orgelspel 

mededelingen  

zingen          Gezang 118:2

stil gebed 

votum en groet

aanvangstekst         ‘Het hart van een mens overdenkt zijn weg, maar de HEER bestuurt zijn voetstappen.’ (Spreuken 16:9, Herziene Statenvertaling)

zingen                       Psalm 61:3

voortzetting viering heilig avondmaal

lezen    Johannes 6:54-57

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing     Ruth 2

verkondiging     Thema: Een toevallige ontmoeting met grote gevolgen

Gemeente van Jezus Christus,

Een toevallige ontmoeting met grote gevolgen. Die vond plaats, ruim 50 jaar geleden. Het was op een camping. Een al wat oudere jongeman zag een paar vrouwen worstelen met het opzetten van een tent. Na het even aangekeken te hebben, snelde hij toe en vroeg of hij assistentie kon verlenen. Het bleken Duitse vrouwen te zijn. Dus hij vroeg: ‘Kann ich helfen?’’ ‘Jawohl, gerne!’. Binnen no-time stond de tent overeind.
De jongeman kwam vervolgens wat vaker langs, want één van die vrouwen vond hij wel hübsch. Van het één kwam het ander, ze hielden contact en intussen zijn ze al 50 jaar getrouwd! Een toevallige ontmoeting met grote gevolgen…

Zou je dat ook niet als titel boven Ruth 2 kunnen zetten: ‘een toevallige ontmoeting met grote gevolgen’?
Ruth en Naomi zijn intussen gesettled in Bethlehem. Naomi lijkt nog steeds in die cocon van zelffixatie en verbittering te zitten, want er komt weinig uit haar handen. Maar dan Ruth! Zij is niet lamgeslagen door alle teleurstellingen en verdriet. Ze zegt tegen haar schoonmoeder (vers 2): ‘Ik zou graag naar het land willen gaan om aren te lezen van iemand die dat toestaat.’ Ruth neemt het initiatief: er moet toch brood op de plank!

Voor een arme, een weduwe is er godzijdank een voorziening. Door Gods wet zelf geboden: ‘Wanneer je de graanoogst binnenhaalt, oogst dan niet tot aan de rand van de akker, en raap wat blijft liggen niet bijeen (…) maar laat het liggen voor de armen en de vreemdelingen.’ Van dit gebod heeft Ruth blijkbaar gehoord en ze wil er gebruik van maken.
Maar is het u opgevallen dat ze er heel voorzichtig over praat: ‘Ik zou graag naar het land willen gaan om aren te lezen van iemand die dat toestaat.’ Maar het is toch een gebod van God en daarom een recht van de armen en de vreemdelingen? Daar hoeft ze dan toch niet om te vragen?
Nee, eigenlijk zou dat niet hoeven. Maar weet u in welke tijd Ruth zich afspeelt? In de Richterentijd. Dat wordt al gezegd in het allereerste vers van Ruth. Dat was de tijd waarin ieder deed wat goed was in zijn ogen. De tijd waarin Gods geboden met voeten getreden werden. Vandaar dat Ruth maar moet zien of er nog landeigenaars zijn die dit gebod van God houden of juist denken: nog niet zo lang geleden was het hier hongersnood, dat zijn we nog niet vergeten, dus laat ik dan nu in ieder geval maar alles van het land halen; dan heb ik nu in ieder geval een flinke reserve!

En zo gaat Ruth er op uit om aren te lezen. Denk hier niet te idyllisch over: want het was zwaar werk. De hele dag in de brandende zon, achter de maaiers en de binders aan. De laatsten binden de afgesneden bossen aren tot schoven. Daarachter loop je als arenlezer: constant gebukt, turend naar de grond, op zoek naar losse aren die niet in de schoven terechtgekomen zijn. Ze pakken tussen de harde stoppels. De hele dag zwoegen voor wat graankorrels, want goeie maaiers en bindsters laten weinig achter.
Het is zwaar en vernederend werk, en ook niet zonder risico’s voor een vrouw als Ruth: alleenstaand en ook nog eens een Moabitische. Zo iemand was vogelvrij, kon zo het slachtoffer worden van ongewenste intimiteiten. Niet voor niets waarschuwt Boaz daar zijn personeel wel een paar keer tegen!

Ja Boaz, op zijn akker komt Ruth terecht. Vers 3 zegt het zo mooi: ‘het toeval wilde dat de akker waar ze kwam van Boaz was.’ Juist Boaz, een rijke herenboer, ook een gelovig man, die leeft met de geboden van God en zelfs nog verre familie van Elimelech, haar overleden schoonvader! Maar daar weet Ruth niets van en daarom zegt de verteller erbij dat het toeval wilde dat ze op Boaz’ akker terechtkomt. Toevallig dus. Een toevallige ontmoeting….
‘Toevallig’? Is dat niet een beetje oppervlakkig gezegd? Als wij vroeger als kinderen ‘toevallig’ zeiden, dan werden we meteen op onze vingers getikt: ‘toeval bestaat niet!’ Toch moeten we niet vromer willen zijn dan de Bijbel zelf. In de Statenvertaling heette het al ‘bij geval’. Meermalen komt die uitdrukking daar voor. Door de NBV hier dus vertaald met ‘het toeval wil’. Dat komt omdat de Bijbel niet alleen van bovenaf tegen de gebeurtenissen aankijkt, maar ook van onderaf. Dat gebeurt juist in het boek Ruth. Het is ook zo’n door en door menselijk boek. En vanuit menselijk oogpunt is het toch ronduit toevallig dat Ruth nu precies op de akker van Boaz gaat arenlezen?! Ik bedoel: ze weet nergens van, er is bij haar van geen enkele opzet sprake. Een toevallige ontmoeting….
En zo is het nog steeds, toch?! Grote veranderingen in een mensenleven en zelfs in de wereldgeschiedenis worden vaak in gang gezet door dingen die in eerste instantie puur toevallig lijken. De dingen zijn niet allemaal zo voorspelbaar.
Ook in het geloof niet. Ik las ergens: ‘Geloven in God betekent niet geloven dat de dingen toch allemaal allang vast liggen en dat je dus het beste maar met je handen in de schoot kunt blijven afwachten. Nee, geloven in God betekent: altijd openstaan voor de verrassingen van het leven. Op ’t onverwachtst kunnen er dingen gebeuren, omdat God een God is van wonderen. Onbevangen opnieuw het leven instappen, ook al is er nog zoveel gebeurd: nee dat is niet naïef, dat is rekenen met een God van wonderen, zodat dingen toevallig ineens kunnen gebeuren’, met grote gevolgen…..

Zeker voor Ruth, want Boaz merkt haar op, vraagt aan de voorman van de maaiers  wie zij is en stapt vervolgens op haar af. Persoonlijk nodigt hij haar uit om op zijn akker aren te blijven lezen en hij biedt haar bescherming en drinken aan.
Ruth is van zoveel goeds helemaal van slag; ze werpt zich voor hem op de grond en roept het uit: ‘Waaraan heb ik het te danken dat u zo goed voor mij bent – letterlijk: ‘waarom heb ik genade gevonden in uw ogen?’ – terwijl ik toch maar een vreemdeling ben?’
Je zou verwachten dat Boaz zoiets zou zeggen als: ‘Ach, vreemdelingen zijn toch ook mensen.’ Ja, dat klinkt wel politiekcorrect, maar het is natuurlijk juist zo lekker algemeen en vernederend ten diepste. Nee, Boaz heeft juist aandacht voor de persoon van Ruth zelf! Wat zij heeft gedaan en betekend. Zo heeft Boaz  vernomen wat Ruth voor haar schoonmoeder heeft gedaan en hoe zij de keuze heeft gemaakt voor haar volk.
En weet u, wat nou zo prachtig is? De woorden die Boaz kiest, met name over het verlaten van haar geboorteland, die lijken sprekend op wat de Bijbel over Abraham, over zijn keuze zegt!. Ruth lijkt hierin op aartsvader Abraham, op de vader der gelovigen!

Zo peilt Boaz Ruths belijdenis, haar radicale keuze voor Naomi’s volk, haar God en haar lot. Nee, zo had haar schoonmoeder dat niet gepeild. Integendeel, Naomi had gezwegen, Ruth genegeerd. Maar Boaz doet anders. Eigenlijk prijst hij Ruth om haar keuze en daarom wil hij haar nu ook zo belonen, haar die gunst betonen.
Boaz prijst Ruth. Dat zouden wij ook eens vaker moeten doen, gemeente. Het ligt ons toch vaak beter om iemand juist op de negatieve dingen te wijzen, op wat niet goed ging. Zeker in deze tijd is er zoveel negativiteit en polarisatie, wordt er zoveel en zo vaak kwaad over anderen gesproken.
Boaz laat zien hoe goed het doet om juist aandacht te hebben voor wat wel goed gedaan is. Want Ruth zegt na Boaz’ positieve woorden in vers 13 dat hij zich haar lot heeft aangetrokken en moed ingesproken. Letterlijk zegt ze dat ze daardoor vertroost is en dat Boaz tot haar hart heeft gesproken. Boaz heeft haar geraakt met zijn positieve, opbouwende woorden, met zijn peiling van haar keuze.
Dus daarom is het juist zo belangrijk om het goede van God in iemand, – want dat is het toch? – ook en juist te noemen. Dus om tegen elkaar te zeggen: die keuze die je toen maakte, die stap die je nu zet, die aandacht die jij die mensen geeft, dat is mooi, dat is zo fijn, daar zie ik iets van God in.
Juist door zo’n waardering kunnen mensen een stuk gezonde eigenwaarde krijgen, het diepe besef dat ze iets kunnen betekenen voor de ander en voor God.

Want Boaz vervolgt in vers 12 met een wens naar God toe: ‘Moge de HEER je daarover rijkelijk belonen.’ Met andere woorden: ‘Dat wat jij gedaan hebt Ruth, dat zal hopelijk niet onopgemerkt blijven, hopelijk zal God je ervoor belonen. En misschien dat wat ik nu voor je doe en aan je geef, dat dat al iets van die beloning van God is.’
In de Hebreeënbrief staat: ‘God is een beloner voor wie Hem ernstig zoeken.’ Dat wil niet zeggen dat we ons behoud moeten verdienen. Nee, alles door genade. Dat hebben we vandaag toch weer geproefd bij het avondmaal?!
Het wil wel zeggen: dat wat uit liefde voor God, voor Christus, voor de ander is gedaan, dat dat door God gezien, gewaardeerd en ook beloond wordt.
Niet alleen straks in Gods hemelse heerlijkheid, maar ook nu mag er al iets van een loon zijn. Ruth mag het nu al merken, zegt Boaz. En hij gebruikt daar een prachtig beeld voor: Ruth mag schuilen onder de vleugels van de HEER.
Je ziet het voor je: zo’n bang en schuw vogeltje, verdwaald, verkleumd. Maar dan ziet het de moedervogel, rent naar haar toe en kruipt weg onder haar warme vleugels: veilig, geborgen.
Zo is Ruth, de weggevlogen vogel uit Moab, – een vreemde vogel! – terechtgekomen onder de vleugels van de HEER, de God van Israël. Daar mag ze zich helemaal veilig en geborgen weten.
Ken je die, die vleugels van de HEER? Schuilen bij Hem? Met alles wat je hebt en bent, met je angsten, met je zorgen, met je zonden? Onder Zijn vleugels terechtkomen en je helemaal veilig en geborgen weten? Ja, juist ook de adventstijd legt hier de nadruk op. Advent is namelijk ook de tijd van inkeer, van stil worden, van je richten op onze lieve Heer, bij Wie plaats genoeg  is, ook voor de vreemdste vogels!

Ruth kan het weten. En weet je wat zo mooi is? Die bescherming, die vleugels van God, die krijgen voor haar gestalte in hoe Boaz met haar omgaat. Want hij laat het niet alleen bij mooie en plechtige woorden. Hij zet ze ook om in daden. Hij laat zien wat aandacht en zorg voor de arme en vreemdeling zijn, heel concreet. Ruth mag samen met zijn personeel mee-eten, iets ongehoords voor de arenlezers in die tijd! Hij reikt het eten haar zelfs persoonlijk aan en ‘zij hield zelfs nog over,’ zegt vers 14. Wie hoort daarin niet iets door van de wonderbare spijziging, toen er ook over bleef? Ook Boaz, als stamvader van Christus, heeft duidelijk messiaanse trekken

En na de maaltijd mag Ruth ook op de plek arenlezen, waar de schoven nog gemaakt worden, waar dus nog meer aren lagen dan daarachter! Bovendien gebiedt Boaz zijn maaiers ook expres wat extra aren te laten vallen.
Ruth raapt maar liefst een efa gerst op. Dat is zo’n 36 liter, oftewel 22 kilo gerst!
Ruth komt er mee thuis en dan blijkt dat die toevallige ontmoeting op de akker ook grote gevolgen heeft voor Naomi. Want als Naomi die baal gerst ziet, begint ze de haar dan nog onbekende eigenaar van het land, in vers 19 spontaan te zegenen: ‘Gezegend de man die zo goed voor jou is geweest.’ En als ze dan vervolgens hoort dat die eigenaar Boaz is, dan zegent ze hem nog een keer: ‘Moge de HEER hem zegenen, want Hij heeft trouw bewezen aan de levenden en de doden.’
Hoort u dat? Naomi ziet weer trouw, weer goedheid van God. Vanmorgen hoorden we hoe ze die niet meer zag: verblind door de bittere teleurstellingen. Maar nu valt die donkere bril af. Voor het eerst sinds lang, ziet ze weer zegen, weer goedheid, weer de trouw van God.

En dat door Boaz. Boaz die, weet Naomi, ook één van de lossers is van de familie. Wat precies de taak van zo’n losser was, komt de volgende keer, maar zo’n losser kon toen juist in tijden van nood – en dan moet je denken aan het verlies van land, een faillissement, maar ook aan de dood van een man –  dat dan zo’n losser het kon oplossen, kon verlossen.
En nu opeens schiet het Naomi te binnen dat ze in Boaz, die zich zo om Ruth bekommerd heeft, zo’n losser hebben! De toevallige ontmoeting kan wel heel grote gevolgen krijgen!

Toevallig? Nou, nu blijkt dat die ‘toevalligheid’ dus alles met God te maken heeft. In het begin van het verhaal keken we van onderaf tegen het gebeuren aan: ‘het toeval wilde dat de akker waar Ruth kwam van Boaz was.’ Het toeval wilde… toevallig. Maar nu kijken we met Naomi van bovenaf er tegen aan: ‘de HEER heeft trouw aan ons bewezen.’ Hij zit erachter! Zijn besturende hand, vol zegen en zorg! Nu zie je waar worden wat die openingstekst uit Spreuken zei: ‘Het hart van een mens overdenkt zijn weg, maar de HEER bestuurt zijn voetstappen.’
Bijzonder als je zo in mensen om je heen, in toevallige ontmoetingen, die besturing van God mag ontdekken. Als je in mensen iets van Christus’ gelaat mag zien. En zo, als Naomi, uiteindelijk ook verder kunt kijken dan de teleurstellingen, dan de zorgen en het verdriet. Als zo die cocon van zelffixatie en bitterheid openbreekt en je er uit mag vliegen als een vlinder, een vlinder voor God.
Het kan, door mensen als Boaz, mensen die echte aandacht voor je hebben, waardoor je weet: eindelijk iemand die me echt begrijpt, die me waardeert, bij wie ik mijn waardigheid als mens terugvind, door wie ik merk dat al die verhalen over God, over Wiens vleugels je kunt schuilen, waar zijn.
Het kan door mensen, maar vooral ook door de Zoon des Mensen, door die achter-achter-achterkleinzoon van Boaz: Jezus Christus. Hij is de Losser, de Verlosser van onze schuld en alles wat ons knecht. Hij weet als geen ander tot ons hart te spreken en ons te vertroosten. Hij is onze troost, onze enige troost in leven en in sterven. Lof zij U, Christus!

Amen

zingen           Gezang 452:2

gebed           

collectemoment

slotlied          Psalm 68:7

zegen

orgelspel