ons staan. Die zich dan ook zo gaan gedragen natuurlijk, want zij geven toch leiding, zij nemen besluiten, zij gaan over het beleid. En wij hebben maar een beetje te knikken of nee te schudden, maar dat heeft ook  geen zin, want ze doen maar…’
Maar zo is het niet, gemeente! Het ambt staat niet boven de gemeente, en al helemaal niet buiten de gemeente, maar in de gemeente! Hoe?
Vers 12: ‘om de heiligen – dat zijn de gelovigen – toe te rusten voor het werk in Zijn (dat is Christus’) dienst.’ Dus het ambt is geen doel op zich! Het is er voor de gemeente. Om gemeenteleden toe rusten voor het werk in Jezus’ dienst. Ja, het werk. Gemeenteleden zijn dus niet werkeloos. Zo van: ‘Daar hebben we toch die ambtsdragers voor. Daar zijn ze ook voor geroepen. Om nu eens flink de kar te gaan trekken, mensen te bezoeken, het beheer te regelen, ervoor te zorgen dat we er qua gebouwen warmpjes bij zitten, diaconaal goed aan de weg te timmeren. Succes ermee!’
Nee, professor Versteeg zegt het ergens uiterst kernachtig, helemaal aansluitend bij dat twaalfde vers: ‘Ambtsdragers zijn er niet om de taak van de gemeente over te nemen, maar aan te geven.’ Dus u kunt nog wat van deze mensen verwachten!
En waar begon Paulus ook alweer mee, als het over de opbouw van de gemeente gaat? Niet met de ambtsdragers, niet met de dominees, maar met de gelovigen, die ieder een gave ontvangen hebben. Maar dat moet geen los zand blijven, waarbij ieder een beetje voor zichzelf bezig is, of helemaal niet bezig is. Nee, de ambtsdragers zijn er nu juist voor om die gaven te stimuleren en aan te sporen om die gaven in te zetten, voor de opbouw van de gemeente, voor de dienst aan God en de naaste.

Bijvoorbeeld een ouderling komt op bezoek en dan gaat het er ook over hoe u omziet naar anderen, in de gemeente en daarbuiten.
De jeugdouderlingen zoeken vrijwilligers die meedoen in het jeugdwerk, in de belangrijke aandacht voor onze kinderen en jongeren. Dat we ook voor hen een warme gemeente zijn, waar ze thuis zijn, die hen helpt om te geloven en te blijven geloven.
De diakenen willen graag meer diaconaal besef in de gemeente, ook dichtbij. Hoe kunnen we bijvoorbeeld in een tijd waarin stille armoede regelmatig voorkomt, mensen ter dienste zijn? Ze zijn er bij gebaat als u daar oog en hart voor heeft,  daarin wil meedenken en meedoen.
De kerkrentmeesters zoeken mensen die mee kunnen doen in het onderhoud, of juist in een stuk financiële kennis. En wie weet sluit dat precies aan bij uw gaven…

Zo zijn er legio voorbeelden te bedenken. Die allemaal laten zien dat ambtsdragers niet de taak van de gemeente overnemen, maar die juist aangeven. Zo mag de gemeente opgebouwd worden. En die opbouw heeft ook weer een doel, vers 13: ‘opdat wij allen samen door ons geloof en onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen.’ Dat is dus het doel van die opbouw van de gemeente: eenheid. Maar wat is die eenheid? Dat we allemaal hetzelfde denken, dezelfde ideeën hebben? Dat we dezelfde ligging hebben, zoals dat ook weleens heet? Nee, eenheid is geen eenheidsworst. Dat kan natuurlijk al helemaal niet met al die verschillende gaven. Dat geeft juist een rijke verscheidenheid. Bovendien zijn wij mensen zelf ook al verschillend qua leeftijd, karakter, interesses. En ook geloofsmatig kunnen er verschillende accenten zijn. Dat hoef ik toch ook verder niet uit te leggen in een gemeente die behoorlijk breed is. Maar toch mogen we, kunnen we, samen een eenheid vormen.
Sterker nog: die is er. Dat hoort namelijk bij de kern van kerk zijn. Daar raakt de Efezebrief ook niet over uitgesproken. Bijvoorbeeld in dat eerste gedeelte van Efeze 4 wordt Paulus er zelfs lyrisch over: ‘één lichaam, één geest, één hoop, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is.’ Het is de eenheid van de Geest, die wij zullen moeten bewaren. Dat betekent dus dat die eenheid er al is, hoe kun je hem anders bewaren?! Eenheid is dus allereerst een gave, een gave van de Geest. Ja, ook genade dus.
Tegelijk is er genoeg wat die eenheid zo kan verstoren, wat splitsend en scheidend kan werken. Dat het ‘wij en zij’ wordt. Dat we in hokjes en vakjes gaan denken, ons ook in die hokjes opsluiten. De Geest wijst een andere weg: die van de eenheid, om die te bewaren, die eenheid te vormen. Hoe? Vers 13 zegt het: ‘Door het geloof en door onze kennis van de Zoon van God.’ Dat is de kern. Dat maakt ons één. ‘U maakt ons één, U bracht ons tezamen.’

Ik moest terugdenken aan één van de indrukwekkendste dingen die ik meemaakte in mijn 25-jarig predikantschap. Het was in mijn vorige gemeente. Een verzoeningsavond. Bij het ontstaan van een nieuwe wijkgemeente, vanuit onze eigen kerk, was niet alles goed gegaan. Zacht gezegd. Nee, mensen hadden elkaar pijn gedaan, bewust of onbewust. Er was verwijdering ontstaan. We hielden daarom een verzoeningsavond. Velen kwamen. Ja, hele verschillende mensen. Met verschillende ideeën soms. Van verschillende richtingen. Maar we knielden samen, letterlijk, rond een houten kruis, waarop we onze missers, onze pijn, onze beschadigingen, die we opschreven op een papiertje, prikten. Dat kruis verwees natuurlijk naar het kruis van Christus. Daar, bij Hem, in Hem, vinden we elkaar. Daar vind je verzoening. En wat is het Engelse woord voor verzoening? Atonement. Als je dat uit elkaar haalt krijg je ‘at one ment’, oftewel tot één maken. Daar bij het kruis maakt God ons één, met Hem, en met elkaar. Daar vinden we die eenheid.
En laten we wel wezen: het zou toch juist ook in deze tijd in en in triest zijn, als we niet één zijn, als we verdeeld raken, elkaar verwijten maken, elkaar verketteren. Deze tijd waarin zovelen het geloof in Jezus weinig tot niets zegt. Dan gaan wij toch geen antireclame voor Hem maken door verdeeld te zijn?

Nee, die eenheid is nodig, naar buiten toe, maar ook naar binnen toe, want vers 13 gaat nog verder: (het is) ‘de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus.’ Jezus wil ons tot volheid brengen, ons laten groeien. Persoonlijk, tot een volwassen, weerbaar en vruchtdragend gelovige. Maar ook als gemeente. Een gemeente die groeit in geloof, hoop en liefde. Een gemeente die ook groeit naar buiten toe.

Daarin hebben ook de ambten een functie. Paulus gebruikt daarvoor in vers 16 het bekende beeld van het lichaam, dat prachtig aangeeft hoe de gemeente verscheiden is, met al die verschillende lichaamsdelen, maar ook één is: het is één lichaam. In dat lichaam zijn er ook gewrichten. Is er een heel bottenstelsel, een skelet en er zijn ook spieren. Die houden het lichaam bij elkaar. Die zorgen voor beweging en aansturing, en volgens de toenmalige opvatting transporteren die ook de voedingsstoffen door het lichaam.
Nou, zo zijn de ambten, de ambtsdragers, bedoeld: om de gemeente bij elkaar te houden. Je kunt dus nooit in de kerkenraad zitten en denken: ik ben er speciaal voor die groep, voor die kleur zeg maar, voor die mening alleen. Nee, je bent er voor de hele gemeente. Om die bij elkaar te houden. Om die eenheid te bewaren. En tegelijk ben je er ook verantwoordelijk voor dat de gemeente blijft groeien. Dat er genoeg voeding is, dat ze verbonden blijft aan het Hoofd, de Here Jezus, dat ze van Hem wil leren, zijn waarheid liefheeft, zijn genade doorgeeft, Hem navolgt en mensen van buiten met Hem in contact brengt. Dat hoef je niet alleen te doen. Dat mogen we met elkaar doen. Met elkaar in de kerkenraad, in het moderamen, in de verschillende commissies en clusters. Maar ook samen met de gemeente. Ze is immers begaafd genoeg! Onverdiende mogelijkheden genoeg! Genade genoeg!
Daarom beste ambtsdragers, daarom lieve gemeente: Van harte gefeliciteerd! Amen

zingen           Gezang 303:2,5

bevestiging ambtsdragers        Willemijn de Jong-Onderstal als jeugdouderling en Wim van der Heijden als ouderling-kerkrentmeester

lezen bevestigingsformulier

beantwoorden van de bevestigingsvragen

zingen   Psalm 134:1,2

bevestiging, knielen en handoplegging   

zingen  Evangelische Liedbundel 501 ‘Vrede van God’

vraag aan gemeente

toespraak door ouderling van dienst Annelous Hage-de Gier

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

zingen    Gezang 456:1,2

zegen

zingen (als gezongen amen)  Gezang 456:3