orgelspel

welkom en mededelingen door ouderling van dienst

stil gebed 

votum en groet

openingstekst         ‘Zij – dat is Israël tijdens de woestijnreis – zij dronken uit de geestelijke rots die hen volgde – en die rots was Christus.’ (1 Korinthe 10:4b)

zingen           Psalm 62:1,5

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezing            Psalm 71:1-14

tekstlezing   ‘Wees de rots waarop ik kan wonen, waar ik altijd heen kan gaan.’ (Psalm 71:3a)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Die laatste week voor de jaarwisseling word je bestookt met jaaroverzichten: het nieuwsoverzicht, het sportoverzicht en je komt allerlei lijstjes tegen: van de beste boeken, de beste films en de beste muziek. Eerlijk gezegd houd ik daar wel van: die overzichten helpen je om, al terugkijkende, de dingen op een rij te krijgen en die lijstjes geven me ook altijd weer ideeën: hé, dat heb ik gemist, dat moet ik nog eens lezen, kijken of luisteren.
Ja, waarom kijken we eigenlijk terug? Ik las ergens: ‘Achter al dat terugkijken zit ook de behoefte om te ordenen, samenhang te ontdekken. De wereld is complex. Er gebeurt veel. Het leven is vaak verwarrend.’ Ordenen, samenhang ontdekken; herkenbaar, toch?

Terugkijken kun je ook persoonlijk doen. Wat was 2020 voor een jaar voor mij?
Nu weet ik niet welke gevoelens dat bij u oproept, als u terugkijkt op het afgelopen jaar. Het is door velen een ‘rampjaar’ genoemd, met name door het coronavirus en de grote impact die dat had en heeft. Maakt dat je verdrietig, wanhopig, verbitterd? Of heeft dit jaar, ondanks alles, je toch ook wat goeds gebracht? En ben je daarom toch ook dankbaar? Of is het eerder een warrige mengeling van verschillende gevoelens?

In de Psalm van vanavond wordt er ook teruggekeken. Niet alleen op een afgelopen jaar, maar eigenlijk op heel het leven. Dat leven is intussen ook ver gevorderd, want het betreft een lied van iemand op leeftijd. Het wordt twee keer expliciet gezegd, in vers 9: ‘nu ik oud word’ en in vers 18: en ’nu ik oud en grijs ben.’
Het valt niet mee om oud te zijn. Het gezegde luidt niet voor niets: ‘oud worden, willen we allemaal, maar oud zijn…’ Een ouder wordende mens heeft te maken met twee soorten drempels. Aan de ene kant drempels die steeds hoger worden: letterlijk en figuurlijk. Veel dingen worden moeilijk toegankelijk… Aan de andere kant de drempel tussen leven en dood die steeds lager wordt: je komt steeds dichter bij je levenseinde…
Voor die oudere, de dichter van Psalm 71, is het ook niet eenvoudig. Niet voor niets valt hij al direct met de deur in huis, in vers 1 en 2: ‘maak mij nooit te schande… red en bevrijd mij, doe mij recht, hoor mij en kom mij te hulp.’ Er is sprake van vijanden, van schurken en onderdrukkers. Vijanden die kwaad over hem spreken en op hem loeren. Hij voelt zich door God verlaten en hulpeloos. Hij klaagt God zelfs aan in vers 20: ‘U hebt mij doen zien veel ellende en nood.’ Kortom: bij het terugkijken ziet deze oudere genoeg donkers in zijn leven. Genoeg dat hem verdrietig en eenzaam maakt.
En blijkbaar krijgt hij de ruimte om dat te uiten… Toen de Psalmenbundel geredigeerd werd, toen al die verschillende liederen, van verschillende auteurs, toen die samengevoegd werden in één bundel, toen werd er niet gezegd: ‘laten wie die lange en beetje treurige 71e er maar uitlaten. Daar worden mensen toch alleen maar depri van. Die doet het niet zo goed in de tempelliturgie, als God geloofd en geprezen moet worden.’ Nee, die Psalm kwam er weldegelijk in, in die bundel van 150. Zoals nog wel meer van die smeek- en klaagpsalmen. Heel wat meer: net zo veel als lofliederen. Elke keer verwonder ik me daarover en vind ik dat zo bijzonder: voor het aangezicht van de Here God mogen we onszelf zijn, hoeven we de donkere tonen niet te verzwijgen, hoeven we onze klachten en moeiten niet in te slikken. Nee, we mogen ze uiten. Ze wórden geuit via de woorden van zo’n Psalm.

De theoloog Tom Wright schreef een mooi boekje over de Coronapandemie, en hij betoogt daarin dat deze ons vooral ook leert dat we mogen klagen, klagen voor Gods aangezicht, net als in de Bijbel gebeurt. In die zin is die 71e Psalm juist ook nu heel toepasselijk.
Maar klagen in Bijbelse zin is niet een beetje wrokkig voor je uit zitten mopperen. Laten we wel wezen: dat is een valkuil. In deze tijd zijn ook veel mensen verbitterd geraakt. Dat is ook een valkuil als je ouder wordt. Dat je gaat jeremiëren over alles wat je mist, over alles wat niet meer gaat, over hoe beklagenswaardig je bent, dat je nergens meer naar toe kunt én hoe verschrikkelijk de huidige tijd is, hoe de mensen vandaag de dag zijn: oppervlakkig, egoïstisch, losbandig, nergens meer tijd voor. Dat je je eigen kinderen en kleinkinderen bijna niet meer ziet. Maar ja: als je vooral aan het jeremiëren bent, is het ook geen onverdeeld genoegen voor hen om bij je op bezoek te komen…
Die oudere uit de Psalm zit niet maar voor zich uit te klagen en te mopperen. Nee, bij hem wordt het een smeekgebed, gericht tot God. Hij stort zijn hart uit voor God, want dat is bidden toch: je hart als een kruik helemaal leegstorten voor God, zodat er niets achterblijft en zo schuilen bij God, bij Hem komen en je aan Hem toevertrouwen.

Zo’n gebed is onze tekst precies: ‘Wees de rots waarop ik kan wonen, waar ik altijd heen kan gaan.’ Voor ons, bewoners van een plat land, staat dat beeld van een rots verder van ons af dan voor een Israëliet, die er genoeg kon tegenkomen. Zo’n rots die hoog uittorent boven het landschap, die opvalt door z’n grillige vormen, waar vogels bijvoorbeeld een veilige schuilplaats kunnen vinden.
Ja, zo’n rots biedt veiligheid en zekerheid. Het is ook een rots waarin gewoond kan worden. Rotswoningen had je toen. Trouwens nog steeds. Fascinerend: in een rots een woning, met uitgehakte ramen, een trappetje ernaartoe, hoog en droog.
Wonen is meer dan alleen maar schuilen. Dat is ergens thuis zijn. Een woning is een thuisbasis waar je elke keer weer naar toe gaat en waar vanuit je ook weer vertrekt.
De dichter van de Psalm bidt of God zo wil zijn: een vaste, zekere en veilige rots, een toevlucht, een woning. Hij staat daarbij in een wijde kring, want dat beeld van de rots wordt vaak gebruikt in de Bijbel en zeker ook in de Psalmen, in die liederen waarin het geloof wordt geuit én geïnd.

‘Maar dominee, toch klinkt het beeld van een rots voor God tegelijk ook wel erg massief en star. Ik bedoel: een stuk steen, dat praat niet, daar zit geen beweging in, dat is gevoelloos…’
Wacht even, je moet zo’n beeld nooit eindeloos oprekken. Niet voor niets zijn er nog vele andere beelden in de Bijbel voor God. Je kunt Hem niet vastpinnen op één beeld. Daar is Hij veel te groot voor.
Maar als het over dat beeld van de rots gaat, dan moeten we daar ook niet te statisch over denken. Willem Barnard wijst namelijk op die prachtige tekst uit de eerste Korinthebrief waar we deze dienst ook mee begonnen. Daar wordt over de Israëlieten gezegd dat zij allen tijdens de woestijnreis uit de geestelijke rots dronken, die hen volgde. Dat moet je niet letterlijk nemen. Er ging niet een soort mobiele rots mee. Nee, het is een hele mystieke tekst. Zoals ze eens uit die rots water gedronken hadden – de rots waarop Mozes met zijn staf sloeg –om in leven te blijven, zo bleven ze aangewezen op de zorg, op de genade van God die dit wonder deed. Hij trok met hen mee. In feite was dat Christus al, zegt Paulus. Als Zoon van God is Hij ook eeuwig en was er dus toen ook al, als de Levende die leven geeft.
Ja, Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in alle eeuwigheid. Hij was er dus niet alleen voor Israël in de woestijn, maar ook voor ons, nu en in de toekomst. Te midden van al die beproevingen, al die aanvechtingen, al die moeiten, waar de Psalm zo vrijmoedig over spreekt en die misschien voor u en jou ook wel herkenbaar zijn, zeker ook in deze coronatijd, te midden daarvan is Jezus Christus daar. Als een rots. Als een rots die niet statisch is, maar die meetrekt, als een rots waar we ons aan mogen laven, waar we nieuw leven mogen ontvangen: vergeving, vernieuwing, vreugde, hoop en uithoudingsvermogen.

De dichter van de Psalm, een oudere dus, heeft dit ook ontdekt. Want hij bidt niet alleen of God die rots wil zijn, waarop hij kan wonen en altijd heen kan gaan, maar direct daarna – ook in vers 3 – belijdt hij het: ‘U hebt mijn redding bevolen, mijn rots en mijn burcht, dat bent U.’ Bidden of God het wil zijn en tegelijk ook vertrouwen dat Hij dat is. Volgens mij is dat geloven, gemeente: nooit iets dat je zelf in je pocket hebt. Het moet telkens weer toegeëigend worden, je eigen gemaakt. Je blijft aangewezen op Hem, die het voor je waarmaakt. En dan ook erop vertrouwen dat het zo is, dat Hij zo is.

Terug naar onze tekst: ‘wees de rots waarop ik kan wonen, waar ik altijd heen kan gaan.’ Je zou kunnen zeggen dat de Psalm tussen de regels door ook een aantal raadgevingen geeft die helpen om te kunnen wonen in de rots die God is. Wonen is immers ook een activiteit. Je moet je huis op orde houden.
Wat helpt daarbij? Allereerst om God te zoeken. Eigenlijk gebeurt dat in de Psalm ook. Psalm 71 is een betrekkelijk lange Psalm. De dichter neemt de tijd. Telkens weer zoekt hij het contact met God. Hij bidt. Hij leeft met God. Het begin is al veelzeggend: ‘Bij U schuil ik.’ Dat is natuurlijk ook een zeer goede raadgeving voor het nieuwe jaar. Om God te blijven zoeken, om te blijven bidden, ook als het tegen de klippen op is. Want zo woon je bij God, leef je met Christus, de rots.
Dat de dichter met God leeft, ademt in zijn Woord zeg maar, kun je ook merken aan het feit dat deze Psalm vaak zo bekend klinkt. Je komt er letterlijk flarden in tegen uit andere Psalmen.
Ik vind dat mooi als ik met oudere mensen spreek en je hoort dat aan de zinnen die gebruikt worden dat ze doorspekt zijn met Bijbelse taal, vaak ook uit de Psalmen of ook uit andere liederen. Woorden die het voor hen zeggen. Woorden waar ze zich aan optrekken. Waar ze door getroost en bemoedigd worden. Dat kan ook als je jonger bent hoor! Maar dan moet je die woorden wel kennen! Dan moet je wel ademen in dat Woord. Er geregeld uit lezen en ermee leven. Zo houd je je levenshuis op orde. Ook voor 2021. Zo kun je wonen in de rots die God is. Een rots die tegen een stootje kan…

In de tweede plaats let de dichter goed op wat God allemaal gedaan heeft in zijn leven. Hij heeft er oog voor dat God er ook bij was in de moeilijke momenten van het bestaan. Sterker nog: God is er letterlijk vanaf het begin bij geweest en gebleven: ‘al in de moederschoot was U degene die mij droeg.’ En daarom looft hij God.
In mijn eerste gemeente kende ik een jongen, die het niet zo makkelijk had gehad, maar met vallen en opstaan het geloof was blijven vasthouden. Waarom? Omdat hij wist dat op de cruciale momenten God er telkens voor hem was. Hij noemde dat zelf ‘de piketpaaltjes in mijn leven.’ Bijvoorbeeld dat hij als baby’tje al gedoopt was. En daarna een predikant bij wie hij als kind voor het eerst preken ging begrijpen en er ook echt wat mee kon. Zijn belijdenis van het geloof. Z’n trouwdienst. Een wonderlijke bewaring van zijn zoontje, dat niet kon zwemmen en in het diepe niet verdronk. ‘Allemaal piketpaaltjes’, zei hij, ‘waaruit bleek hoe God me trouw is gebleven. Hij heeft me niet losgelaten.’
Vele jaren later stond hij me op te wachten na de dienst, een grote glimlach, tranen in de ogen: ‘Bedankt voor de dienst, dominee.’ Een dienst die ging over God loven, ook als het donker is. De Here God bewust loven om wat Hij gedaan heeft in je leven, om die piketpaaltjes zeg maar. Het houdt je levenshuis op orde, zodat je bij God kunt wonen. Vergeet het niet anno 2021!

De derde raadgeving van de Psalmist is: Houd de hoop levend! Of zoals het in vers 14 wordt gezegd: ‘Ik blijf naar U uitzien, altijd.’ Dat doet denken aan een wachter op de stadsmuren die uitkijkt naar het morgenlicht. Uitzien naar God. Ach, heel deze Psalm ademt in feite hoop. Juist omdat Hij waargemaakt heeft dat Hij zo’n rots is, een rots ter woning, een rots die meetrekt, de rots Christus waaraan je je mag laven. Omdat God trouw is. Daarom zal Hij ons toch ook helpen, daarom zal Hij toch onze Redder zijn?! Ja, wie met God leeft, wie bij Hem woont, heeft veel te hopen. Hoe onzeker 2021 ook is, van Hem mogen we veel verwachten. Naar Hem kunnen we uitzien. Door Hem mogen we ons laten verrassen. Want:

De Heer beschut wie bij Hem schuilen,
Hij is een rots, een zon, een schild,
een schouder om op uit te huilen,
een stem die wind en water stilt,

de goede grond van ons vertrouwen,
een vast en veilig fundament,
waarop de hoop een huis kan bouwen –
gezegend wie die schuilplaats kent!

Houd moed! Al gaat door duizend kuilen
uw pad niet zó als gij het wilt,
de Heer beschut wie bij Hem schuilen,
Hij is uw rots, uw zon, uw schild.

Amen

meditatief orgelspel          Vaste Rots van mijn behoud

collectemoment

lied     Evangelische Liedbundel 189b:1,3,5 Rots waaruit het leven welt

dankgebed en voorbeden

lied     Nieuwe Liedboek 416:1,2,4 Ga met God en Hij zal met je zijn

zegen

orgelspel