zingen         Psalm 107:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst       ‘Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad.’ (Efeze 5:15,16 in de NBG-vertaling)

zingen         Psalm 107:19,20

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing           Psalm 90

zingen          Gezang 397

tekstlezing   ‘Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult.’ (Psalm 90:12)

verkondiging         Thema: ‘De oudejaarsconference van Psalm 90’

Gemeente van Jezus Christus,

Wim Kan, Youp van ’t Hek, Freek de Jonge, Theo Maassen, Herman Finkers en Claudia de Breij: stuk voor stuk cabaretiers die zich aan een oudejaarsconference (of meerdere) hebben gewaagd.
Ja, zo’n oudejaarsconference is al tientallen jaren een traditie: op de laatste avond wordt met de nodige scherpe humor het afgelopen jaar doorgenomen en wordt ons een spiegel voorgehouden. Een lachspiegel vaak: zijn wij zó?!
Ik vind het een mooie traditie, want goede humor ontmaskert, relativeert, zet ons in ons hemd en aan het denken. Die van vorig jaar met Herman Finkers voldeed aan al deze eisen en was ook nog eens mild en gelovig.

Hier in de kerk gaat het vanavond om een andere oudejaarsconference, die van Psalm 90… ‘Nou, valt er veel te lachen met deze psalm dan? Kent die humor dan?’
Dat straks. Maar allereerst neem ik dat woord ‘conference’ hierbij vooral letterlijk. Het is afgeleid van het Franse woord ‘conférence’, dat ook ‘onderhoud’ betekent. De Psalm is een onderhoud over wie wij zijn en wie God is. Tegelijk is het ook een onderhoud, niet alleen met de lezers – beter: de zangers van deze Psalm – maar ook met God zelf. De Psalm is immers een gebed. Dat wordt expliciet gezegd in de aanhef: ‘een gebed van Mozes.’ Bidden is spreken met God, je met Hem onderhouden. Deftig gezegd: confereren met Hem. De Psalm is dus met recht een conférence, een onderhoud, met ons, met God.
Dat is ook mooi te zien aan onze tekst: ‘Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult.’ Dit vers is eigenlijk een soort scharnierpunt in de Psalm: hier draait het om, hier gaat het om! Ook in ons leven in de 21e eeuw, bij het scharnierpunt van een nieuw jaar.

Onze dagen tellen. Over letterlijk nemen gesproken. Deze week heb ik dat gedaan: m’n dagen geteld. Ik ben nu 47 jaar, bijna 48 zelfs. Heeft u enig idee hoeveel dagen dat zijn? Een heleboel ja. Ik kon dat natuurlijk uit mijn hoofd gaan uitrekenen, maar dat is nooit mijn sterkste kant geweest. Ik zal u niet mijn cijferlijst wiskunde van de middelbare school voorschotelen, maar die schommelde zo rond het aantal fictieve zetels van de partij Denk en de Partij voor de Dieren in de laatste peilingen. Nou, dan weet u het wel… Maar gelukkig zijn er tegenwoordig op het internet handige sites waarbij je alleen maar je geboortedatum hoeft in te vullen en dan rekenen die zo voor je uit hoeveel dagen je leven tot nu toe telt. (http://www.datumrekenen.nl/leeftijd-in-dagen/) Eergisteren was dat bij mij precies 17.500 dagen. Vandaag dus 17.502 dagen…
Nu wordt dat niet echt bedoeld in onze tekst. Het Hebreeuwse woord dat hier gebruikt wordt, kan zowel ‘optellen’ als ‘aftellen’ betekenen. Dat laatste is vaak al veel intenser. Bijvoorbeeld het meisje van bijna 8 dat aan het aftellen is: nog zoveel nachtjes slapen en dan… Of die vrouw die zwanger is: nog 8 weken te gaan, dat is 56 dagen. Die jongere die straks in mei examen moet doen: nog zoveel dagen te gaan en dan begint het: het uur U in dezen!
Zoals gezegd: dan wordt het tellen van de dagen al veel intensiever en bewuster dan bij zo’n site die voor je uitrekent hoeveel dagen je oud bent. Nee, wat dat betreft, tellen wij veel vaker in jaren. Maar de Bijbel telt vanaf het begin ook in dagen, vooral in dagen, als het er echt om gaat. Denk aan de schepping. Daar wordt zelfs gezegd dat God ze roept: de eerste, de tweede, de derde dag, tot en met de zesde dag, waarop geschapen wordt, met als kroon op de schepping: de sabbat, de rustdag. En het christelijk geloof weet van de achtste dag: de zondag, als de dag van de verlossing, de dag van de opstanding.
Kortom: als het er echt om gaat, gaat het om het tellen van de dagen. Zo bedoelt onze tekst dat ook: om die dagen bewust te tellen, te wegen, te evalueren. Wat is dit nu voor een dag geweest? Een dag die ik eigenlijk vermorst heb, of juist een dag die ik bewust heb geleefd, heb ontvangen? Ja, het gaat er dus om, om ze in Gods licht te zien. Daarover met Hem confereren. Als je zo je dagen telt en weegt, wat ontdek je dan?

Allereerst waar de Psalm mee begint: ‘Heer, U bent ons een toevlucht geweest, van geslacht op geslacht.’ ‘Van geslacht op geslacht’… Daar zit zoveel trouw in. Zoveel duurzaamheid. De Here God is met eerbied gezegd geen ‘zwevende kiezer’, die van de één naar de ander hopt. Nee, Hij blijft trouw. Tegelijk hoor ik in dat ‘van geslacht op geslacht’ ook lengte. God heeft de tijd. Sterker nog: Hij is eeuwig. En omdat Hij eeuwig is, heeft Hij de tijd… Zijn eeuwigheid wordt ook bezongen. Dat God er altijd is geweest en altijd zal zijn: van eeuwigheid tot eeuwigheid. Ja, als je daarover gaat nadenken, dan gaat het je duizelen. God kent geen begin: Hij was er altijd. Hij kent geen einde: Hij zal er altijd zijn. Vanuit die eeuwigheid is tijd ook zo relatief. Prachtig is dat verwoord in vers 4: ‘duizend jaar is in uw ogen als de dag van gisteren die voorbij is.’ Duizend jaar als één dag. Ik las ergens: ‘Dan is voor God het christendom net twee dagen oud: een pasgeboren baby, in de luiers… Nou, als dat niet relativeert! Laten we ons dan maar niets verbeelden. Maar tegelijk is zo’n beeld juist ook heel hoopgevend. Wat kan er dan allemaal nog gebeuren? Maar goed, ons leven is tegelijk, vanuit deze eeuwigheidsrekening, een flits, een zucht.

En dat is het tweede dat het tellen van onze dagen in Gods licht oplevert: dat we geconfronteerd worden met onze tijdelijkheid, met onze vergankelijkheid. Kijk, daar willen veel mensen vandaag de dag eigenlijk niet aan. Ik zag eergisteren nog een gesprek op de televisie met de schrijfster Heleen van Royen. Ze had een ruim 20 jaar jongere man aan de haak geslagen. Of was het andersom? Of was het allebei? Hoe dan ook: die jongere kerel confronteerde haar wel met haar eigen ouder worden. Hoe hard ze ook haar best deed om dat uiterlijk te maskeren. Eigenlijk was haar leven voor een groot deel één groot gevecht tegen het ouder worden, tegen de vergankelijkheid, tegen het uiteindelijk dood gaan. Daar was ze ook bang voor. En Heleen van Royen is daar echt niet de enige in.
En dan die Psalm. Die kent die kramp niet. Die draait er niet omheen: ‘Wij beëindigen onze jaren in een zucht.’ Ja, in Gods eeuwige ogen is het een zucht. Maar zelfs naar ons eigen gevoel gaat het al zo snel. Of vond u 2016 traag gaan dan?! Ik sprak pas een aantal ouderen bij een kerstmiddag. Stuk voor stuk zeiden ze dat voor hen het leven niet langzamer ging nu ze ouder waren. Integendeel.
De Psalm gebruikt een sprekend, maar ook confronterend beeld hiervoor. We lijken we op opschietend gras dat in de morgen ontkiemt. Overdag staat het te stralen op het veld. Maar ’s avonds is het al verwelkt en verdord. Zo zijn we: vergankelijk, sterfelijk, van voorbijgaande aard. Uiteindelijk helpt daar geen botox, fillers, vitaminepreperaat of gezonde voeding tegen. ‘Het Refrein is Hein’ is een titel in mijn boekenkast. Maar daarin de verwijzing naar Magere Hein alias de dood, die iedereen weet te treffen met z’n fatale zeis.
Een oud lied zegt:

Uren, dagen, maanden, jaren,
vliegen als een schaduw heen.
Ach! wij vinden, waar wij staren,
niets bestendigs hier beneen!

De dichter Rhijnvis Feith schreef het trouwens als nieuwjaarslied. Eigenlijk ook heel realistisch, want de strekking daarvan geldt toch niet alleen op oudjaarsavond? Nee, ook in dat nieuwe jaar blijven we tijdelijke en sterfelijke mensen.

En toch legt de Psalm daar niet de nadruk op. Wel op de oorzaak van onze sterfelijkheid: Gods toorn vanwege onze zonden, vers 7: ‘Wij komen om door uw toorn, door uw woede bezwijken wij. U hebt onze zonden vóór U geleid, onze geheimen onthuld in het licht van uw gelaat.’
‘Nou zeg, moet dat nou?! Bij zo’n oudejaarsconference wordt het toch ijzig stil? Dan is gelijk de fijne opgeruimde sfeer voorbij! Waarom moet het nou in die Psalm hier over gaan! Kijk, dat we tijdelijk en sterfelijk zijn: alà! Goed om dat aan de orde te stellen. Om daar niet zo krampachtig over te doen. Dat kun je maar beter aanvaarden. Maar dat God woedend is. Dat wij door Zijn toorn omkomen, weggevaagd worden, zegt zelfs vers 5… Dat is me toch echt te cru!’
Wat we echter niet moeten vergeten, is dat deze Psalm op het conto van Mozes staat. En als je zijn situatie en die van het volk Israël indenkt, dan kun je dit beter plaatsen misschien. Het volk Israël had 40 jaar door de woestijn getrokken, was daarbij wonderlijk door God bewaard en geleid. Maar toen ze aan de grenzen van het beloofde land stonden en verspieders hen berichtten dat het land niet zo makkelijk te veroveren was – zacht gezegd – toen begonnen ze weer te klagen en te mopperen en riepen ze zelfs dat ze liever in Egypte gebleven waren. 40 dagen waren de verspieders in het beloofde land geweest, 40 jaar moest het volk opnieuw de woestijn in. Daar zouden ze sterven. Pas de volgende generatie zou het land wel in mogen. Maar zij zouden omkomen door Gods toorn vanwege hun zonden. Die zonden waren dus wantrouwen, ongeloof, openlijk de Here God in diskrediet brengen, afgaan op wat je voor ogen hebt i.p.v. vertrouwen op Gods beloften. Eigenlijk God loslaten, zijn liefde laten schieten. Ja, dan kom je met de uiterste spits van Gods liefde in aanraking, zoals de theoloog Gunning Gods toorn ooit noemde. Dus die ernstige, heftige woorden uit de Psalm hebben daar mee te maken!
Kijk, bij een oudejaarsconference wordt er een spiegel voorgehouden. Op scherpe wijze wordt duidelijk wat er in ons land, in deze wereld, bij de leiders, maar ook bij de gewone man, mis is en mis gaat. Menig cabaretier is daar vlijmscherp is. En dat is een goed recht! Maar hoeveel kijken daarbij ook zelf in de spiegel? Wie van hen erkent z’n eigen missers? Die zijn op de vingers van één hand te tellen. En dat is misschien nog ruim geschat. En laten we wel zijn, dat zit ons toch allemaal in het bloed om feilloos de missers en de tekorten bij de ander aan te wijzen, maar onszelf verontschuldigen we maar al te snel of schieten we in de ontkenningsmodus.
De Psalm doet dat niet. Die houdt ons de spiegel voor, met de bedoeling om zelf te kijken, te blijven kijken en de Here God gelijk te geven: ‘U staat helemaal in Uw recht, Heer. Uw toorn over mijn ongeloof, mijn gebrek aan vertrouwen in U, mijn missers, mijn tekort aan liefde voor U en de ander; Uw toorn daarover is geheel terecht. Wees mij genadig!’
Ja, de Psalm is ook zó een conference, een confereren met God. Ook vanuit de diepte, de diepte van de eigen schuld en schaamte. Die eerlijk uitspreken naar God toe en om zijn genade vragen. Om daarmee voor de dag te komen. Want ook dát hoort bij dat tellen van onze dagen, bij de balans opmaken dus, om dat wat niet goed was uit te spreken en om vergeving te vragen. Die er ís, om Christus’ wil! Ja, dan mag er een bevrijdende lach komen. Een diepe blijdschap. Meer dan een binnenpretje. Goddelijke gein! (Gein komt immers van het Hebreeuwse woord voor genade)
Zo je dagen tellen. Ja, dat kan eigenlijk ook alleen maar dag voor dag. Bonhoeffer zei eens terecht: ‘De dag is de grens van ons zorgen en bezig zijn. Hij is lang genoeg om God te vinden of te verliezen, om het geloof te behouden of in zonde te vallen of in schande te geraken.’ Treffend gezegd. Zo krijgt elke dag gewicht. Mag je ‘m wegen, en vooral in Gods licht bezien. Hoe vind ik God vandaag? Hoe behoud ik het geloof? Dan hoef ik niet krampachtig eruit persen wat er in zit, want wie weet hoe snel we er niet meer zijn. Nee, dan is elke dag een geschenk, een nieuwe mogelijkheid om er te zijn, voor God, voor anderen, om genoeg te hebben aan Christus, om te genieten van wat Hij geeft.

Zó de dagen tellen, is iets wat we moeten leren. Dat gaat ons niet vanzelf af. Daarom bidt de Psalm er ook om. Om een wijs hart hierin. Wijsheid is in de Bijbel geen kwestie van intellect of gewiekstheid. Nee, het is praktische levenswijsheid, om het leven aan te kunnen. Wijsheid die van God komt. Die begint met het vrezen van God, met eerbied en ontzag voor Hem, met verwondering om wie Hij is en wie wij door Hem mogen zijn. Het heeft ook alles te maken met zijn liefde, want in vers 14 luidt het gebed: ‘vervul ons in de morgen met uw liefde.’ Dat is ook je dagen tellen en wegen. In de morgen al de dag uit Gods hand ontvangen en beginnen met vragen of zijn liefde, zijn wijsheid je zal vervullen. Die wijze liefde en die liefdevolle wijsheid maken je ook mild. Want als je zelf zo klein en kwetsbaar bent, zo vergankelijk en zondig – en dus niet zonder Gods genade kunt – wie ben jij dan om op een ander neer te kijken, om een ander te veroordelen, om een ander te laten barsten? Nee, die liefde en die wijsheid maken juist mild en gunnend. Een levenshouding die juist ook zo in deze tijd van verharding bitterhard nodig is!
Zou je zo niet het nieuwe jaar in willen en in kunnen?! Met Hem. Met zijn genade. Met de Toevlucht die Hij is, van geslacht op geslacht. Dus ook voor u, jou en mij!
Matthijn Buwalda hoorde ik gisteren in Lumina in Gouda een prachtig liedje zingen ‘Niemand langer houdbaar’. Wees niet bang, ik zal het niet gaan zingen, maar de tekst sluit prachtig aan bij Psalm 90 – citeert daar zelfs uit – en het bezingt zo mooi wie wij zijn en wie God is. Laten we zo onze dagen tellen:

Waar we zijn geboren
Waar de weg ook leiden zal
Sukkels of succesvol
We zijn kwetsbaar als kristal

En God weet wat de morgen brengt
Voor ons blijft dat een vraag
Want er is niemand
langer houdbaar dan vandaag

Nee, er is niemand
langer houdbaar dan vandaag.

Als slaap in de morgen zijn we verdwenen
Als gras op het veld, we bloeien maar even
We spoelen weer weg als het stof in de regen
Alleen door genade zijn wij nog in leven
Alleen door genade toch houdbaar gebleven

Amen

zingen           Gezang 460:1,2,3,4

geloofsbelijdenis   met de woorden van zondag 1 van Heidelbergse Catechismus

zingen         Evangelische Liedbundel 189b:3,5

gebed          oudjaarsgebed van Karl Barth

inzameling van de gaven 

slotlied        Psalm 73:9

zegen