zingen           Gezang 397:1,2,3

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Leer ons onze dagen te tellen, dat wijsheid ons hart vervult.’  (Psalm 90:12)

zingen           Psalm 90:2,6,8

gebed                       

schriftlezing            Prediker 3:1-15

zingen           Psalm 103:6,7

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Niet voor niets is vers 1-8 van Prediker 3 in onze bijbelvertaling als een gedicht weergegeven. Het is ook poëzie: de korte, krachtige zinnetjes, de cadans, de voortdurende herhaling, die toch niet verveelt. Integendeel: het grijpt je bij je lurven. Het is dan ook niet vreemd dat er een lied van is gemaakt:

To everything, turn, turn, turn.
There is a season, turn, turn, turn.
And a time to every purpose under heaven.

Ik hoorde dat voor het eerst bij Mirjam, op haar kamer, ergens in de jaren ’80. We hadden net verkering. Het was van Sheila Walsh, een Engelse gospelzangeres, met een mooie stem, bijna opera-achtig. Ook de muziek was dramatisch, met flink aangezette synthesizerpartijen:

Wat ik toen nog niet wist, is dat die Sheila Walsh het lied niet zelf had geschreven, maar gecoverd had, zoals dat heet. Pete Seeger, een Amerikaanse folkzanger, schreef het ergens eind jaren ’50. Het meest bekend werd het in de uitvoering van The Byrds midden jaren ‘60. Het werd een grote hit. Het zou zomaar kunnen dat de ouderen het ook wel kennen, want het is toch meer dan 50 jaar geleden. Persoonlijk vind ik die uitvoering van The Byrds ook de mooiste versie: de prachtige meerstemmige zang, de rinkelende gitaren, het losse drumwerk, mét tamboerijn erbij. Kortom: een heerlijk liedje:

Ik zag het deze week nog op Youtube. Het decor bestond uit rode en witte ronddraaiende cirkels, die met elkaar contrasteren en steeds kleiner worden.

Ik dacht: past dat eigenlijk niet heel goed bij dat gedicht van vers 1-8, met al die  momenten in het leven, die ook met elkaar contrasteren, sterker nog: elkaar in feite opheffen: baren en sterven, planten en rooien, afbreken en opbouwen, zoeken en verliezen, enz. enz. Het is de eindeloze cyclus van gebeurtenissen die er in dit bestaan plaatsvinden. Ook het afgelopen jaar. Kinderen werden geboren, mensen stierven. Er werd heel wat gebouwd, want de economie is booming, maar er werd ook het nodige afgebroken, letterlijk of figuurlijk. De kerk ontkwam daar ook niet aan. Zoals bijvoorbeeld de Turfmarktkerk – voor veel Gouwenaren een begrip, met zoveel herinneringen – maar ook in landelijk opzicht was er de afbraak die de ontkerkelijking is, die ook dit jaar onverminderd hard doorging. En als je er van dichtbij mee te maken hebt, – in je gezin, in je familie, in je vriendenkring – dan weet je wat voor een pijn dat doet. Tegelijk mochten wij hier in het afgelopen jaar twee mensen belijdenis zien doen, die juist van buiten de kerk kwamen. Over contrast gesproken: afbreken en bouwen. Maar ook andere contrasten uit Prediker 3 zijn herkenbaar: rouwen of feesten. Omhelzen – in alle tederheid of gretigheid – of juist afweren. Warmte of kilte.
Al die momenten die in Prediker 3 worden genoemd, – zo verschillend, zo contrasterend, zo positief of juist negatief – ze vormen met elkaar een soort caleidoscoop, die telkens weer verandert: goede en slechte tijden, goede en kwade momenten. Wie herkent ze niet uit z’n eigen leven, of bij een ander, maar ook in het groot: in ons land, in Europa, in deze wereld?

Na al die opsommingen in dat lied, zeven verzen lang, met telkens vier tegenstellingen – iemand merkte op: zeven staat voor de tijd (denk maar aan de zeven dagen in de week) en vier staat voor de ruimte (denk aan de vier windstreken); aan tijd en ruimte is een mens nu eenmaal gebonden – na die opsommingen, die eindeloos wisselende caleidoscoop die het leven is; daarna stelt Prediker de hamvraag: ‘Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij met zijn gezwoeg tot stand brengt?’ Eigenlijk een hele moderne vraag: ‘Wat heb je er aan?’ Maar bij Prediker is het wel een retorische vraag. Het antwoord zit er al in: niets. Tuurlijk, je kunt voordelen hebben. Je kunt winst hebben gemaakt dit jaar. Goed hebben verdiend. Van alles op je conto hebben geschreven. Prestaties hebben geleverd. Successen behaald. Maar wie zegt dat dit zo blijft? Het leven heet immers ook die andere kant, z’n contrasterende momenten, die dat andere juist opheffen. Prediker sluit z’n ogen daar niet voor, maar noemt ze. Hij kent ook de rauwe werkelijkheid, uit eigen ervaring. Vandaar z’n retorische vraag: ‘Wat is dan je voordeel? Wat heb je aan al je gezwoeg?!’
Niet voor niets begint hij die reeks met baren en sterven. Uiteindelijk neemt de dood je alles uit handen. Dus je kunt nog zoveel hebben opgeblazen, ook dit jaar, uiteindelijk zal het eens allemaal knappen, als de speld van de dood erin gaat. En wat heb je dan? ‘Alles is lucht en leegte’ is niet voor niets Predikers mantra… Het is dan ook niet vreemd dat Prediker dit alles een ‘kwelling’ noemt in vers 10.
En dat is precies de reden dat Prediker niet bij iedereen geliefd is: ‘Ik word zo depri van dat bijbelboek. Alles wat lucht en leegte is. Het bestaan als een kwelling. Man, man. Hadden we niet iets vrolijkers kunnen lezen, iets dankbaarders, juist op Oudjaarsavond?!’

Maar laten we Prediker wel uit laten spreken, gemeente. Hij is geen pessimist, maar een realist. Hij kent het bestaan, ook de nachtzijden, de rauwe en rafelige kanten ervan. Hij poetst die niet vroom weg. Maar tegelijk beziet hij het ook, juist ook, vanuit Gods perspectief. En dan zegt hij opeens in vers 11: ‘God heeft alles wat er is de goede plaats in de tijd gegeven.’ Letterlijk staat er zelfs dat alles wat God gemaakt heeft, mooi is op zijn tijd. Dat doet toch sterk denken aan het scheppingsverhaal uit Genesis 1 waar God zegt dat het goed is, zéér goed! M.a.w. die hele caleidoscopische werkelijkheid, met z’n mooie en lelijke kanten, met z’n ups-and-downs, met z’n leven en dood, is Gods werkelijkheid. Hij houdt deze in handen. Ze is goed. ‘Het is voortreffelijk’, zag ik ergens vertaald…

‘O, geldt dat ook voor die tsunami die opnieuw in Indonesië kwam, verwoestend? Geldt dat ook voor dat 3-jarige meisje dat haar ouders op een morgen overleden in haar bed vonden, volledig onverwacht? Geldt dat ook voor die moeder, die haar zoon door een verkeersongeluk verloor, en nu weet dat haar dochter nog maar een paar weken te leven heeft, omdat ze uitgezaaide alvleesklierkanker heeft?’
En vul maar aan met je eigen vragen, je eigen pijn, je eigen raadsels…

Het zijn inderdaad raadsels, die we niet klein krijgen. Prediker staat in de Bijbel niet veel bladzijden bij de Psalmen vandaan. Daar roepen mensen tot God, die ze niet begrijpen, maar desondanks toch hoog blijven houden, toch goed blijven noemen.
Dat is een andere houding dan we vinden bij mensen die niet meer in God geloven, maar Hem toch ter verantwoording roepen. Er gebeurt een ramp en ze roepen: ‘Waar was God?!’ Of in een talkshow wordt onderkoeld besproken wat God allemaal beter zou kunnen doen. Mensen oordelen over Hem terwijl ze geloven dat Hij er niet bij is. Eerlijk gezegd gaan mijn haren dan recht overeind staan en heb ik de neiging om God te gaan verdedigen. Maar zou het toch niet beter zijn om aan te sluiten bij wat de wijze Prediker in vers 11 zegt: ‘Toch kan de mens het werk van God niet van begin tot eind doorgronden.’ Nee, ik begrijp ook niet wat Gods hand hierin is. Wij mensen kunnen Hem niet narekenen. Zijn bedoeling hiermee is voor ons verborgen. Bij die grens kun je beter halthouden, in plaats van met verklaringen komen. Het bestaan is vaak een raadsel. Gods werk doorgronden we niet. God is God. En wij zijn mensen: tijdelijk, kwetsbaar, breekbaar. Daarom moeten we ook niet denken alles te kunnen beheersen en controleren. Kijk naar die wirwar van wisselende tijden. Die hebben we ook niet in de hand. Ook niet voor het nieuwe jaar.

Dat besef is niet verlammend bedoeld. Nee, Prediker heeft iets anders ontdekt, dat eigenlijk juist heel bevrijdend is (vers 12): ‘Ik heb vastgesteld dat voor de mens niets goeds is weggelegd, behalve vrolijk zijn en van het leven te genieten.’ ‘Niets goeds…’ Nee, het leven is geen idylle. Er is genoeg dat kwelt. Het is daarom ook niet vreemd dat die Sheila Walsh’s versie van There is a time. Turn! Turn! Turn!, waar ik de preek mee begon, dat die versie zo dramatisch is getoonzet. Er gebeurt immers genoeg dramatisch in dit ondermaanse. Ook in het afgelopen jaar.
Ik refereerde al aan het begin van Predikers lied, waar het gaat over geboren worden en sterven. Sterven… Dat moment komt uiteindelijk voor ons allemaal. In die zin is de dood volstrekt democratisch. Over de dood heeft Prediker het vaak.  Iemand noemde zijn boek dan ook ‘één lange meditatie over de dood.’ En tegelijk zegt hij dus: ‘Wees vrolijk, geniet van het leven!’ Prediker is geen pessimist, geen zwartgallige nihilist. Nee, hij roept op om vrolijk te zijn en te genieten van de goede zaken van het leven, van eten en drinken, van al het goede dat God ons schenkt. Vandaaruit is het dan weer niet vreemd dat There is a time. Turn! Turn! Turn! bij The Byrds zo vrolijk en lichtvoetig klinkt.
Beide versies – de dramatische van Sheila Walsh en de lichtvoetige van The Byrds – beide versies hebben vanuit ons tekstgedeelte bestaansrecht. Of om het maar met twee beroemde Latijnse zinsneden te zeggen: Memento Mori (gedenk te sterven) én Carpe Diem (pluk de dag)! Wij zien dat vaak als of/of, maar bij Prediker is het en/en. Over of/of gesproken… Ik leerde op de middelbare school, hier niet ver vandaan, al dat het in de Middeleeuwen over Memento Mori ging. Het leven stond in het teken van de dood en het hiernamaals. Daar moest je te allen tijde op voorbereid zijn. De Renaissance daarna richtte zich juist op het hier en nu. Daar moest je van genieten: Carpe Diem – Pluk de dag! Dat is in onze tijd nog sterker aangezet: Je leeft maar één keer. Dus haal eruit wat erin zit! Gij zult genieten!! En heel sneu als je daar niet aan toekomt…
Nou, zo geforceerd en verkrampt gaat Prediker er dus niet mee om. Blaas jezelf niet op, want uiteindelijk is alles maar lucht en leegte. Bovendien, zoek het ook niet in grootse dingen: steeds meer, steeds verder, steeds exclusiever. Nee: eten en drinken, het goede dat voorhanden is. Dáár van genieten. Kinderen kunnen dat hè: die bloem, vlak voor je, zien en daar helemaal in op gaan, of dat ijsje zo smakelijk verorberen en intens van genieten, of dat mooie verhaal zo helemaal in meegezogen worden. Kinderen kunnen leermeesters zijn in het genieten. Wij zien dat bijvoorbeeld bij Myrthe. Ik denk wel eens: de Here God heeft haar, met haar ‘beperkingen’, aan ons geschonken om juist ons te leren wat verwondering, fantasie en ongegeneerd genieten is. Dat is echt Gods bedoeling: om de mooie dingen van het leven, het goede, het verrukkelijke om daarvan te genieten. Het is zonde als je dat niet doet. Ja, letterlijk zonde.
Een rabbi vroeg eens aan zijn leerlingen wat de belangrijkste vraag van God in het oordeel over het mensenleven zou zijn. Vanzelf noemden zijn leerlingen het kennen en doen van de Tora. ‘Nee’, zei de rabbi, ‘de belangrijkste vraag zal zijn of je wel genoeg genoten hebt van wat God je gaf!’ En zo is het!

Prediker mag God dan niet kunnen narekenen, hij houdt Hem wel hoog (vers 14): ‘Alles wat God doet, zo heb ik vastgesteld, doet Hij voor altijd. Daar is niets aan toe te voegen, daar is niets aan af te doen.’ Anders gezegd: God heeft de tijd. Hij is eeuwig. Hij overziet de tijd, die telkens wisselende caleidoscoop. Hij heeft alles in handen. Ook ons broze bestaan.
Niet voor niets wordt het boek Prediker tijdens het Joodse Loofhuttenfeest gelezen. Dan woon je in je hutje, waarbij je veelbetekenend door het bladerdak de sterrenhemel ziet. Je beseft je eigen nietigheid en Gods onmetelijke heelal en grootheid. Maar tijdens dat Loofhuttenfeest wordt ook de woestijnreis herdacht. Die reis was één lange oefening in vertrouwen: hoe lang het duren zou, wat de weg brengen zou, Israël wist het niet, maar de wolk- en vuurkolom zeiden hun dat de Here God meetrok. In dat vertrouwen moesten ze gaan.
Dat vertrouwen mogen wij ook leren, houdt Prediker ons voor in hetzelfde 14e vers: ‘God doet het zo, opdat wij ontzag voor Hem hebben.’ Dat God de tijd overziet, ook al die momenten uit ons leven, ook dat broze bestaan van ons in handen heeft, wil ons ontzag oproepen. Of zoals het in de oudere vertalingen staat: dat wij Hem vrezen. Dat is geen angst voor God, maar wel een diep ontzag voor de Eeuwige, voor de Heilige; vertrouwen in de ‘Verborgene, die bij ons zijt’, Hij die in Christus onze Vader is.

Tijdens de voorbereiding werd ik ook geraakt door de slotzin uit vers 15, maar dan in de vertaling van de Naardense Bijbel: ‘God zoekt weer op dat wat is weggejaagd.’ ‘God zoekt weer op…’ Is dat niet wat we met kerst gevierd hebben?! God zoekt ons mensen op, daar waar we zijn: opgejaagde, vervreemde en verloren mensenkinderen. God is in Jezus daarin afgedaald, is mens geworden, heeft heel ons bestaan gedeeld, met al die wisselende momenten, dat hele rauwe leven, afgedaald: zelfs tot ‘onder de planken van het wereldtoneel’, zoals Noordmans zo raak zei. Met welk doel? Dat wat als laatste klinkt in dat lied uit Prediker 3 in vers 8: ‘er is een tijd voor vrede.’ Het eerste woord is baren, geboren worden. Dat maakte Jezus mee. Vanaf het prilste begin deelde Hij ons menszijn. Helemaal. Zo bracht Hij God bij de mensen. En in zijn sterven en opstanding bracht Hij ons bij God. Vrede. ‘Er is een tijd voor vrede.’ Zeker in Hem. En uiteindelijk vrede voorgoed. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Zijn vrederijk. Dat staat nog uit. De tijd is daarom ten diepste ook geen cirkel, maar een lijn, een lijn die uitkomt, vervuld wordt in Gods toekomst.
Vanuit dat, wenkende perspectief, vanuit Gods perspectief, vanuit God die zoekt, vanuit God die komt, dichtte Jan Wit eens prachtig (en daarmee wil ik eindigen):

DIT IS DE TIJD

Dit is de tijd. Je mag zeven keer raden.
Zeven maal zeventig keer heb je de tijd
om gissend en missend, door schande en schade
wijs, te ontkomen aan de kwade
droom van de wenteltrap eeuwigheid.

Dit is de tijd, de tijd om te zorgen,
zorgend staan met je rug naar het vuur,
bloot aan de dood, in het leven geborgen,
lezen de schaduwen van morgen
spelender-, spellenderwijs op de muur.

Dit is de tijd. God zelf staat zonder
zich te verroeren andersom.
Dit is de tijd. Er gebeurt geen wonder,
maar Hij telt langzaam van een tot honderd,
tot honderdtien… en dan: “Ik kom”.

Amen

zingen           Gezang 479:1,3,4 

dankgebed en voorbeden (afgesloten met het Luthers avondgebed) 

inzameling van de gaven

slotlied          Gezang 397:4,5,6

zegen