zingen         Psalm 24:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst       ‘Herinner allen eraan dat ze overheid en gezag moeten erkennen en gehoorzaam moeten zijn, bereid om altijd het goede te doen, dat ze van niemand mogen kwaadspreken, vredelievend en vriendelijk moeten zijn en zich tegenover iedereen zachtmoedig moeten gedragen.’ (Titus 3:1,2)

voortzetting Heilig Avondmaal
aan tafel werd gelezen 1 Johannes 5:1-4
aan tafel werd gezongen Gezang 7:4

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing Romeinen 12:1-2 en 13:1-7

zingen         Psalm 72:1,4

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

De Schrift zegt ons, dat de staat naar goddelijke beschikking de taak heeft, in de nog niet verloste wereld, waarin ook de kerk staat, naar de mate van menselijk inzicht en menselijk vermogen, onder bedreiging met en uitoefening van dwang, voor recht en vrede te zorgen.
De kerk erkent, in dankbare eerbied jegens God, de weldaad van deze zijn beschikking. Zij herinnert aan Gods Rijk, Gods gebod en gerechtigheid en daarmee aan de verantwoordelijkheid van regeerders en geregeerden. Zij vertrouwt en gehoorzaamt de kracht van het Woord, waardoor God alle dingen draagt.
Wij verwerpen de valse leer, als zou de staat, boven zijn bijzondere opdracht uit, de enige en totale ordening van het menselijk leven moeten en kunnen worden en zo ook de plaats en de taak van de kerk overnemen.
Wij verwerpen de valse leer, als zou de kerk zich, boven haar bijzondere opdracht uit, karakter, taak en waardigheid van de staat moeten en kunnen toekennen en zodoende zelf tot een orgaan van de staat worden.

Aldus de 5e stelling van de Barmer Thesen ook wel bekend als de Theologische Verklaring van Barmen. Het is een verklaring die de Bekennende Kirche in Duitsland in 1934 uitbracht. Het was de tijd waarin Hitler aan de macht was gekomen en een groot deel van de Duitse christenen het nationaalsocialisme omarmden. Een minderheid had zich georganiseerd in de zgn. Bekennende Kirche. Daarin waren Bonhoeffer en Barth de bekendste voormannen. Zij verzette zich hiertegen. En met die Barmer Thesen gaf men aan hoe het geloof in Jezus Christus beleden diende te worden, tegen de duistere machten in.
Het gaat daarin ook over de positie van de staat en van de kerk. Aan de ene kant is men positief over de staat en de overheid. Ze heeft van God zelfs een beschikking gekregen om voor recht en vrede te zorgen. Maar aan de andere kant kan ze ook haar grenzen te buiten gaan: een totale staat worden en de plaats van de kerk innemen. Die grens was dus in 1933 overtreden. Vandaar dat dit belijdenisgeschrift toen uitkwam. Belijden is immers nooit iets stoffigs, gemeente, iets van vroeger tijden dat in een relikwiedoosje bewaard moet worden, bij wijze van spreken. Nee, het is actueel. De confessie moet herijkt worden, geactualiseerd, zoals de Bekennende Kirche deed met de Barmer Thesen. En dan valt het op dat de inzet positief is, positief m.b.t. de overheid: zo is ze door God bedoeld.

Ook Paulus is in ons tekstgedeelte positief over de overheid en hij roept ook op tot een positieve houding tegenover de overheid, vers 1: ‘iedereen moet het gezag van de overheid erkennen.’ Vergeet daarbij niet dat Paulus het niet over een democratisch gekozen overheid heeft en al helemaal niet over een kabinet waarbij de coalitie ook bestaat uit twee christelijke partijen. Nee, hij schrijft dit als ene keizer Nero net aan de macht is, als hoofd van het Romeinse imperium. Over díe overheid schrijft Paulus: ‘Dit gezag is door God zelf ingesteld.’ Dat is tegelijk natuurlijk ook een grote relativering van hoe zo’n keizer zichzelf zag en door anderen gezien moest worden. Hij moest aangesproken worden met ‘kurios’, met ‘Heer’. De keizer werd vergoddelijkt. Maar het geloof kent maar één werkelijke kurios: Jezus Christus, de Opgestane Heer. En het gezag dat de keizer, dat de overheid heeft, dat heeft ze gekregen, of zoals het dus in vers 1b staat: ‘het gezag is door God ingesteld.’
Vers 4 zegt dat de overheid in dienst van God staat. Letterlijk staat er in het Grieks dat ze een ‘diakonos’ van God is, een diaken, een dienaar. En ze is er voor ons welzijn. De Barmer Thesen zeggen dat ze voor recht en vrede moet zorgen. Zonder overheid, als het ieder voor zich zou zijn, dan zou het anarchie worden, een chaos, dan wint het recht van de sterkste. Maar de overheid zal zich juist moeten inzetten voor een veilige plek voor iedereen, voor vrede, voor gerechtigheid. Dat gaat niet vanzelf. Ze draagt een zwaard. M.a.w. er zijn sancties. Ze kan straffen. Kijk, als je goed doet, heb je van haar niets te vrezen, maar als je haar wetten overtreedt, dan zal ze straffen. Het zou ook wat zijn als er geen rechtspraak was. Dan zou het hier een woestenij worden. Maar God wil juist dat de samenleving geordend is, dat het kwaad wordt ingedamd, dat er voor ieder een plek is om te leven. En daarvoor is de overheid Zijn diaken, zijn dienaar, om daar voor te zorgen. En daarom verdient de overheid ook respect, ontzag en eerbied. Want ze draagt immers gezag, ten diepste Gods gezag.

Nu roept het woord ‘gezag’ vandaag de dag niet alleen maar positieve reacties op. Integendeel, onze tijd wordt juist gekenmerkt door een gezagscrisis. Gezagsdragers krijgen niet zomaar meer ontzag van mensen. Dat valt mij ook op als ik rondkijk op de Sociale Media – Facebook bijvoorbeeld – hoe daar bijvoorbeeld over de regering, over politici of over de politie gesproken wordt: dat heeft niets met ontzag te maken. O nee, daar lusten de honden vaak geen brood van. Als het over onze overheid gaat, dan vallen al snel woorden als: niet te vertrouwen, corrupt en zakkenvullers. Gezag moet zich tegenwoordig eerst waarmaken, moet dat ontzag verdienen: hoe komt het op mij over en zegt het mij iets?
Maar dat lees je bij Paulus niet. Zo van: alleen die overheid die alles goed doet, die verdient ontzag, daar zie je Gods gezag in terug. Nee, nogmaals: het ging om het Romeinse keizerrijk, waar ook genoeg op af te dingen was. Maar ontzag bij voorbaat, zegt Paulus. Waarom? Ik las ergens: ‘Het overheidsgezag berust niet primair op deskundigheid, nut of transparantie. Nee, het heeft iets weg van een ontmoeting met het goddelijke.’ In de overheid kom je iets van God tegen, omdat ze Gods diaken is, zijn dienares. En dat verdient respect, ontzag en eerbied. Bij voorbaat. Zou ook niet daarin vandaag de dag te merken zijn hoe een gelovige anders is, niet wereldgelijkvormig is, niet meehuilt met de wolven in het bos, zo van: ‘ze doen maar wat daar in Den Haag. Het zijn alleen maar zakkenvullers! Die Rutte met z’n zootje’ en wat je niet allemaal hoort roepen. Nee, dat staat echt haaks op de houding waar Paulus het over heeft. De Bijbelse houding die je door de hele Schrift heen leest. In plaats van mopperen op de regering, kunnen we er veel beter voor bidden, zoals de Timoteüsbrief ook stelt: ‘Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid. Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder.’ Een gebed met een belofte dus! Positiever kan niet!
Nu kan zo’n positieve houding tegenover de overheid en de oproep van Paulus om het gezag van de overheid bij voorbaat te erkennen ook misbruikt worden. Op grond van Romeinen 13 waren er dominees in de Tweede Wereldoorlog die tegen het verzet tegen Nazi-Duitsland waren, want dat was de overheid en die moest je erkennen… En op grond van datzelfde Romeinen 13 waren er blanke christenen in Zuid-Afrika die het apartheid-regime goedpraatten. En zo kan ik nog een tijd doorgaan.
Maar Romeinen 13 wil niet zeggen dat een overheid zich alles kan veroorloven en klakkeloos gehoorzaamd moet worden in alles. Er zijn grenzen. In die Barmen Thesen werd de grens ook duidelijk aangegeven: als een staat totalitair wordt, dus de menselijke vrijheid en waardigheid niet meer eerbiedigt en ook de plaats van de kerk inneemt. Dan is dat een duidelijke grens!
En laten we niet vergeten dat Openbaring 13 ook in de Bijbel staat. Daar wordt het Romeinse Rijk voorgesteld als het Beest uit de afgrond, als iets demonisch. Daar was aanleiding toe, want diezelfde keizer Nero werd tijdens zijn latere regeringsperiode steeds maniakaler en begon de christenen op gruwelijke wijze te vervolgen. Zo’n overheid vraagt om een weerwoord, om profetische kritiek.
Ach, die grens wordt kort maar krachtig aangegeven door Petrus in Handelingen 5 als de Joodse overheid hem en zijn mede-apostelen verbiedt om te getuigen van Jezus. Dan zeggen ze klip en klaar: ‘men moet God meer gehoorzamen dan de mensen.’ Kortom: ontzag voor de overheid gaat niet zonder een kritische betrokkenheid. Als een overheid dingen eist die tegen Gods wil ingaan, dan hoef je niet te gehoorzamen. Petrus en de zijnen bleven dan ook getuigen…
De kerk is ook geroepen om op een liefdevolle en betrokken wijze de overheid te wijzen op haar roeping. Dat de overheid er is voor ons welzijn. Dat ze er is om het kwaad te beteugelen, het goede te bevorderen, te zorgen dat het er rechtvaardig aan toegaat. En als er dingen scheef groeien, dan zal ze dat ook aangeven, zoals een tijd geleden onze eigen landelijke kerk ook deed middels de scriba met het oog op uitgeprocedeerde asielzoekers, waaronder ook kinderen, die echt een speelbal geworden zijn van de landelijke en de plaatselijke overheid. De kerk zal de overheid er ook op wijzen als een 24-uurs economie doordraait en een samenleving geen rust meer kent, de rustdag steeds meer opgeeft, enz. enz.
Ook dit hoort bij het respecteren en eerbiedigen van de overheid. Zo neem je ze juist uiterst serieus! ‘Doe dat’, zegt Paulus er in vers 5 nog fijntjes bij, ‘niet zozeer uit angst, maar omwille van uw geweten.’ Met andere woorden: echt van binnenuit, omdat je dat wilt.
Kijk, Romeinen 13 moeten we ook lezen vanuit het verband. Dat wordt nog weleens vergeten. Dan wordt er alleen op die perikoop over de overheid gefocust, maar die volgt wel op hoofdstuk 12 – daarom lazen we daar vanavond ook een paar verzen uit. Daar gaat het over het nieuwe leven waar God door zijn Heilige Geest ons in wil laten delen. Een leven waar Jezus Christus centraal staat en ons leven een ‘ware eredienst’ is voor Hem. Letterlijk staat daar het woord ‘liturgie’. Liturgie gebeurt niet alleen in de kerk, maar ook op straat dus, niet alleen op zondag, maar ook door de week.
Nou, die liturgie buiten de kerk zal dus ook moeten klinken in onze houding naar de overheid. In dat verband staat het! Zoals het slot van hoofdstuk 12 het zo scherp zegt: ‘laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.’ Dat is de toon van die liturgie – ze klinkt naar de liefde, naar het goede! Ook heel praktisch. Het goede doen, betekent dan bijvoorbeeld ook in dit verband om niet voor eigen rechter te gaan spelen. Daar hebben we immers een overheid voor, de politie, de rechtspraak. Maar het valt me in diezelfde Sociale Media op hoe mensen juist wel eigen rechter kunnen spelen: door filmpjes te verspreiden van mensen die iets kwaads hebben gedaan, door mensen collectief aan de schandpaal te nagelen, ook als ze hun straf al hebben uitgezeten. Of een huis te bestormen waar een pedoseksueel woont en een burgemeester te dwingen zo’n persoon weer te laten verhuizen. Ik werd geraakt door kerken in Leiden die zich juist inzetten voor zo iemand en hem op sleeptouw namen in z’n strijd tegen z’n geaardheid en z’n poging om weer een leven op te bouwen. Dat is ook het goede doen en het kwade overwinnen door het goede…

Paulus zelf concretiseert het in vers 7 met het betalen van belastingen en accijns. Jezus zei het ook al: ‘Geef de keizer wat des keizers is’. Ja, het invullen van je belastingformulier hoort dus ook bij de liturgie van het dagelijks leven. Ook hiermee eren we God en we onteren Hem als we daarmee sjoemelen.
‘Maar wat gebeurt er allemaal niet met onze belastingcenten? Dat is toch soms vreselijk!’ O ja, maar dacht u dan dat in dat Romeinse rijk er alleen maar christelijke dingen gebeurden met dat belastinggeld? O nee. En toch hoort dat ook bij het erkennen van de overheid, bij het dienen van God daarin. En in ons geval: wat er met ons belastinggeld gebeurt, heeft natuurlijk ook te maken met wie wij als volksvertegenwoordigers kiezen. Daar kunnen we invloed op uitoefenen, maar niet door belasting te ontduiken!
Ach, in die Barmer Thesen werd het al gezegd: het is hier nog een onverloste wereld. Het koninkrijk van God is nog niet ten volle doorgebroken. Er is nog zoveel gebrokenheid. Er klopt ook nog veel niet. In de eerste plaats in ons eigen leven. Maar ook in de grote verbanden van politiek en overheid. Daarom verlangen we des te meer naar dat Koninkrijk dat komt, waar vrede en gerechtigheid zullen heersen, waar de overheid bestaat uit de Drie-enige God, die alles in allen zal zijn en waar wij zelf als koningen zullen heersen en iedereen op z’n plek zal zijn.
Tot die tijd is het, zei Bonhoeffer ooit, bidden, het goede doen onder de mensen en wachten op God. Daar hoort dus ook bij: de overheid eerbiedigen in een kritische betrokkenheid. Want God is de allerhoogste Heer. Of zoals Willem van Oranje het verwoordde in ons volkslied:

Een prince van Oranje
ben ik vrij onverveerd
de koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.

(dat is helemaal in de lijn van Romeinen 13 toch?
Maar de allerhoogste eer verdient Hij:)

Mijn schild en de betrouwen
zijt Gij, o God, mijn Heer!
Op U zo wil ik bouwen,
verlaat mij nimmermeer!

Amen

zingen         Gezang 411 (Wilhelmus):6,14,15

dankgebed en voorbede           afsluiten met gebed van Karl Barth

inzameling van de gaven

slotlied        Gezang 281

zegen