zingen         Psalm 146:1,3

stil gebed

votum en groet

openingstekst       ‘Toch ziet U de pijn en het verdriet, U merkt het op en weegt het in uw hand.’  (Psalm 10:14a)

zingen                            Psalm 121:1,2 uit de Oude Berijming

gebodslezing       uit 1 Thessalonicenzen 5:4-11

cantorij ‘Cantabile’ zingt    Opwekking 687 ‘Heer, wijs mij uw weg’

gebed om verlichting met de Heilige Geest

kinderlied    Kinderopwekking 127 ‘Is er troost?’

kindermoment

Vandaag wil ik jullie allereerst iets voorlezen. Het is uit dit boekje Bij Uil thuis. Wie kent dat? Vanmorgen lees ik het verhaal Tranenthee voor:
Uil pakte de ketel uit de kast. ‘Vanavond ga ik tranen-thee zetten,’ zei hij. Hij zette de ketel op zijn schoot. ‘Zo,’ zei Uil, ‘ik ga beginnen.’ Uil bleef heel stil zitten. Hij begon aan heel verdrietige dingen te denken.
Uil denkt aan liedjes die niemand kan zingen omdat niemand de woorden meer weet, en lepels die achter het fornuis zijn gevallen en die je nooit meer terugvindt, of potloodjes die te klein zijn geworden om vast te houden. Van de tranen die in zijn ketel vallen zet hij thee. ‘Het smaakt wel een beetje zoutig,’ zei hij. ‘Maar tranen-thee is toch altijd weer heerlijk.’

Wat vonden jullie van dit verhaal?
Tranen zijn dus niet alleen maar erg. Nee, eigenlijk is het best heel bijzonder dat wij mensen kunnen huilen. Dat kunnen dieren niet. Ja, Uil uit het verhaal, maar verder geen één dier. Wij mensen wel. Tranen hebben ook te maken met liefde, als je iemand mist, huil je om hem of haar. Dat betekent dat je van diegene houdt. En weet je wat het allermooiste is. De Here God kent je tranen. Eén voor één. Hij houdt van je.
Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing 1       Psalm 56

zingen         Psalm 56:3

schriftlezing 2       Openbaring 21:1-5a

zingen      Psalm 56:4

tekstlezing             ‘Vang mijn tranen op in Uw kruik’ (Psalm 56: 9b)

verkondiging         Thema: Kostbare tranen

Gemeente van Jezus Christus,

‘Een week nadat je gestorven was, werd er een pakketje bezorgd met jouw naam erop. Het was een rugzak voor ons dochtertje, als ze naar school zou gaan. Je dacht aan de toekomst, waar je zelf geen deel meer van zou uitmaken.’

Aldus het openingsliedje Real Death (‘echte dood’) van het album A Crow Looked At Me (‘een kraai keek naar me’) van Mount Eerie, alias de Amerikaanse zanger Phil Elverum. Zijn vrouw stierf op 35-jarige leeftijd. In mei 2015 kreeg ze de diagnose van alvleesklierkanker. Ruim een jaar later stierf ze, haar man Phil en hun anderhalf jaar oude dochtertje achterlatend.

Een week daarna al begon hij met het schrijven en opnemen van liedjes. 11 om precies te zijn, stuk voor stuk hartverscheurende liedjes, die je moeilijk met droge ogen kunt beluisteren. Hij nam het album op in dezelfde kamer als zij stierf, gebruikte haar instrumenten en schreef de teksten op haar eigen papier, terwijl hij door hetzelfde raam keek, waardoor zij keek, toen ze er doodziek op bed lag. Dit alles geeft dit album een enorme emotionele zeggingskracht.
In de liedjes zingt Phil over haar, maar ook over z’n eigen ervaringen na haar dood. Zoals dat pakketje dat kwam, maar ook andere post en e-mails, nog aan haar gericht. Zo pijnlijk. Of over de oppervlakkige gesprekken die mensen met hem voeren in de supermarkt, of hoe ze hem daar juist ontwijken. Over hoe na een paar maanden de directe herinneringen aan haar langzaam worden overgenomen door de foto’s die hij van haar heeft. En wat hij eigenlijk zo erg vindt.
In het voorwoord van het tekstboekje bij de cd schrijft Phil dat hij en zijn vrouw hun leven voorheen juist afschermden. Zij was kunstenaar en hij een gevierd zanger (in zekere kringen weliswaar), maar hun privéleven hielden ze buiten schot. Waarom dan nu zo’n album, waarin hij zo open over zijn gestorven geliefde zingt, zoveel van zijn ervaringen met ons deelt? Het antwoord luidt: ‘Ik heb deze liedjes gemaakt en ze met de wereld gedeeld, omdat ik mijn stem wil vermenigvuldigen om te zeggen dat ik van haar houd. Ik wil dat dat bekend wordt.’

David, de dichter van Psalm 56, wil ook dat z’n lot bekend is. Dat lot, de achtergrond van de Psalm, is ook niet makkelijk. Zacht gezegd. Z’n tegenstanders bedreigen, bestoken en bestrijden hem. Bange uren heeft hij moeten doorstaan. Moet je nagaan: David. De gevierde man toen hij de reus Goliath had verslagen. Op straat scandeerden de mensen: ‘Saul heeft z’n duizenden verslagen, maar David z’n tienduizenden!’ Het had Saul woest gemaakt. Hij was David naar het leven gaan staan. David moest vluchten, nergens leek hij meer veilig. Toen was hij zelfs uitgeweken naar de aartsvijand: de Filistijnen. Daar had hij zich met een list uit de nesten gewerkt, maar eigenlijk was het een beschamende vertoning geworden, waar hij zichzelf mee had geïsoleerd. David heeft eigenlijk niemand meer. Maar in die eenzaamheid, in dat bangste uur, heeft hij zich op God gericht: op Hem wil hij vertrouwen. En daar is deze Psalm de neerslag van. Prachtig wordt dit vertrouwen verwoord in vers 4 en 5 van de Psalm:

op God vertrouw ik, angst ken ik niet,
wat kan een sterveling mij aandoen?

Maar daarna gaat het toch weer over die tegenstanders, die hun boze plannen tegen hem smeden, die hun kans afwachten, die het op zijn leven voorzien hebben. Het lijkt wel alsof David weer terug bij af is. Na de hoogte van dat godsvertrouwen schiet hij hier weer het ravijn in.
Nee, het is in de Psalm geen rechte, constante lijn. Het golft, op en neer. Lijkt dat eigenlijk ook niet op wat je na het overlijden van een geliefde kunt doormaken? Rouwverwerking is ook geen rechte lijn. Eigenlijk is dat woord ‘rouwverwerking’ al niet zo geslaagd. Alsof rouwen om het gemis van een geliefde ooit verwerkt is: klaar en afgerond. Juist bij oudere mensen, bij wie de partner jaren geleden overleden is, hoor ik als ze zelf heel kwetsbaar en afhankelijk worden, als ze door grote moeiten heengaan: ‘Wat mis ik hem of haar nu weer zo!’ Hoezo verwerkt?!
Rond rouwverwerking heb je de mooiste modellen, met allerlei fasen waar je door moet. Maar in werkelijkheid kun je ook zomaar weer terug bij af zijn. Margriet v.d. Kooi, een ziekenhuispredikant, schreef een fijnzinnig boekje Verdriet is een werkwoord. Daarin gebruikt ze voor rouw en gemis het beeld van een wenteltrap. Die ga je op, trede voor trede. Je komt steeds weer langs plaatsen waarvan je dacht dat je er voorbij was. Je vraagt je af of je een stap verder komt, want steeds zie je dezelfde dingen, maar wel vanuit een veranderend perspectief.
Steeds weer dezelfde dingen. Dat is ook het aangrijpende van die cd waar ik de preek mee begon. Phil Elverum zingt daarop ergens ‘I am a container of stories about you – Ik ben een container vol verhalen over jou. En ik maak die container telkens open, ook als niemand me erom vraagt.’ Nee, niet iedereen zit daar op te wachten. Zeker niet als de tijd verstrijkt: ‘Het moet nu maar eens over zijn. Het leven gaat door.’ En nog meer van die clichés. Maar het gaat niet over. Want die lege plek is er gekomen en laat zich niet opvullen. De wond kan zomaar weer openspringen. En het is nu eenmaal een wenteltrap, waarbij je toch telkens weer langs diezelfde plaatsen komt. Maar wel vanuit een ander perspectief.
En vanmorgen luisteren we hoe David dat doet in die prachtige psalm. Hij plaatst z’n leven – dat hij niet voor niets omschrijft met het woord ‘omzwervingen’; dat heeft veel weg van een wenteltrap – dat leven plaatst hij in het perspectief van God, voor zijn aangezicht: ‘Mijn omzwervingen hebt U opgetekend.’ M.a.w. het is U bekend. U heeft het zelfs opgetekend, opgeschreven in een gedenkboek, bij wijze van spreken. U houdt het bij. Zelfs mijn tranen: ‘Vang mijn tranen op in uw kruik.’
Bijzonder hoe David hier open en bloot over z’n tranen spreekt: de tranen van heimwee, eenzaamheid, angst. Hij schaamt zich er niet voor. Nu denkt daar niet iedereen zo over. ‘Grote jongens huilen niet’ luidt niet voor niets een gezegde. Of nog zo één: ‘De tijd heelt alle wonden.’ Blijkbaar moet het een keer over zijn. Dan mag je het niet meer over je verdriet hebben.
Maar terecht schrijft Margriet v.d. Kooi in datzelfde boekje: ‘Zwijgen in de zin van doen alsof er niets gebeurd is, is erg, is zout in de wond. Tranen zijn troost.’ Wat mooi: ‘tranen zijn troost.’ Jongens en meisjes, denk nog maar aan de ‘tranenthee’ van Uil… Niet voor niets heeft de Here God ons geschapen met traanklieren. Wij mensen zijn ook het enige schepsel dat kan huilen. Het is dus een uniek godsgeschenk. Tranen zijn troost. Of zoals ik ergens las: ‘tranen zijn smeltijs van de ziel.’ David schaamt zich er i.i.g. niet voor. Hij wil het niet verzwijgen of wegstoppen.
Ach, hoe vaak wordt er niet gezegd: ‘Laat je verdriet toch los; het leven gaat immers door.’ Loslaten? Alsof verdriet iets is dat je in de prullenbak gooit. Alsof je tranen afval zijn. Nee, dan David: ‘Vang mijn tranen op in uw kruik.’ Vang ze op, met andere woorden: bewaar ze. Ze zijn dus juist heel kostbaar. Voor God!
Ja gemeente, daar gaat het dus vanmorgen om, hoe God zelf met ons verdriet omgaat: ‘Heer, vang mijn tranen op in uw kruik.’ Dat Hebreeuwse woord dat hier staat, kan ook ‘zak’ betekenen. In die tijd waren er leren zakken waar wijn, melk of water in bewaard werd. Zeker in zo’n droog klimaat als in Israël ging men heel zorgvuldig om met water door het in dergelijke zakken te bewaren. Elke druppel is immers kostbaar en van levensbelang! Wat een beeld, lieve mensen! Zo bewaart de Here God onze tranen en neemt deze tot zich. Ja, het is een gewaagd, maar vooral ontroerend beeld: hoe de Here ons verdriet kent en proeft, als geen ander. Dus ook uw verdriet om uw overleden geliefde. Jouw verdriet om de grote teleurstellingen waar je tegenop liep, of dat waarin je vastliep. Uw verdriet om de gemiste kansen of de begane fouten. Jouw weggestopte verdriet, waarvan je de tranen aan niemand toont, maar ze ’s nachts huil je je kussen nat. Wat de oorzaak ook is van onze tranen, de Here God neemt ze tot zich, proeft ze, maakt ze zich eigen. Dan moet ik vooral denken Zijn eigen Zoon, Jezus, die ook tranen kende. Het is de kortste tekst uit de Bijbel, maar wel één van de meest aangrijpende: ‘Jezus weende.’ Bij Jezus liepen de tranen over z’n wangen. Hij huilde hartverscheurend bij het graf van zijn vriend Lazarus. Hij schaamde zich daar geenszins voor. Het was intens verdriet en tegelijk ook een hevige verontwaardiging over die vijand van de dood, hoe deze kan huishouden. Jezus huilde ook toen Hij, vlak voor zijn lijden en sterven, Jeruzalem binnenkwam. Hij huilde omdat ze er niet aan wilden: aan zijn boodschap, aan zijn liefde, aan Hem zelf. Jezus kent dus het verdriet. Hij kent het van binnenuit. Hij heeft gehuild en huilt nog altijd om het leed en de verschrikkingen op deze aarde, bij ons. Hij huilt met ons mee, Hij neemt onze tranen tot zich. Je bent dus nooit alleen in je verdriet. Hij is bij jou en jij bent bij Hem.

Onze tekst is ook nog anders uit te leggen. Dat vind ik ook zo mooi aan de Bijbel. De Joodse rabbijnen zeggen dat elke tekst zelfs 70 kanten heeft. Dan vallen die twee kanten van vanmorgen nog mee, toch? Het is dan ook geen of/of, maar en/en. Zo’n tekst wordt er alleen maar rijker door. Die andere betekenis blijkt bijvoorbeeld uit de Naardense Bijbel, die onze tekst als volgt vertaalt : ‘Doe ook mijn tranen in uw fles.’ Dat zou refereren aan het gebruik van zgn. tranenflesjes. Nu zijn er inderdaad bij opgravingen tranenflesjes gevonden. Ik las ergens de achtergrond hiervan. Als de mannen in het Oude Oosten naar het front moesten, dan bleven de vrouwen achter: verdrietig en onzeker. Ze hadden dan een tranenflesje. Als ze dan huilden, omdat ze hun man zo misten, dan deden ze hun tranen in zo’n afsluitbaar flesje. Er kon een aardig laagje traanvocht in terechtkomen. Zeker als de missie langer duurde. En een oosterling huilt nu eenmaal makkelijk en langdurig, dus… Als dan de man terugkeerde van het front, levend en wel, dan kwam z’n vrouw hem tegemoet en toonde hem dat tranenflesje en zei: ‘Kijk eens hoe ik je gemist heb!’ En vooral: ‘Kijk eens hoeveel ik van je houd!’ De inhoud van dat flesje, dat smeltwater van de ziel, was een uiting van liefde, van hartverscheurende, intens trouwe liefde.
Wat is dit ook een ontroerende kant van de tekst, gemeente. ‘Doe mijn tranen in uw kruik, in uw fles.’ Eens zal de Here God ons ontmoeten, in zijn koninkrijk en dan zal Hij ons die fles laten zien waarin Hij onze tranen opgevangen heeft, ze bewaard heeft als een kostbare schat en dan zal Hij zeggen: ‘Kijk eens, zoveel heb Ik van je gehouden! Zo kostbaar zijn Mij jouw tranen!’ En voor nu mogen we dus al weten, dat Hij zo met onze tranen omgaat. We hoeven niets in te slikken, te verzwijgen, weg te stoppen. En ook als oud verdriet weer bovenkomt, littekens openspringen, verdriet ons overmant, dan mogen we het bij Hem kwijt, uithuilen bij Hem. Al onze tranen vangt Hij op in die fles.

Dit is dus dat perspectief voor die wenteltrap, gemeente. Het perspectief van God zelf, de gerichtheid op Hem. Te midden van alle zorgen, alle dreiging, al het gemis, dat er voor David nog steeds is, vertrouwt Hij zich aan God toe. En dit vertrouwen geeft hem hoop, vaste hoop (vers 10): ‘in het uur dat ik U aanroep, wijken mijn vijanden, want dit weet ik: God staat mij terzijde.’ Het is als met een verrekijker. Dat wat dichtbij is – de dreiging van de vijanden – wordt vager en dat wat verder weg is – Gods hulp en bijstand – komt dichterbij.
Ik ben het afgelopen jaar bij de nodige sterfbedden geweest. Daar waren ontroerende momenten bij. Hoe mensen zich vastklampten aan de beloften van God, zoals: ‘Niets kan mij scheiden van de liefde van Christus’, ‘De Heer is mijn Herder, Hij leidt Mij, Hij vertroost mij’, ‘Gos is voor ons een toevlucht.’ Meermalen zag ik een glans op het gezicht. En bij de mensen eromheen tranen op de wangen. Ook die tranen heeft de Here God opgevangen in zijn fles, in zijn kruik. Die glans had alles te maken met de verrekijker van de hoop: de hemelse Vader en zijn Vaderhuis kwamen heel dichtbij.
Die verrekijker is er ook voor jou, als je worstelt met je verdriet, met je gemis, met je vragen of wat je dan ook beklemt. God staat je terzijde! Zo is zijn naam: Immanuël: God mét ons. Immanuël is de naam die Jezus kreeg. In Hem is God Iemand die zó met ons is, dat Hij ons verdriet zich eigen heeft gemaakt, die voor ons geleden heeft, maar ook door de dood is heengegaan, opgestaan is en leeft.
Richt daarom die verrekijker van geloof en hoop op Hem, die gekomen is en komen zal. Ja, en als Hij voor de tweede keer komt, dan is het niet meer incognito, ergens in een stal. Nee, dan komt Hij als de Heer der Heren, als Koning der Koningen. Dat zal het Koninkrijk volledig aanbreken, het nieuwe Jeruzalem neerdalen van de hemel. Johannes mocht daar in een visioen al wat van zien – we lazen het vanmorgen. Daar zal God zelf zal alle tranen uit hun ogen wissen. De tranen die we dan nog hebben, Hij zal ze drogen. En de tranen die Hij hoogstpersoonlijk voor ons heeft bewaard in die fles? Hij zal die fles omkeren: ‘Kijk eens, zoveel heb Ik van je gehouden. Elke traan is gezien, is geteld én is bewaard. Maar nu is het genoeg. Nu is het voorbij.’ En we zullen geen traan meer laten! Alleen maar vreugde, louter vreugde. Halleluja! Amen.

zingen         Samenzang: Zingende Gezegend 281: 1, 2, 3, 6 en 7 ‘Heer Jezus, als een licht zijt Gij’ (melodie: Gezang 290)

de cantorij zingt    Opwekking 665

zingen         Gezang 299: 1 en 2

gedenken van de overledenen

gedicht

VERWACHTING

Als de dag begint te doven
en de zon mij niet meer ziet,
als de schemering gaat komen
en ik stil word van verdriet,
als de nacht valt en mijn vogel
niet meer opdaagt met een lied –
na mijn duisternis Uw licht,
na mijn zwijgen Uw gedicht.

Jaap Zijlstra

zingen    Gezang 299:7,10

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

zingen    Lied 416 uit Nieuwe Liedboek ‘God zal met je zijn’

zegen

zingen  (als gezongen amen) Gezang 456:3