zingen         Gezang 479:1

stil gebed

votum en groet    

openingstekst       

‘Laat Christus’ woorden in al hun rijkdom in u wonen; onderricht en vermaan elkaar in alle wijsheid, zing met heel uw hart psalmen en hymnen voor God en liederen die de Geest u vol genade ingeeft. Doe alles wat u zegt of doet in de naam van de Heer Jezus, terwijl u God, de Vader, dankt door Hem.’ (Kolossenzen 3:16)

zingen          Psalmen voor Nu 84 (met combo)

gebod          uit Deuteronomium 30:11-20

zingen          Gezang 7:1,4

gebed om de verlichting met de Heilige Geest      

zingen          kinderlied ‘God die alles maakte’ (ELB 433)

kindermoment

Wie van jullie houdt er van prentenboeken? Nou, ik ook. Eigenlijk wij allemaal thuis wel. Moet je kijken, welke ik pas ergens opsnorkelde; ‘Verjaardag met taart’. Bij de Kringloop. 1,50 maar… Ik zal hem gelijk ook op de beamer laten zien. Eerst de voorkant.

verjaardag-met-taart-1
Maar er is iets met dat boek aan de hand. Kijk maar.

verjaardag-met-taart-2

Er is van alles te zien. Kijk maar. Maar is er ook wat te lezen? Nee, en dat is niet alleen op deze bladzijden zo. Verderop ook, tot op de laatste bladzijde aan toe. Je moet dus zelf het
verhaal erbij denken. Dat is heel leuk, maar ook best lastig.

verjaardag-met-taart-4

Ik dacht: dat lijkt volgens mij ook op deze wereld en de kerk. Op de natuur en de Bijbel. Buiten is er van alles te zien. Een prachtige natuur. Zoveel mensen. Zoveel dingen. Zoveel gebeurtenissen. Maar wat betekent het? Wie zit daar achter? Daarvoor moet je bij de Bijbel zijn. Daarvoor moet je in de kerk zijn. Daar hoor je het verhaal erachter. Het bijschrift bij de plaatjes zeg maar. En die heb je wel nodig om het een beetje te begrijpen, om verder te komen, om God te vinden, om gelukkig te worden. Daarom ben je hier altijd welkom. En zo’n verhaal horen jullie nu ook in de kindernevendienst. Een goede tijd daar en tot straks.

schriftlezing          Psalm 19.

zingen          Opwekking 518 (bewerking van andere indrukwekkende Psalm: Psalm 139)

verkondiging                   thema: Twee Boeken

Gemeente van Jezus Christus,

102 is ze intussen: mijn oma. Halfblind, maar toch ziet ze veel…  Daar vertelt ze ook over als ik haar opzoek: wat het eerste is, wat ze doet, als ze wakker wordt en ze het zonlicht door het raam van haar kamer ziet of de wolken – de contouren kan ze nog wel zien – en dan begint ze tegen God aan te praten: ‘Dank Je, Here, dat ik weer wakker mocht worden en dat Je zo goed voor me bent.’ Dat ‘Je’ is niet oneerbiedig bedoeld. Nee, het is veelmeer hoe de Duitsers ook ‘Du’ gebruiken als ze de Here God aanspreken. Het duidt juist op vertrouwelijkheid. ‘Dank Je, Here, dat Je alles zo mooi gemaakt hebt en dat ik in die wereld leven mag.’ En vaak rolt er dan nog een Psalm achteraan, bijvoorbeeld deze: ‘Het ruime hemelrond vertelt met blijde mond Gods eer en heerlijkheid. De held’re lucht en zwerk verkondigen zijn werk en prijzen zijn beleid.’ Het is inderdaad Psalm 19, in de oude berijming. Ja, wat wil je, als je 102 bent… Zo heeft ze de Psalmen als kind geleerd en is ze ze blijven zingen en bidden, tot op de dag van vandaag.
Ja, ze leeft met die Psalmen. Ze ademt ze: in en uit, in en uit… Ze brengen haar dicht bij God. Zo zijn de Psalmen ook bedoeld. Zoals de titel van het boekje van de groeigroepen het zo mooi zegt: ‘Leven met de Psalmen, oefenen in Gods aanwezigheid.’ Door de Psalmen te lezen, ze te bidden, ermee te leven, oefen je je in Gods aanwezigheid.’ Wat zou dat mooi zijn als we dat het komende seizoen mogen doen: in de kerkdiensten als die Psalmen opengaan, als we er in gaan speuren. Maar ook op de groeigroepen, de Bijbelkringen. En persoonlijk niet te vergeten.

‘Oefenen in Gods aanwezigheid.’ Je ziet dat ook in Psalm 19. Daar gaat David ons namelijk voor in hoe je in de wereld kunt staan, hoe je kunt kijken. Eigenlijk moet je zeggen: hoe je de werkelijkheid leest. Want hij gebruikt woorden die de schepping voorstellen als een boek, als een verhaal, vers 2: ‘de hemel verhaalt van Gods majesteit (…) de dag zegt het voort aan de dag die komt, de nacht vertelt het door aan de volgende nacht (…) over heel de aarde gaat hun stem, tot aan het eind van de wereld hun taal.’ Dus als je naar de lucht kijkt dan kun je daaraan aflezen hoe groot God is. Zijn majesteit. Zijn imponerende grootheid. Wat je adem stokt. Waar je diep van onder de indruk raakt. Als je ’s nachts die ontelbare sterren ziet. Lichtjaren ver. Als je de zon ziet opkomen. Ja, de Psalmist gaat vooral op dat hemellichaam in. Als een ware dichter tekent hij de zon als een jonge held die langs de hemel rent. Onvermoeibaar. Als een bruidegom na de huwelijksnacht: nog natintelend, verrukt. ’s Ochtends verlaat hij zijn tent en snelt langs de hemelbaan om ’s avonds weer in zijn tent te kruipen. En niets blijft voor zijn gloed, zijn licht, zijn warmte verborgen. Die zon verwijst door naar Zijn schepper. Laat zijn majesteit zien. Vertelt daar zonder woorden over, als belangrijke bladzijde uit het boek, waarin we Gods majesteit mogen aflezen, waar we ons mogen oefenen in Gods aanwezigheid.
Leest u zo ook dat boek? En jij? Dat je zo naar de hemel kijkt, dat je zo de zon waardeert en zijn woordloze taal verneemt. Maar ook bij de andere bladzijden van dit boek zeg maar. Zoals Guido Gezelle het dichtte:

Mij spreekt de blomme een tale,
mij is het kruid beleefd,
mij groet het altemale,
dat God geschapen heeft!

Die kleurige en geurige bloem, die veeltakkige en grillige boom, dat imposante berglandschap, dat humoristische dier, dat pasgeboren mensenkind, die oude en wijze oma, enz. enz. Ze vertellen me allemaal over die hand, waaruit het alles ontstond. Het draagt Zijn handtekening. Ik word stil van verwondering, ik moet slikken van zoveel creativiteit, zo ingenieus, zo imposant. Hoe groot zijt Gij!
En toch, biedt dit boek genoeg om je te oefenen in Gods aanwezigheid? Is dit boek van de schepping voldoende om God te leren kennen? Er zijn genoeg mensen die dat zeggen: ‘Ik heb de kerk, ik heb die bijbel, niet nodig. Ik ervaar God in de natuur. Ik kom Hem tegen in de diepten van mijn eigen gedachten.’ Maar de Psalm stopt niet bij dit ene boek. Nee, die gaat door naar een ander boek. Want dat eerste boek van de schepping vertelt ons niets over Gods andere eigenschappen buiten zijn majesteit en grootheid. Ik kom daar Gods liefde niet tegen. Ik ontdek er niets van het kruis van Christus en de geweldige betekenis daarvan. Ik hoor er niet van hoe de Heilige Geest mij met Hem verbindt en wat Hij in mijn leven kan laten rijpen. Kortom: Gods wezen, zijn hart gaat daar niet voor mij open. Wat Hij van mij wil, ontdek ik er niet. Daar heb ik echt dat andere boek voor nodig.
Vandaar dat de Psalm het daar in het tweede deel verder over heeft, vanaf vers 8. Over dat andere boek dus. En let op hoe God daar genoemd wordt. In het eerste deel, toen het ging over dat boek van de schepping, was het ‘God’. Met eerbied gezegd: zijn algemene naam. Maar in dat tweede deel wordt Hij ‘HERE’ genoemd, en dat is zijn bijzondere naam, zijn roepnaam: ‘Ik zal er zijn’ betekent die naam, of ‘Ik ben erbij.’ En die naam, dat wezen van God, ontdek je dus in dat andere boek, dat zeer hoog gewaardeerd wordt in vers 8: ‘De wet van de HEER is volmaakt.’
‘Mmm’, denkt u misschien, ‘wet…?! Dat klinkt niet echt aanlokkelijk, toch?! Dat klinkt streng: wat je wel en juist niet mag. Wat moet die wet mij over Gods wezen vertellen?!’
Wacht even. ‘Wet’ is een Nederlandse vertaling die het oorspronkelijk Hebreeuwse woord ‘thora’ niet echt dekt. Martin Buber vertaalde het in zijn fameuze Duitse vertaling van het Oude Testament met ‘Weisung’. Dat dekt het Hebreeuwse woord veel meer. In de Thora van de Here God gaat het om een Weisung, om onderwijs, om de juiste richting. Bovendien is de Thora meer dan de geboden. Het staat ook voor de vijf boeken van Mozes, van Genesis tot en met Deuteronomium. Dat is ook de Thora en daarin vind je veel meer dan ge- en verboden. Je vindt daarin ook verhalen en beloften. Je vindt daarin de Here God die zich bekendmaakt, die de mens roept, die bevrijdt.
Maar hoe blijf je bij die vrijheid? Door je aan die ‘Weisung’ van de Thora te houden. Door die weg te gaan. En ja, daar horen ook die ge- en verboden bij. Iemand vergeleek die met boeien. Nee, geen handboeien die je onvrij maken, maar boeien in het water. Door je schip daar tussendoor te sturen, weet je dat je op de goede route zit. Daarbuiten kun je vastlopen. Zo is Gods thora, zijn wet, bedoeld. Om binnen die boeien daarvan juist de vrijheid te bewaren, om het goede leven te vinden: wat goed is voor de ander en voor jezelf, en voor je relatie met God.
Daarom is de Psalm ook zo lyrisch over die thora: ze is volmaakt, levenskracht voor de mens, betrouwbaar, wijs, eenduidig, vreugde voor het hart, helder, een licht voor de ogen. Ja, dat tweede deel is een waar loflied op Gods wet, op zijn thora. En hier gaat de dichter – als ik het zo mag zeggen – nog meer los dan in dat eerste deel, bij dat eerste boek van de schepping. Omdat hij hier de HERE persoonlijk tegenkomt, het noodzakelijke bijschrift bij het plaatje ontdekt, Gods wil leert kennen, hier Hem in zijn hart kijkt. David is daar zo verrukt over dat hij in vers 11 over die voorschriften van de HEER zelfs zegt dat ze begeerlijker dan goud zijn en zoeter dan honing. Zo kan hij er van genieten.
De groeigroep dacht afgelopen week al na over deze Psalm en boven het betreffende hoofdstuk staat in het boekje: ‘Genieten van Gods Woord.’ Een mooi gevonden titel in dit verband. Zo is Gods Woord, zo is dat boek waarin we Hem werkelijk leren kennen, bedoeld: om er van te genieten. Want Gods woord is zo mooi, zo waar, zo goed! Ik hoop dat wij dat het komend seizoen ook mogen doen, bij al die momenten, hier in de kerkdiensten, tijdens de kringen, op de catechisaties en clubs, bij pastorale gespreken, enz.: zo genieten van het Woord. Ja, dat vraagt wel om concentratie, om toewijding, om aandacht en tijd. Het Woord is geen fast food…
Nee, het is echt proeven; rustig, er aandachtig op kauwen, het overpeinzen, bedenken wat God hierin tot je zegt, je belooft, van je vraagt. Zo mag je je oefenen in de aanwezigheid van de HEER. En dan leidt dat ook tot een dialoog. Aangesproken worden door God doet ons Hem weer aanspreken. Je ziet dat ook in de Psalm. Tot en met vers 11 wordt er over de Here God in de derde persoon gesproken, in de Hij-vorm: als verkondiging. Zo is Hij, zo is zijn Woord. Maar daarna wordt het ‘U’ of zoals het eigenlijk nog mooier is: ‘Gij’. Dan wordt God rechtstreeks aangesproken. Dan wordt het een gebed, vers 13: ‘Maar wie kan al zijn fouten kennen? Spreek mij vrij van verborgen zonden.’ Als Gods Woord zo volmaakt is, ons zo laat zien wie God is, daarin zo helder is, zo’n licht, dan worden juist ook de donkere plekken in ons leven zichtbaar: de fouten, de missers, zelfs de verborgen zonden. Eigenlijk staat er: ‘de onbewuste zonden.’ Dat wat je niet bewust deed, maar wat wel helemaal verkeerd uitpakte, wat dingen stukmaakte, in je relatie met anderen, met God. Het komt aan het licht door Gods Woord en zijn Geest. En dan daarmee niet blijven lopen, maar ze belijden, uitspreken, om vergeving bidden.
De Psalmen zijn ook spiegels, gemeente. Dat zullen we de komende tijd nog vaker gaan zien. We kijken daar mensen hun hart in. Ze laten het zien, ook als het over de donkere kanten gaat, dat wat grondig mis is. En een spiegel betekent dat wij op onze beurt ons daar weer in herkennen. Dat wij ook onze missers belijden, ook dat wat niet bewust gebeurde, dat God ons die bewust maakt en we vervolgens om vergeving kunnen bidden, telkens weer.
En zo bidt de dichter in het volgende vers ook dat hoogmoed hem niet zal beheersen. Dat is wel een voortdurende valkuil. Juist als het over Gods gebod gaat. Dat we denken dat wij die wel houden, dat wij het i.i.g. een stuk beter doen dan die en die… Dat we ons beter voelen dan menig ander, die toch overduidelijk scheve schaatsen rijden. Maar dat brengt ons niet in Gods aanwezigheid. Integendeel, dat verwijdert ons van Hem. Want dan denken we het zelf te kunnen. Maar de spiegel van deze Psalm laat zien, dat dat niet gaat: dat we kwetsbare en zondige mensenkinderen zijn, die het helemaal moeten hebben van Gods genade. Zoals het kruis van Christus en Zijn Geest ons dat nog veel duidelijker laten zien. En we juist dat mogen proeven volgende week aan de avondmaalstafel.

Juist in nederigheid vinden we God, vinden we Jezus Christus, die zichzelf vernederde, die klein en kwetsbaar werd, om ons die weg te leren. Juist in alle eerlijkheid en afhankelijkheid vinden we God, mogen we zijn vergeving ontvangen. En zijn vernieuwing. Want daar is het laatste gebed in het slotvers op gericht: dat onze woorden en gedachten God behagen en bekoren. Ik zou zeggen: een toepasselijk gebed ook voor een nieuw seizoen. Voor ons als gemeente, en voor ons persoonlijk.
Zo mogen we met en uit de Psalmen leven. Zoals mijn oma van 102 dat mij elke keer weer leert. Zoals deze Psalm zélf het ons leert. Je aan laten spreken door Gods Woord dat hier zo lyrisch, zo persoonlijk en zo diep tot ons komt. En Hem biddenderwijs antwoorden. Zullen we dat nu ook doen?

Hemelse Vader,
U hebt de bomen geschapen,
wat een prachtige gestalten,
wat een rijkdom aan vertakkingen,
aan bladeren en bloesems en vruchten,
en toch:
de bomen kennen U niet.

U hebt de dieren geschapen,
vissen en vogels, slakken en rendieren,
wat een rijkdom aan leven,
een lust voor het oog,
en toch:
de dieren kennen U niet.

U hebt de mensen geschapen,
wonderlijke wezens,
begaafd met verstand en spraak,
in staat tot denken en dichten,
en toch:
de mensen kennen U niet.

U, de Verborgene, roepen wij aan:
open ons verstand
dat wij uw heerlijkheid zien,
open ons hart
dat wij uw nabijheid ervaren,
open onze mond
dat wij uw goedheid loven!

(Jaap Zijlstra)

Amen

zingen          Psalmen voor Nu 145 (met combo)

avondmaalsvoorbereiding

dankgebed en voorbeden          

inzameling van de gaven

zingen          Gezang 479:3,4

zegen