zingen          Gezang 120:4

stil gebed

votum en groet               

aanvangstekst       ‘Proef, en geniet de goedheid van de HEER, gelukkig de mens die bij Hem schuilt.’ (Psalm 34:9)

zingen          Psalm 34:4,9

voortzetting Heilig Avondmaal

aan tafel werd gelezen 2 Petrus 3:13-15 en gezongen Gezang 290:1

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezingen       Psalm 63:7-12 en Openbaring 6:9-16

zingen          Psalm 63:3,4

verkondiging        

Gemeente van Jezus Christus,

Afgelopen donderdag was er een bijzonder onderdeel op de Ontmoetingsochtend: een workshop preekvoorbereiding. Met zo’n 20 ouderen bogen we ons over de tekst voor deze zondag: Psalm 63. Ik had de Psalm uitgeprint en de deelnemers lazen deze aandachtig door, ieder voor zichzelf. Daarbij werd de zgn. ‘Zweedse methode’ toegepast. Deze is eigenlijk heel eenvoudig. Je zet bij datgene in de tekst wat je niet begrijpt of moeilijk vindt een vraagteken en bij dat wat je aanspreekt of raakt een uitroepteken. Het was een bijzonder gezicht om die gemeenteleden, stuk voor stuk, met een pen door die Psalm heen te zien gaan. Je kon een speld horen vallen…
Daarna inventariseerden we de reacties. Eerst waren de vraagtekens aan de beurt. Met name bij vers 10-11 stonden er veel: ‘Laat verzinken in de diepten der aarde, wie mij naar het leven staan, laat ten prooi vallen aan de jakhalzen wie mij uitleveren aan het zwaard.’ Hier wordt toch de dood van de vijanden gewenst?! Dit is toch een heus wraakgebed? Staat dat niet haaks op Jezus’ gebod om juist voor je vijanden te bidden en hen lief te hebben?! Is dat wraakgebed hier uit de Psalm ook niet iets typisch oudtestamentisch, iets gedateerds, want wat moeten wij er anno 2016 nou mee?
Ik heb toen beloofd dat ik in de preek van zondagavond – nu dus! – zou ingaan op die vraagtekens. Maar dat komt straks. Eerst de uitroeptekens…
Want die waren er ook. Ik had de deelnemers gevraagd om er daarvan één uit te kiezen: ‘Wat in de Psalm spreekt u nu het meeste aan? Waar wordt u nu het diepst door geraakt?’ Nou, de meeste uitroeptekens stonden bij vers 4 en 7. Vers 4 kwam vanmorgen al aan bod. Vers 7 nu. Tijdens dat persoonlijke moment waarbij de deelnemers hun vraag- en uitroeptekens mochten plaatsen in de kantlijn van de Psalm, had ik iemand zien schrijven. Geen leestekens, maar woorden, hele zinnen zelfs. Toen ik vroeg wat haar het meeste aansprak, begon ze luid en duidelijk op te lezen wat ze opgeschreven had:

Wanneer ik wakend in de nacht
mijn geest bij U, Heer, laat vertoeven,
dan mag ik weer uw goedheid proeven;
uw hulp wordt nooit vergeefs verwacht.
Waar zich uw vleugels breed ontvouwden,
zing ik mij van mijn zorgen vrij.

Het was de berijming van vers 7 e.v.! Ze had dat uit haar hoofd opgeschreven! Ze kende het dus van buiten en van binnen. En toen ze het oplas, -eigenlijk voordroeg – zag ik dat die woorden haar ontroerden, maar niet alleen haar, ook anderen. Dit was voor haar dat uitroepteken! Dit lied had haar altijd gedragen, zei ze, en dit had ze tot op heden in praktijk gebracht. Meer mensen noemden ook dat 7e vers, dat hieraan ten grondslag ligt: ‘liggend op mijn bed denk ik aan U, wakend in de nacht prevel ik uw naam.’
Dit vers volgt direct op de gelofte die David in de verzen hiervoor meermalen doet om God te loven. Niet alleen overdag dus, in het huis van God. Maar ook ’s nachts op z’n bed. ‘Ik zal zijn lof zelfs in de nacht…’, zingt een andere Psalm.
Is dat herkenbaar? Je kunt je bed inschuiven en je hoofd op je kussen leggen en gelijk toegeven aan de slaap. Je kunt ook God prijzen, om wie Hij is. Hem danken voor de afgelopen dag. Voor zijn zegeningen. Voor zijn goedheid. Of zoals David zo mooi, zo teder ook, zegt: ‘wakend in de nacht prevel ik uw naam.’ Of zoals de Naardense Bijbel het vertaalt: ‘ik fluister van U.’ Daarbij moest ik gelijk denken aan het liedje ‘Waarom fluister ik jouw naam nog?’ Dat is een liedje vol heimwee over een verloren liefde. Maar hier is de liefde springlevend. David fluistert Gods naam. Zo lief heeft hij Hem. Zo is hij vooral ook onder de indruk van Gods liefde: liefde, zoals we vanmorgen hoorden, die meer is dan het leven.

‘Wakend in de nacht…’ Tijdens die preekvoorbereiding vertelden een paar mensen hoe zij juist, als ze niet slapen konden, Psalmen gingen opzeggen of zingen. Wat kostbaar is dat! Juist als je de slaap niet kunt vatten. Slapeloosheid is naar, kan zelfs een obsessie worden, een verschrikking. Zeker als de redenen grote zorgen of spanningen zijn, een knagende onzekerheid of een wurgende angst… En juist ’s nachts kunnen ze nog donkerder, groter en zwaarder worden. De Psalm biedt voor dan een richting: om dan heel bewust je aandacht te verleggen naar God. Door zo’n Psalm te gaan opzeggen. Door liederen van en tot God te gaan zingen. Door bewust aan God te gaan denken. Letterlijk staat hier ‘gedenken.’ Dat gaat dieper dan alleen maar ‘denken aan.’ Dat is je te binnen brengen wie God voor je is geweest en geloven dat Hij ook nu zo is, want Hij is niet veranderd! Hij is Dezelfde. Zoals we dat bij het avondmaal ook deden: gedenken wat Christus voor ons heeft gedaan. Hoe Hij zichzelf gegeven heeft. Niet alleen voor de mensen toen, maar ook voor ons nú. Wij zaten vandaag met de discipelen rond die tafel waaraan Jezus uitdeelde. Dát is gedenken!

Bij David blijkt in het volgende vers van de Psalm wat voor hem m.n. dat gedenken is (vers 8): ‘U bent altijd mijn hulp geweest.’ Laten we niet vergeten dat de situatie waarin deze Psalm ontstond een benarde was voor David: hij is op de vlucht, hij verkeert in de woestijn, hij mist God en zijn huis. Maar dan gaat hij terugdenken – gedenken! – hoe de Here God altijd voor hem zijn hulp was. Die hem erdoorheen hielp, wiens rechterhand hem vasthield. Zo gaat David die situaties, die momenten langs in zijn leven dat hij dat zo sterk ervaarde. En dat doet hem Gods naam fluisteren, Hem zijn liefde verklaren, Hem loven. Zelfs in de nacht. En het vertrouwen groeit: wat er ook gebeurt, ik ben in goede handen! Inderdaad, je zo van zorgen vrij zingen…
Het mooie was dat er ook deelnemers bij die preekvoorbereiding waren, die dat ook memoreerden: ‘Ik heb gemerkt hoe de Here mij tot hulp was, hoe Hij me spaarde na een hartstilstand’, zei iemand. En een ander: ‘bij alles wat ik moest missen, bleef Hij mijn rechterhand.’ De Psalm nodigt ons uit om daar zelf ook bij stil te staan. Wanneer merkte U de hulp van God? Wanneer was het voor jou duidelijk dat je mocht juichen in de schaduw van Gods vleugels? Weet je het nog?
Nou, als God toen zo voor je was, is Hij het ook in die momenten dat je dat veel minder merkt. Want zo is zijn naam: ‘Ik ben die Ik ben. Ik ben erbij.’ Die naam mag je fluisteren, die naam mag je prevelen, ’s nachts en overdag. Deze HEER is de mooiste, trouwste en liefdevolste Persoon die er is.

Intussen brengt dat woord ‘hulp’ ons ook bij dat ene vraagteken. David heeft namelijk ook hulp nodig. Zijn bestaan is bedreigd. Hij is op de vlucht. Vijanden hebben het op hem gemunt. En in die al aangehaalde verzen 10 en 11 heeft hij het over hen, op een heftige wijze: ‘laten ze verzinken in de diepten der aarde’ – een eufemisme voor het dodenrijk. En die jakhalzen uit vers 11 zijn aaseters. Nou, dan weet je het ook wel!
Het is een wraakgebed. Nu staat het er in andere vertalingen wel anders. Niet in de wensvorm – ‘laat hen verzinken in de diepten der aarde, laat hen ten prooi vallen aan de jakhalzen’ -, maar als een verwachting: ‘zij zullen in de diepten der aarde verzinken en zij zullen ten prooi vallen aan de jakhalzen.’ Beide vertalingen kunnen. Het Hebreeuwse werkwoord is op beide manieren te vertalen: als een wensvorm of als en verwachting of toezegging.
Maar goed, die vraagtekens bij de deelnemers van die preekvoorbereiding kunnen we ons wel voorstellen, toch? Moet je dit bidden voor je vijanden? Is een wraakgebed wel christelijk, past dat bij iemand die Christus volgt? Hij die ons juist leert onze vijanden lief te hebben en voor hen te bidden, en niet tegen hen, zoals hier toch gebeurt? Het deed iemand als Marcion de conclusie trekken dat de God die hier in de Psalm gebeden wordt om wraak iemand anders is dan de God van het Nieuwe Testament, de Vader van Jezus Christus. Anderen gaan zo ver niet, maar verklaren dit gebed van David psychologisch. Ik las ergens: ‘Hier spreekt het woestijntemperament van de Israëliet. Ze klaagden op een wijze die een christen wel kan begrijpen, maar niet kan goedkeuren of navolgen. Evenmin als men David, die toch een man was naar Gods hart, in al zijn daden mag navolgen, evenmin mag men die psalmen tot zijn eigene maken. Er is teveel ongeremde en onoverwonnen natuur in, teveel  hartstocht, te veel toorn.’
Tja, met zulke verklaringen leg je zo’n gedeelte eigenlijk terzijde: daar kunnen wij nu niets meer mee. Maar dat is te makkelijk, en het doet vooral geen recht aan de achtergrond van zulke wraakgebeden en de frequentie waarmee ze voorkomen. Ze zijn trouwens altijd een onderdeel van een Psalm. Een Psalm is nooit helemaal wraakgebed. Ook Psalm 63 niet. Maar meer dan 100 Psalmen bevatten op de één of andere wijze een vorm van een wraakgebed. Dus nota bene twee/derde van het hele Psalmboek! Het is dus duidelijk geen randverschijnsel…
Daar komt bij dat de duiding dat dit typisch oudtestamentisch is ook niet klopt. Ook Jezus nam zulke gebeden in de mond. Na de viering van het Pesach – dus inclusief de instelling van het avondmaal – daarna zong Jezus ‘de lofzang’, vermeldt het Evangelie. D.w.z. het zgn. ‘Hallel’, oftewel Psalm 113-118. En wat staat er bijvoorbeeld in die laatste Psalm daarvan: ‘Ze sloten mij van alle kanten in – ik weerstond ze met de naam van de HEER – ze sloten mij in als een zwerm bijen maar doofden snel als een vuur van dorens.’ Die laatste regel zegt toch ook dat die vijanden zullen vergaan, uit zullen doven. En in het Nieuwe Testament wordt weliswaar opgeroepen: ‘wreekt uzelf niet geliefden’, maar het wordt direct gevolgd door: ‘maar laat plaats voor de toorn, want Mij komt de wraak toe, zegt de HERE.’ En in het laatste boek van het Nieuwe Testament, in Openbaring – we lazen het – horen wij de martelaren onder het altaar in de hemel bidden dat hun bloed gewroken zal worden.
Wraak is in al deze gedeelten, in al die wraakgebeden, of dat nu in de Psalmen of in Openbaring is, geen persoonlijke wraak, niet het botvieren van eigen frustraties en wrok. Nee, wraak heeft hier alles met Gods recht te maken. Dat Hij het onrecht teniet doet, dat het recht overwint, dat de dingen weer rechtgezet worden.
Kijk, die vijanden worden in zulke wraakgebeden nooit echt geconcretiseerd, laat staan bij name genoemd. Ze worden eigenlijk behoorlijk algemeen beschreven. Het gaat namelijk ten diepste om Gods vijanden, om mensen die zich met hand en tand tegen God verzetten en onrecht doen, het onrecht welig laten tieren. Alsof zulke gebeden willen zeggen: zulke vijanden duiken elke keer weer op. Ook vandaag. Maar je moet er toch niet aan denken dat dat altijd maar kan doorgaan?! Je moet er toch niet aan denken dat de Here God het allemaal maar gebeuren laat en er geen oordeel volgt, dat er uiteindelijk geen recht gedaan wordt, dat de vijanden, dat de beulen van deze wereld het voor het zeggen blijven hebben, dat zij er mee weg komen. Nee, God zal oordelen. Hij zal wraak nemen. Dat wil zeggen: Hij zal recht doen en het kwaad vernietigen. De boze en al zijn handlangers zullen uiteindelijk verzwolgen worden.
Wordt dat wraakgebed direct vervuld? Dat staat er niet. Die martelaren in de hemel in Openbaring krijgen te horen geduld te hebben. Er volgt nog een tijd. En met name in het Nieuwe Testament horen we dat dit de tijd van genade is. Een tijd om je om te keren van zo’n heilloze weg. Een tijd van genade, omdat er uiteindelijk Eén is geweest op wie al die vijandschap, al die wreedheid, al die schuld terechtkwam: Jezus Christus. En bij Hem ben je veilig. Bij en door Hem word je gereinigd. En leer je ook lief te hebben en recht te doen. Maar als mensen van die vergeving niet willen weten. Als ze Jezus bewust voorbijgaan. Als ze willens en wetens doorgaan met Gods geboden met voeten te treden, met een vijand van God te blijven, met onrecht te blijven doen, dan is het uiteindelijk voorbij met die genadetijd, dan is er de keerzijde: zijn toorn, geen plek in Gods nieuwe wereld. Want anders zou die vol kwaad en onrecht blijven. Nee, we hopen op, we zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont, dus zich er helemaal thuisvoelt. Waar ongerechtigheid, onvrede en het kwaad voorgoed verdwenen zijn in de diepste diepte, om maar aan te sluiten bij Psalm 63, en ook nooit meer zullen komen. Dat is de diepste bedoeling van zo’n wraakgebed: het is een gebed om Gods recht, om zijn Koningsheerschappij, om zijn vrede.
Of zoals Ria Borkent eens dichtte, en het is een echt adventsgebed:

Wij wachten op de vrede
die uit de hemel komt,
die neerdaalt als de regen,
die uit de wolken stroomt.

Wij wachten op de redding
die komt van hogerhand
als morgendauw, dan schittert
Gods goedheid in het land.

Dan gaat de aarde bloeien,
dan zal op ieder plein
geluk en liefde groeien,
de stad zal veilig zijn.

Geen haat, geen stille tochten,
geen oorlog en geweld,
als in die vroege ochtend
de vrede wordt hersteld.

O scheur de hemel open,
Heer Jezus, kom toch weer,
wij wachten en wij hopen
op U, bevrijd ons Heer.

Amen

zingen         Gezang 280

gebed

collecten

slotlied         Evangelische Liedbundel 413:1,4

zegen