orgelspel

welkom en mededelingen

zingen           Psalm 47:2 

stil gebed

votum en groet

openingstekst         In de eerste Petrusbrief lezen we: ‘Jezus Christus, de Opgestane, is aan de rechterhand van God, is naar de hemel gegaan, terwijl engelen en machten en krachten Hem onderworpen zijn.’ (1 Petrus 3:22)

geloofsbelijdenis    met de woorden van vraag en antwoord 49 tot en met 51 uit de Heidelbergse Catechismus (over de betekenis van Hemelvaart en Jezus’ zitten aan Gods rechterhand)

zingen                       Hemelhoog 217 ‘Majesteit’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

kindermoment

Ik wil jullie graag een foto laten zien. Hij is al van wat langer geleden. Maar jullie zien vast wie daar op staan: koning Willem Alexander en koningin Maxima. Wat gebeurt hier? Hier wordt Willem Alexander (en nu zeg ik het even deftig) beëdigd en ingehuldigd als koning. Dat was op 30 april 2013. In de Nieuwe Kerk in Amsterdam. In de hoofdstad van ons land. Dat was heel bijzonder.
Maar weet je wie er ooit ook als Koning ingehuldigd is? En dat vieren we vandaag. De Here Jezus. Hij werd gekroond. Hij ging naar de hemel en mocht daar op de troon gaan zitten, naast zijn Vader. Jezus is in de hemel onze koning. Hij zorgt daar voor ons. Hij bidt voor ons. Hij stuurt Zijn Heilige Geest om bij ons te zijn. Wat een koning dus! Dat vieren we vandaag. En daar gaan jullie nu ook vast over horen op de kindernevendienst. Een goede tijd daar en tot straks.

schriftlezing 1         Psalm 110

zingen           Psalm 110:1,2 

schriftlezing 2         Lukas 24:46-53

zingen           Psalm 110:3,4

tekstlezing  ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, ik maak van je vijanden een bank voor je voeten’ en vers 4: ‘Je bent priester voor eeuwig, zoals ook Melchisedek was.’ (Psalm 110:1,4)

verkondiging       thema van de preek: De Priester-Koning

Gemeente van Jezus Christus,

Hemelvaart: dat is kortgezegd de kroningsdag van de Here Jezus. Wat deftiger gezegd: zijn intronisatie. Door zijn hemelvaart heeft Christus plaatsgenomen op de hemelse troon, als Gods gezalfde Koning.
Dat vieren we vandaag. Met hart en ziel, toch?! Want dat Jezus zijn troon bestijgt, is geen treurige bedoeling. Jezus’ hemelvaart is geen uitvaart, geen afscheid. Hij gaat niet weg, maar Hij gaat heen. En dat is een cruciaal verschil. Hij gaat heen om zijn hemelse troon in te nemen, en er vervolgens zo voor ons te zijn.

Op deze feestelijke kroningsdag klinken ook vanouds de kroningspsalmen. Zoals die 110-e. Luther zei over deze Psalm: ‘Dit is werkelijk de hoge hoofdpsalm van onze lieve Heer Jezus Christus.’ Ja, wist u dat geen enkele tekst uit het Oude Testament zo vaak in het Nieuwe geciteerd wordt, als juist deze 110-e Psalm? Ook met betrekking tot Jezus’ hemelvaart. En in dat verband willen we ‘m vanmorgen ook zetten. Maar we zouden deze Psalm geen recht doen als we ook niet keken naar het oorspronkelijke verband.

Het is een Psalm van David. Maar het gaat dit keer niet alleen om de reactie van David op Gods daden, op Wie Hij is, zoals in zoveel Psalmen. Nee, in deze Psalm klinken ook de woorden van God zelf, zoals in vers 1: ‘De HEER spreekt tot mijn heer.’ ‘Mijn heer’ is hier een eretitel voor de koning zelf. Tegen hem zegt God dan: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand.’ Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een fragment uit het troonbestijgingsritueel, zoals dat toen in Israël plaatsvond. Een plechtig en indrukwekkend fragment: David wordt hiermee tot koning geïnstalleerd, mag na deze woorden de troon bestijgen. En dat betekent volgens de Psalm aan Gods rechterhand komen zitten.

Als je aan iemands rechterhand mocht zitten, was dat echt een ereplaats. Zeker bij een koning. Laat staan als hier de koning aan de rechterhand van God mag zitten, dat is echt de allermooiste plaats.
Tegelijk wordt er, gemeente, nog meer mee uitgedrukt. De rechterhand staat in de Bijbel ook voor de hand waarmee de Here God regeert, Zijn macht uitvoert. Als nu in onze tekst gezegd wordt dat de koning aan Gods rechterhand mag plaatsnemen, wil dat ook zeggen dat hij ingeschakeld wordt in Gods regering, anders gezegd: dat hij een volmacht van God ontvangt. De volmacht om namens God te regeren en te heersen. De koning in feite als een soort stadhouder van God. Wat een positie! Wat een verantwoordelijkheid!

En deze woorden worden dus later in de Bijbel toegepast op Jezus Christus. Hij is de diepste vervulling van deze woorden. En dan denken we inderdaad vooral aan z’n hemelvaart en de gevolgen daarvan. Je zou kunnen zeggen dat met hemelvaart deze woorden opnieuw klinken uit de mond van God: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand.’ Of mag ik het zo zeggen: ‘Lieve Zoon, kom nu naast me zitten, hier aan Mijn rechterhand, dichtbij me, op Mijn troon.’ Deze geweldige ereplaats ontvangt Jezus bij zijn hemelvaart, van zijn Vader. En tegelijk ook de volmacht, de macht om te regeren. Of zoals Jezus het zelf zei, voordat Hij ten hemel voer: ‘Mij is gegeven alle macht, in hemel en op aarde.’ Christus bestijgt de troon en ontvangt de volmacht, de volle macht, alle macht, om te regeren, om te heersen.

Ja, want dat gaat niet zonder slag of stoot. Niet voor niets spreekt de Psalm over vijanden. David wist er in zijn leven alles van. Tijdens z’n hele leven, waren er elke keer weer vijanden, buiten Israël, binnen Israël, zelfs binnen z’n eigen gezin. Mensen die zich met hand en tand verzetten tegen zijn koningschap, en dus ten diepste tegen God, die hem de volmacht had gegeven. En deze vijanden gaven zich niet zomaar gewonnen. En daarom moest er elke keer weer strijd geleverd worden, op leven en op dood. Dat laat de Psalm niet achterwege. Nee, hoe moeilijk te verteren ook die ruige woorden, die verschrikkelijke beelden uit vers 5 en 6; het is de realiteit van het koningschap, van het regeren namens God: de uiteindelijke overwinning komt wel na een zware strijd.

En het is voor Christus’ koningschap niet anders. Ook Hij heeft vijanden. Machten die zich tot het uiterste verzetten tegen zijn heerschappij. Machten buiten ons, maar ook binnen ons. De machten van dood, duivel en zonde. Dat bekende en beruchte drietal dat elke keer weer opduikt in ons leven en alles wat bij Christus hoort wil vernietigen. Maar er zijn nog meer machten en invloeden, waar mensen voor buigen, zich helemaal door laten inpakken en zelfs te gronde door kunnen gaan. De macht van verslaving bijvoorbeeld. De macht van het materialisme. De macht van de autonomie: zelf alles willen bepalen en beschikken. De macht van het individualisme: ik voor alles. En ga maar door. Genoeg vijanden tegen Christus’ heerschappij. Genoeg vijanden, om ons, boven ons, in ons. En te midden van die vijanden heerst Christus. Zit Hij daar op de troon, aan de rechterhand van de Vader.

Dat klinkt wel erg statisch hè, dat ‘zitten.’ Om niet te zeggen apathisch. Ja, zo kunnen wij weleens op een stoel zitten: onderuitgezakt, lauw en lui. Maar zo is dat zitten van Jezus hier, met eerbied gezegd, niet. Het is trouwens niet het enige werkwoord dat voor Jezus’ koningschap vanuit de hemel wordt gebruikt. In Openbaring lezen we ook dat Hij als het Lam, dat geslacht is, staat. En in datzelfde bijbelboek lezen we ook dat Jezus wandelt tussen de kandelaren. ‘Staan – wandelen’; dat is allesbehalve statisch en apathisch. Integendeel, dat is juist vol activiteit, zo betrokken. Jezus is niet naar de hemel gegaan, om daar op z’n lauweren te rusten. Nee, Hij is er daar juist helemaal voor ons, en op ons betrokken. Op deze hele wereld, die Hij regeert, waar Hij ook strijdt, tegen zijn vijanden. Ook in ons leven. Of heeft u het anders ervaren, en jij?

En nu, het volgende deel van onze tekst, vers 4. Opnieuw een godswoord, zelfs een eed van de Here God: ‘De HEER heeft gezworen en komt op zijn eed niet terug (en dan komt de inhoud ervan): ‘Je bent priester voor eeuwig, zoals ook Melchizedek was.’
De koning is dus ook priester. Het is de enige keer dat dat zo expliciet klinkt in het Oude Testament. De koning als priester, ‘zoals ook Melchizedek was.’ Melchizedek, dat is die wat wonderlijke figuur die opeens in het boek Genesis opduikt, bij Abraham. De oude Abraham is op veldtocht. Dat was hem als herdersvorst nog niet eerder overkomen: zo’n militaire operatie. Maar het gaat dit keer om z’n neef Lot. Die dreigt met een aantal stadsgenoten het slachtoffer te worden van een aantal wrede, niets ontziende koningen met hun legers. Ook hier weer die vijandschap… Dan neemt Abraham het, samen met een Gideonsbende van 318 man, voor hen op, en weet de vijand te verjagen. Als Abraham dan aan het bijkomen is van de strijd, is daar opeens Melchizedek, de koning van Salem (‘vredesstad’ betekent die naam; het latere Jeruzalem trouwens). Die Melchizedek verzorgt hen met brood en met wijn. En dan staat er expliciet: ‘hij nu was een priester van God, de Allerhoogste. Hij zegende Abraham en prees God.’

Deze Melchizedek, deze priesterkoning, wordt nu in Psalm 110 genoemd. Als model zeg maar, voor het koningschap van David en anderen na hem. En inderdaad, we lezen over de koningen dat ze priesterlijke taken verrichten: ze bidden voor het volk, ze zegenen het, ze offeren, ze gaan voor in de tempelliturgie.
Maar ja, voldeden ze aan dat model van Melchizedek? Waren ze echt koning op zijn wijze? Zo’n vredesvorst, zo loyaal, zo priesterlijk? Laten we ons even beperken tot David. Wat kleefde er aan zijn handen bloed, onschuldig bloed ook! Wat loopt het soms niet geweldig uit de hand in zijn leven, en is er ook een hoop gedoe aan zijn hof, ten hemel schreiende toestanden! Een priester-koning, op de wijze van Melchizedek? Nee, ook bij zijn opvolgers niet trouwens…

Roepen daarom ook deze woorden daarom niet om die Ander, de Zoon van David, waarvan de Hebreeënbrief zegt dat Hij priester, hogepriester is naar de ordening van Melchizedek? Is Jezus Christus niet de uiteindelijke vervulling van deze woorden?! En dat werpt nog een ander licht op Zijn hemelvaart. Jezus is daar in de hemel niet alleen als onze koning, maar ook als onze priester.

Het  Latijn kent een prachtig woord voor priester: ‘pontifex’ – letterlijk: ‘bruggenbouwer.’ Is dat ten diepste niet wat Christus gedaan heeft, maar ook nog steeds doet: bruggen bouwen. Een brug tussen God en mensen. Door Hem is de kloof overbrugd tussen ons en God. Door Hem, ‘over Hem’ zou ik bijna zeggen, mogen wij de Here God vrijmoedig naderen als onze Vader in de hemel.
Maar Hij is ook een bruggenbouwer tussen mensen. Als wij doordrongen worden van Zijn woorden, van Zijn daden, van Zijn ongekende liefde, zullen we ook de kloof met de ander willen overbruggen, die ander niet laten zitten, maar ‘m opzoeken, er voor diegene willen zijn; hoe moeilijk dat soms ook kan zijn. Of onderschatten we in dit opzicht onze bruggenbouwer, onze allerhoogste Priester?!

De priester-koning zegende ook het volk. Dat doet Christus ook. Juist bij zijn hemelvaart. Het is een detail waar Lukas ons op wijst in zijn weergave van de hemelvaart, dat Jezus, terwijl Hij zijn discipelen zegende, van hen heenging. Al zegenend gaat Jezus naar de hemel! Wat een geweldige bemoediging is dat. Jezus zwaait om zo te zeggen niet nog even een laatste afscheid, nee al zegenend vaart Hij op. Om als Priester in de hemel ons ten zegen te blijven. Inge Lievaart bracht dat dichtend onder woorden:

Al heeft een wolk
zich tussen het geheim
van zijn verhoogde heerlijkheid
en onze blik geschoven 

al kan geen oog
het priesterlijk gebaar
waarmee Hij van ons ging
nog langer zien

Hij blijft de zegenende
onveranderd

totdat Hij komt
wentelt de aarde onder
zijn geheven handen

Aan zulke regels kan ik me zo optrekken! ‘Hij blijft de zegenende onveranderd. Totdat Hij komt wentelt de aarde onder zijn geheven handen.’ Dus ook ons leven, met z’n ups en z’n downs, met z’n vreugde en z’n verdriet, met z’n schoonheid en z’n wreedheid; het speelt zich af onder de zegenende handen van Christus. Wie en hoe we ook zijn, nu of morgen, we leven onder de zegen van Hem. Hij laat ons vanaf zijn zetel, z’n konings- z’n priesterzetel niet los.

Zo blijft Hij daar ook voor ons bidden. Ook zo’n priesterlijke taak. De voorbede. Iets waar wij nog weleens in kunnen verslappen, of heimelijk denken: ‘Ik bid nog wel, maar heeft het wel zin? Ik bid er al zo lang voor.’ En innerlijk heb je het eigenlijk al opgegeven. Maar zo is Christus niet. Hij blijft bidden. Ook als wij niet meer bidden kunnen.

Zo regeert Christus dus aan Gods rechterhand: als priester-koning, in de lijn van de kroningspsalm 110. Dat moeten we dus bij elkaar houden: het koninklijke en het priesterlijke. Ook als we het over zijn macht hebben. Dat is dus een macht van een heel eigen aard. Hier op aarde is macht vaak een kwestie van ‘hebben.’ Die van Jezus is een kwestie van ‘zijn.’ Hier willen machthebbers vaak aan zich onderwerpen. Door zijn macht wil Jezus zich aan mensen geven. De kloof overbruggend, zegenend, biddend. Professor Versteeg zegt het in één mooie zin: ’daarom is Jezus’ macht niets anders dan het vermogen van zijn liefde.’
En dan vertelt hij een prachtig voorval, dat ik vanmorgen graag doorvertel. Over de Deense beeldhouwer Thorwaldsen. Hij had de opdracht gekregen om een beeld van Jezus te maken als de machtige koning. Hij maakte eerst met klei een model van het beeld, zoals het naar zijn idee moest worden. Een Jezusfiguur met het hoofd en de armen fier en triomfantelijk omhoog geheven. Dit model zette Thorwaldsen in zijn tuin. ’s Nachts kwam er een zware mist op. En toen hij de gordijnen openschoof sloeg de schrik ‘m om z’n hart. Het hoofd dat in eerste instantie fier omhoog keek, nu naar beneden gericht en de armen die oorspronkelijk triomfantelijk naar boven gestrekt waren nu nodigend uitgestrekt.
Maar toen Thorwaldsen deze verandering nader bezag, wist hij dat het beeld van Jezus – juist als de machtige koning – juist zo moest worden. Jezus is de machtige in de liefde waarmee Hij naar ons omziet, waarmee Hij Zijn armen naar ons uitstrekt!
Onder deze macht gaan we dan ook niet gebukt, maar worden we juist bevrijd.

Terug naar de Psalm. Daar gaat het in vers 3 om de onderdanen van de koning, de priester-koning. ‘Uw volk staat klaar op de dag dat U ten strijde trekt.’ Laten we dat maar direct doortrekken naar onze relatie met Christus, onze Koning. Hem dien je toch niet gedwongen, in een keurslijf, in een kramp? Nee, als vrij mens mag je voor Hem klaarstaan, Hem gewillig volgen. Zeker, daar hoort ook strijd bij. Vijanden genoeg. Ik hoef ze niet te herhalen. Maar al die machten gaan uiteindelijk wel te gronde! De overwinning is aan Hem, die de troon bestegen heeft. En wij leven hier. In het strijdperk van het leven. In de boksring waar menig gevecht moet worden geleverd. Maar in de hemel is onze Koning, die ons aanvuurt, die voor ons bidt en pleit, die ons vervult met Zijn Geest. En die de stoelen al klaar heeft gezet. Wat zeg ik: stoelen? Tronen! Want eens zullen we als koningen heersen! Of zoals Zijn eigen belofte klinkt, in het laatste bijbelboek: ‘Wie overwint zal samen met Mij op mijn troon zitten.’ Over ereplaats gesproken! Amen.

zingen           Lied 871 ‘Jezus zal heersen waar de zon’

dankgebed en voorbede

inzameling van de gaven

slotlied          Hemelhoog 216 ‘Kroon Hem met gouden kroon’

zegen

orgelspel