orgelspel 

mededelingen 

zingen           Psalm 100:1,4

stil gebed 

votum en groet

aanvangstekst        ‘Zovele beloften van God als er zijn, die zijn in Christus ja en in Hem amen, tot verheerlijking van God door ons. En Hij, die ons met u bevestigt in Christus en ons gezalfd heeft, is God, die ons ook verzegeld heeft.’ (2 Korintiërs 1:20-22a, Herziene Statenvertaling)

zingen (met combo)         Opwekking 518 Heer, U doorgrondt en kent mij

de dopelingen worden binnengebracht

lezing doopformulier

doopgebed

doopvragen

vragen aan doopgetuigen

zingen kinderlied (met combo)  Hemelhoog 503 God kent jou vanaf het begin

kindermoment

(kinderen één voor één tellen)
Wat ben ik nu aan het doen? Aan het tellen. Dat doet de meester of de juf ook vast wel eens. Bijvoorbeeld als je op schoolreis bent en je moet weer verzamelen voor de bus. Dan telt de juf of de meester, zodat niemand vergeten wordt.
Ik moest ook denken aan die herder uit dat verhaal van Jezus. Die telt z’n schapen als ze de schaapskooi ingaan om daar ’s nachts te slapen. Hij telt tot 100, maar hij komt niet verder dan 99. Hij mist er één. En wat gaat die herder dan doen? Die ene zoeken? Zo is Jezus. Die telt ons. En iedereen telt mee. Daar hoef je niet eerst van alles voor te doen. Goeie rapportcijfers halen, of 10 bijbelteksten uit je hoofd te leren. Nee, Hij ziet je, Hij telt je. Hij telt je mee.
Dat geldt ook voor de allerkleinste kinderen. Daar zie ik er twee. Hoe klein zijn die. Nog echte baby’tjes. Wat hebben die nou gepresteerd? Nog niet veel. En toch telt God ze al helemaal mee. Daarom worden ze ook gedoopt. Toch?
Weet je, ik ga aan de mama’s en de papa vragen. Waarom zij eigenlijk willen dat hun kind gedoopt wordt. (…)

bediening van de Heilige Doop aan Eleonora Neeltje Maria van den Brink (Psalm 139:1b,3b) en Abraham Jasper Dees (Galaten 3:6,14)

 

zingen  (met combo)       Op Toonhoogte 485 De Here zegent jou 

vraag aan de gemeente

ouderling van dienst, Wim Becker, overhandigt de doopkaarten en steekt de doopkaarsen aan

felicitatie      

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing            Openbaring 7:1-8

verkondiging Thema: Verzegeld

Gemeente van Jezus Christus, Marja, Tim en Margje,

Het gebeurde een aantal jaar geleden. Op een school lagen de eindexamens in een kluis. Vanzelfsprekend. Maar van de examens Frans bleken de zegels verbroken te zijn! En als dat gebeurt, dan is het goed mis. Het examen Frans moest worden uitgesteld. Leerlingen moesten hun geplande vakantie afzeggen. En ga zo maar door.

Ja, wanneer wordt iets eigenlijk verzegeld? Om iets af te sluiten. Iets kostbaars, iets belangrijks, iets dat zorgvuldig moet worden bewaard, dat niet mag worden gestolen (zoals die examens bijvoorbeeld).
En nu lezen we in ons tekstgedeelte van vanmorgen dat er ménsen verzegeld worden. Ze krijgen een zegel van God op hun voorhoofd. Waarom? Wat wil dat zeggen?

Het visioen dat Johannes mag zien is vol dramatiek. Neem hoe het begint. Op de vier hoeken van de aarde – let wel: dit is hoe men de wereld toen zag en beleefde: plat, dus ook met vier hoeken. Het zijn de vier windrichtingen. Maar nu is het windstil, want die winden worden hier door vier engelen in bedwang gehouden. Elk van hen staat in de hoek van de betreffende windrichting. Het gaat hier niet om een zacht briesje of de wind in de zeilen, nee: het betreft verwoestende orkanen. Die de zee kunnen opzwepen tot alles verzwelgende vloedgolven, die op het land een spoor van vernietiging kunnen trekken, bomen als luciferhoutjes doen breken. Maar die stormen hoef je niet alleen letterlijk te nemen. Ook figuurlijke stormen kunnen door deze wereld razen: epidemieën, geweld, een grote crisis. Of ik je eigen leven stormt het…
Ja, die winden worden door de engelen in bedwang gehouden. Maar ze staan bij wijze van spreken vervaarlijk te grommen als woeste kettinghonden, met bloeddoorlopen ogen, met scherpe tanden. Je houdt je adem in.

Maar dan verschijnt een vijfde engel. In het oosten. Dat is waar het licht opkomt. En intuïtief voel je aan: dit moet goed nieuws betekenen. Immers: ‘Nu daagt het in het oosten, het licht schijnt overal.’
En inderdaad, deze boodschapper van God, die engel hééft goed nieuws. Hij gebiedt de andere vier: ‘Breng nog geen schade toe aan het land, de zee en aan de bomen. Eerst moeten wij het zegel van onze God op het voorhoofd van zijn dienaren aanbrengen.’
Met een zegel kun je niet alleen iets afsluiten. Met een zegel kun je ook iets merken. Dat gebeurde vroeger vaak. Dan bracht je ergens eerst was op aan. En dan drukte je in die nog zachte was het zegel, bijvoorbeeld met je zegelring. Een koning deed dat bijvoorbeeld bij een belangrijke brief. De was werd hard en daarin zag je onuitwisbaar het zegel, het waarmerk van de koning. Daarmee was duidelijk: dit is een koninklijke brief. Echt een brief van hem.
Zo mag die engel, namens God, mensen stempelen, Gods zegel op hun voorhoofd aanbrengen. Een indrukwekkend beeld, een teken dat ze van God zijn, zijn eigendom: kostbaar in zijn ogen. Door Hem beschermd en bewaard: veilig bij Hem. Niets kan hen uit zijn hand rukken. Je zou zo’n zegel ontvangen…

144.000 krijgen dat zegel, zegt vers 4. Moet je dat letterlijk nemen? Zoals bijvoorbeeld de Jehova’s Getuigen doen? Maar dan ga je voorbij aan de vele symboliek die het boek Openbaring kent. Dat hebben we intussen ook wel ontdekt. Dat geldt ook voor dit getal. Het is niet zomaar een getal. Het is 12 x 1000 x 12. 12 is een getal van volheid, en het staat ook voor de 12 stammen van Israël. 1000 is eigenlijk oneindig. Als je roept ‘het zijn er wel 1000!’, dan bedoel je: ‘het zijn er ontzettend veel, niet te tellen eigenlijk, oneindig.’ Dus 144.000 is vol x oneindig x vol. Dus echt niet te tellen. En wat lees ik in het volgende visioen (vanaf vers 9)? ‘Hierna zag ik een onafzienbare menigte die niet te tellen was’!
Is het je opgevallen dat Johannes in vers 4 hóórt dat het er 144.000 zijn en dat hij in vers 9 zíet dat het een ontelbare menigte is. Die visioenen vullen elkaar dus aan. Het gaat beide keren om het hele volk van God, een ontelbare mensenmenigte.

Natuurlijk, in ons tekstgedeelte wordt het wel specifieker. Het gaat om de 12 stammen van Israël met ieder 12000 verzegelden. Maar ook die 12.000 moet je natuurlijk niet letterlijk nemen. Want dat is vol x oneindig zeg maar.
Maar het is wel opvallend dat hier al die stammen van Israël genoemd worden. Israël is het aloude volk van God. Met hen is Hij ooit iets bijzonders begonnen. Niet omdat zij nou zo bijzonder waren, maar omdat Hij hen uitkoos. Uit liefde. Uit genade. En Hij heeft hen ook niet losgelaten. Ondanks alle verdrukking, alle ellende, alle pogroms, die hen troffen, de onbevattelijke verschrikking van de holocaust zelfs. Het onuitroeibaar antisemitisme tot op de dag van vandaag. Dat alles heeft Israël er niet onder gekregen. Ze zijn er nog. En ze zullen blijven. Dankzij de God van Israël, die ook onze God is, zijn trouw, zijn onopgeefbare liefde.
En uit Israël zijn er, die in Jezus, de Leeuw van Juda, de Messias herkend en erkend hebben. Ja, de eerste christengemeente bestond uit alleen maar Joden, net als de discipelen, de apostelen. En waar God mee begonnen is, dat zal Hij niet loslaten. Elke kerkdienst begint daarmee. Dan mag je zeker ook aan Israël denken. En het geweldige visioen van vanmorgen zet daar een extra streep onder. Net als Paulus doet in de Romeinenbrief: ‘heel Israël zal worden gered.’ Vandaar die onafzienbare en ontelbare menigte. Ze zijn verzegeld: teken van bewaring, teken van redding.

In het volgende visioen wordt het niet meer gespecificeerd. Want het Evangelie is ook verder gegaan dan Israël. Ook niet-Joden ontdekten Jezus Christus en zijn Hem gaan belijden als Heer. Tot hier in ons kikkerlandje, tot in Gouda. Kijk maar om je heen.
Ja, hier in Openbaring 7 zijn het eigenlijk twee concentrische cirkels: de binnenste cirkel is die van de 144.000 verzegelden uit Israël, daaromheen die immense menigte uit de volken, geteld bij, ingelijfd in Israël. En zo bij elkaar het hele, het ene volk van God.

In Openbaring 14 komen trouwens die verzegelden terug. Daar wordt ook gezegd wat er op dat zegel staat, dat op hun voorhoofd als een stempel is gedrukt. De naam van God en van het Lam, van Jezus dus.
Een teken en zegel op het voorhoofd, met de naam van de Vader en de Zoon. En de Heilige Geest, vul je dan vanzelf aan. Wie moet er dan niet denken aan de Heilige Doop? In de tweede Clemensbrief, die maar net na het Nieuwe Testament geschreven werd in de vroege kerk, wordt de doop expliciet een zegel genoemd. De doop betekent toch dat we eigendom zijn van de Drie-enige God?! We hoorden het in het formulier dat met de doop God de Vader verzekert en bezegelt dat Hij een eeuwig verbond met ons en ons kind sluit. Dat we zijn kinderen zijn en erfgenamen. Dat Hij voor ons zorgt. En Christus bezegelt in de doop dat Hij ons vergeeft, dat Hij ons reinigt van al onze zonden. En de Heilige Geest bezegelt dat Hij in ons wil wonen en ons steeds meer aan Jezus wil verbinden en ons leven wil vernieuwen. Dat zegel ontvingen vanmorgen de kleine Ava en Bram. Ontroerend en bemoedigend. Ja, de Here God is er vroeg bij om ons met zijn liefde en trouw, met zijn bewaring en bescherming, met zijn eigen naam, te verzegelen.

Tijdens het doopgesprek hadden we het over de doop als watermerk. Een mooi beeld. Dat vonden jullie ook. Je kind is bij de doop letterlijk gemerkt met water. Als beloftevol teken van innerlijke reiniging, van ondergaan en bovenkomen, van sterven en opstaan met Christus, van vernieuwing door de Geest. Een watermerk is ook een teken van echtheid. Een waarmerk zeg maar. Een geldbiljet is pas echt als er een watermerk in zit. Nou, op een nog veel dieper niveau is de doop zo een watermerk, een waarmerk. Zo zeker en waar als je gedoopt bent, zo zeker en waar zijn Gods beloften voor jou.
De doop als zegel zegt daarbij ook nog eens, dat je eigendom bent van God, van Jezus Christus. Dat je kostbaar bent in zijn ogen. Dat niemand of niets jouw kind, jullie kinderen, jouzelf niet te vergeten, kan roven uit zijn hand. Gods drie-enige Naam, Hijzelf dus, wordt aan je voorhoofd – daar waar je gedachten achter zitten, waar je beslissingen vallen, waar je hart mee in verbinding staat zeg maar, je diepste gevoelens – daar wordt zijn naam aan je bezegelt. Hoe groots, hoe kostbaar is dat!

Iemand die daar diep van onder de indruk was, was Maarten Luther. Hij schreef in zijn Grote Catechismus: ‘Zo zien we welk een hoog en voortreffelijk ding de doop is: hij rukt ons uit de muil van de duivel, hij maakt ons tot Gods eigendom, hij onderdrukt de zonde en neemt die weg. Bovendien sterkt hij dagelijks de nieuwe mens en blijft hij altijd werkzaam, totdat wij uit deze ellende tot de eeuwige heerlijkheid komen.’
Dat dit geen theorie was, bleek ook wel uit Luthers eigen leven. Hij kon ook heel zwaarmoedig zijn. Dan zag hij het niet meer zitten. Of hij worstelde met twijfels. Op zulke momenten keek hij naar de muur van zijn studeerkamer. Daar had hij, met houtskool, in grote letters opgeschreven: ‘Ik ben gedoopt’ En dan werd hij rustig, dan verdwenen die aanvechtingen.

Dat moesten wij ook maar doen. Je hoeft het niet met houtskool op je muur te schrijven, maar het wel uit te spreken, tegen jezelf, tegen al die antimachten: van twijfels, aanvechtingen, schuldgevoelens, schaamte, minderwaardigheidsgevoelens, psychische nood, ziekte, angst, enz. Ach, wat kan er niet allemaal op je afkomen. Of om in het beeld van het begin van de preek te blijven: wat kunnen er geen stormen door je leven razen. Maar denk dan aan dat zegel van de doop, dat watermerk van Gods trouw. Je bent kostbaar, je bent gekocht, vrijgekocht door Jezus, met zijn eigen leven betaald. Hoe kostbaar wil je het hebben?! Je bent van Hem. De doop is er het zegel van. Ik heb een Bondgenoot, de drie-enige God zelf! Wat heb ik meer nodig?!

Daar mag je op pleiten. Niet alleen voor jezelf, maar ook naar je kinderen toe. Tijdens dat doopgesprek vertelde ik hoe mijn eigen moeder dat hoorde doen. En dat deel ik hier ook graag. Mijn broer en ik sliepen boven op zolder. Hij in het kleinste kamertje, ik in de grotere kamer. Ooit was het andersom, maar we hadden geruild. En hij had toen gekozen voor het kleinere kamertje. Ik voelde me toen wel een beetje een Lot, maar dit terzijde. Onze kamers waren dichtbij elkaar. Mijn broer had het toen niet makkelijk. Niet met die kamer, maar met zichzelf, met het leven. Hij dreigde daarin helemaal vast te lopen. Middenin de nacht werd ik wakker. Ik hoorde mijn moeder. Ze was bij mijn broer op z’n kamer. Ik hoorde haar hardop bidden, voor hem, ze smeekte God om licht, om zijn nabijheid, om rust en innerlijke vrede, en ze noemde daarbij zijn doop: ‘Hij is toch van U, Here. U bent toch sterker dan alle duisternis, dan alle wanhoop.’ Ik ben het nooit meer vergeten. Het heeft mij geleerd ook zo voor onze kinderen te bidden, ze bij God te brengen. Ik hoop dat u en jij dat ook doet. En dat blijft doen. En dat jij zulke biddende en betrokken ouders hebt. En grootouders. En doopgetuigen. En zijn we dat allemaal niet, gemeente, elke keer dat hier de doop bediend wordt. Het is ons vanmorgen toch ook weer expliciet gevraagd om de gedoopte kinderen hier een warm welkom te bieden, met ze mee te leven, voor hen te bidden. En dat jijzelf ook nooit vergeet wat voor een zegel er op je voorhoofd staat.

Want weet je, een spreekwoord zegt ‘Adeldom verplicht.’ Als God in de doop, in dat zegel, nu zo’n grote schat gegeven heeft, je zulke geweldige beloften heeft gegeven, zijn bewaring en bescherming, dan vraagt dat om, dan verplicht dat tot geloof, gehoorzaamheid, overgave. Je kunt het namelijk ook verkwanselen.
Je ziet dat ook in ons tekstgedeelte. Op een subtiele manier. Bij die 12 stammen, die opgesomd worden, ontbreekt namelijk de stam van Dan. Hun plaats is ingenomen door Manasse, een kleinzoon van Jakob. Ooit had Jakob op z’n sterfbed zoon Dan vergeleken met een slang. En de slang staat in Openbaring symbool voor dat wat tegen God is, wat zich van Hem heeft afgekeerd. Dat was al vroeg begonnen, want die stam Dan was ontevreden met het grondgebied dat ze in het beloofde land hadden gekregen. Ze waren vertrokken naar het verre noorden. Ze moordden daar een hele stad uit, gingen daar wonen en begonnen direct andere goden te dienen. In Dan werd een gouden kalf opgericht, net als eens in de woestijn. Dan had zich dus van God afgekeerd. Vandaar dat ze hier ontbreken in die lijst van 12 stammen.

Zonde eigenlijk! Ja, diepzonde. Als je zo door God bent uitgekozen en je keert je van Hem af. Dat kan. Ook als gedoopte. Kijk, de Here God dwingt niet. Hij is geen dictator. Hij geeft ons de vrijheid om te kiezen, ook de keuze om het los te laten, om het te verkwanselen. Maar weet wat je doet. Dan mis je wel zijn bescherming, zijn vrede, zijn toekomst.
Nee, aan God zal het niet liggen. En ook niet aan dat zegel. Laat daarom juist vandaag een moment zijn om dat weer extra te beseffen en te geloven:

Het water, dat ik op mijn voorhoofd ving,
is tot een eeuwig teken daar gebleven.
God zelf heeft toen zijn Naam geschreven
op mij, zijn kleine bondeling.

En wat God schrijft, dat staat geschreven,
dat wast geen mens of macht meer af.
Zijn merk, diep in mijn hart gedreven,
dat Hij mij bij mijn doop eens gaf.

Lof zij U, Vader, Zoon en Heilige Geest.
Halleluja.
Amen

zingen           Gezang 472:1,3,6

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

collectemoment

zingen           Evangelische Liedbundel 244b:1,4 Een vaste burcht is onze God

zegen

orgelspel