orgelspel 

welkom en mededelingen 

zingen                       Psalm 72:1

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst      Heerse van zee tot zee zijn vrede,
                                    van land tot land zijn lof,
                                    de volken zullen tot hem treden,
                                    zijn vijand likt het stof. (Psalm 72:3 ber.)

zingen                       Psalm 72:3,4

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing             Openbaring 20

zingen           Lied 769:1,2,6 ‘Eens als de bazuinen klinken’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Toen ik Openbaring 20 las, moest ik direct denken aan mijn jaren op de jeugdvereniging in Waddinxveen. Op een gegeven moment raakte daar een aantal leden in de ban van het chiliasme.
Die benaming is afgeleid van het Griekse woord voor 1000: chilioi. Het chiliasme staat voor die stroming in het christendom die gelooft in een letterlijke uitleg van die 1000 jaar uit ons tekstgedeelte: de 1000 jaar waarin, volgens deze uitleg, Jezus met zijn volgelingen in de toekomst op aarde zal regeren. Maar daarvoor zal dan, nogmaals volgens deze uitleg, eerst de opname zijn, waarbij op mysterieuze wijze de gelovigen opgenomen worden in de hemel. Dan komt de grote verdrukking van 7 jaar. Daarna komt Jezus op aarde, samen met zijn kinderen, en zal daar 1000 jaar regeren. De duivel wordt gebonden. Het zal een rijk van vrede en rust zijn. Het is ook de periode waarin Israël massaal tot geloof in Christus zal komen. Daarna wordt de duivel nog één keer losgelaten en ontspint zich de grote eindstrijd, oftewel Armageddon. Daarna komt het laatste oordeel en de nieuwe hemel en aarde.
De betreffende jongeren op die jeugdvereniging waren hier helemaal vol van. Positief vond ik hun spitten in de bijbel. Ze namen die heel serieus, juist ook die gedeelten die niet zo vaak of helemaal niet aan bod kwamen, op de jeugdvereniging, maar ook in de kerkdiensten. En ze hadden een grote liefde voor Israël en voor Gods trouw aan dit volk en zijn bedoelingen met dit volk. Dat sprak me aan.
Lastiger vond ik het drammerige dat ze ook hadden: het ging op een gegeven moment alleen nog maar hierover. En ze waren heilig van die bepaalde uitleg overtuigd, dat het zo in de toekomst op deze manier zou gaan. De Bijbel, met name ook het boek Openbaring, als een soort spoorboekje voor de eindtijd.

Maar is Openbaring zo bedoeld? Dat gaat toch niet alleen over een verre toekomst? Wat zouden de eerste lezers, die christenen in de eerste eeuw, daar aan hebben?!
Nee, we hebben toch juist ontdekt dat het boek Openbaring zeker ook wat over hun eigen tijd en omstandigheden zegt. Dat bijvoorbeeld dat Beest symbool staat voor het Romeinse Rijk en dat andere Beest voor de keizercultus, waarbij de keizer als god vereerd werd. En ieder die daar niet aan meedeed, dat met de dood kon bekopen.
We ontdekten dat Openbaring juist meerdere lagen heeft, meerdere wijzen van vervulling. Dat dat Beest, oftewel de antichrist, telkens weer kan opduiken. Toen, nu en in de toekomst. Dan geldt dat voor dat hoofdstuk over die 1000 jaar toch ook?!
Bovendien staat hier in ons tekstgedeelte ook nergens dat Christus vóór het laatste oordeel op aarde komt. Nee, let op, lees goed: vers 1 vermeldt dat een engel afdaalt uit de hemel. Niet Christus komt naar beneden, maar een engel sluit de duivel op in de afgrond en ketent hem. De put wordt zelfs verzegeld. De duivel kan er niet uit. Hij is in verzekerde bewaring gesteld, in voorarrest zeg maar. Wachtend op de definitieve uitspraak, het laatste oordeel.

Nee, dit gaat niet alleen over de toekomst. Dit heeft ook te maken met wat al gebeurd is. Door Christus’ kruis en opstanding heeft de duivel de nekslag gekregen, zijn de machten onttroond, schrijft Paulus ergens.
Die 1000 jaar moet je ook niet letterlijk nemen, lijkt me. Openbaring staat immers vol symboliek, ook vol symbolische getallen. De 144.000 verzegelden uit hoofdstuk 7 bijvoorbeeld, oftewel 12 keer 12.000. Dat is geen exact getal, maar een getal van volheid. Zo is ook die 1000 jaar symbolisch. En vergeet dan ook niet dat ergens anders in de Bijbel staat dat 1000 jaar voor God als één dag is, en omgekeerd. Redenen genoeg dus om die periode van 1000 jaar niet letterlijk en exact te nemen.

Er zijn, door de tijden heen, blijkbaar meerdere perioden – de profetieën uit Openbaring hebben immers meerdere lagen, meerdere vervullingen – er zijn meerdere perioden sinds Christus’ kruis, sinds zijn opstanding en hemelvaart, waarin er niet alleen oordelen over de aarde gaan, niet alleen grote vervolgingen zijn en verdrukkingen, maar ook fasen van vrede, van rust, van zegen. Juist ook voor de kerk, voor de volgelingen van Jezus.
Dat is toch ook evident, gemeente? Ik bedoel: na die verschrikkelijke keizers, die zichzelf lieten aanbidden, met wreed geweld hun macht handhaafden, christenen gruwelijk vervolgden, daarna kwam keizer Constantijn, die christen werd, onder wiens regering het christelijk geloof bloeide en uitbreidde. En een paar eeuwen later trokken vanuit Engeland zendelingen als Willibrord en Bonifatius erop uit. Ook naar ons kikkerlandje. Velen werden bereikt met het Evangelie, werden bevrijd uit het duistere heidendom. Ons land werd gekerstend. Vele kerken wijzen nog steeds omhoog, als herinnering daaraan. O ja, er kwamen ook weer donkere tijden. De kerk verviel. Maar toen kwam de Reformatie met de heroriëntatie op Gods Woord, met de nadruk op de genade, op de rechtvaardiging door het geloof alleen. En toen dat weer verstarde kwam er een Nadere Reformatie en later The Great Awakening. En in de volgende eeuw ging het Evangelie de hele wereld over, werden vele landen bereikt, werd de Bijbel in steeds meer talen vertaald. Toch allemaal tekenen van fasen van vrede en rust?
Troostrijk, bemoedigend en hoopvol. Ook voor ons anno 2022.

Want laten we wel wezen: nu voelt het toch niet echt aan als een tijd van vrede en rust. O nee, er is oorlog hier niet ver vandaan. Er is een wereldleider die zijn eigen volk mobiliseert voor een nog verdergaande strijd, waarbij hij zelfs dreigt met kernwapens richting westen. Hierdoor zijn er veel zorgen, angst en onzekerheid. Hierdoor zijn we een energiecrisis ingerold, die veel mensen bezighoudt. En zo kan ik nog wel een tijd doorgaan. Het zijn donkere tijden.
Hoe bijzonder is het dan dat juist dit gedeelte uit Openbaring aan de orde is! Een gedeelte dat vertelt over andere fasen, over andere tijden. Dat biedt toch hoop en kracht, om de moed niet te verliezen, om verwachting te houden voor deze aarde, voor de volken, voor de hele schepping. En in het bijzonder ook voor hen die vervolgd worden. Ja, die zijn er ook vandaag, die hun geloof in Christus moeten bekopen met hun vrijheid, hun veiligheid, hun leven zelfs.

Zij spelen zelfs een bijzondere rol in ons tekstgedeelte. In vers 4 ziet Johannes hen op tronen zitten. Het zijn degenen die vanwege hun geloof in Jezus en hun getuigenis van Hem, gedood zijn. Maar nu zitten ze op tronen en mogen met Christus meeregeren.
Die tronen staan niet op aarde trouwens. Maar in de hemel. Waar Christus ook is. Nergens wordt hier in dit gedeelte gezegd dat mensen met Jezus naar de aarde zullen gaan en daar zullen regeren. Nee, ze zijn in de hemel. Daar zijn ze tot leven gekomen. Daar zijn ze voorgoed. Daar zijn ze veilig. Veilig in Jezus’ armen. Daar hebben ze ereplaatsen. Hun vervolgers dachten met ze afgerekend te hebben, ze letterlijk een kopje kleiner gemaakt te hebben: zo vernederend. Maar door Christus zelf zijn ze bevorderd tot hoger heerlijkheid (zoals ze bij het Leger des Heils zo treffend zeggen). Dat is de eerste opstanding.
Bijzonder dat Christus hen een troon gunt hè? Zijn kinderen mogen, op een verborgen en geestelijke wijze, meeregeren. Hoe dat precies is? Dat weet ik niet. Dat behoort tot de mysteriën van het geloof. Maar het geeft een geweldig en hoopvol perspectief. Ook voor onze tijd. De onzekerheid, de crisis, de angst, de oorlog, de rampen – ze hebben allemaal niet het laatste woord, maar dat heeft Hij, die regeert, die overwonnen heeft. En in die overwinning mogen wij delen…

Dat wil niet zeggen dat de duivel geen armslag heeft. Ook in z’n cel kan hij invloed hebben. Denk ook maar aan iemand als Ridouan Taghi, die vanuit z’n streng beveiligde cel in Vught toch telkens weer invloed heeft op z’n compagnons, die vervolgens de verschrikkelijkste dingen kunnen doen. Zo is in met de duivel ook. Al is zijn macht goddank beperkt, want hij is God niet en Christus is overwinnaar. Vergeet dat nooit.

Maar dan is z’n voorarrest voorbij en wordt de duivel losgelaten. Waarom? Waarom heeft God ‘m daar niet gelaten? Dan was het toch klaar?!
Ja, dat blijft een groot mysterie, gemeente: waarom de Here God de duivel toelaat, het kwaad toch nog speelruimte geeft.
Dat het trouwens na die 1000 jaar – die nogmaals niet letterlijk moet worden genomen, maar wel staat voor perioden van vrede, rust en zegen – dat het na die pauze toch weer anders kan gaan, zien we ook in het boek Ezechiël. Openbaring leunt trouwens sterk op dat bijbelboek. Zeker hier.
In Ezechiël is dat beroemde hoofdstuk 37, over de opleving van Israël, dat zelfs wordt voorgesteld als dorre doodsbeenderen, die weer bekleed worden met vlees en door de Geest tot leven komen. Opwekking, opstanding! Dan breekt voor Israël een periode aan van vrede en zegen. Na de ballingschap mogen we weer wonen in hun eigen land. De Messias regeert. Maar dan is daar koning Gog van het volk Magog. Die overvalt het nietsvermoedende volk en er ontbrandt een vreselijke strijd.
Gog en Magog komen dus ook in Openbaring voor. Niet meer als een koning van een volk – want die bestaan intussen niet meer – maar als beeld voor de duivel en z’n trawanten, voor alles en iedereen dat zich tegen Christus en zijn gemeente keert. Met de vrede is het dan voorbij. Het kwaad krijgt nog één keer de kans. Maar het zijn wel laatste stuiptrekkingen.
Het is net als het slot van een griezelfilm: het monster duikt nog één keer op, maar je weet dat dat eraan gaat. En zo is het hier in Openbaring ook. Het komt goed! Daar staat de Here God zelf garant voor. Uiteindelijk maakt vuur uit de hemel, dus van Hogerhand, een einde aan deze tegenstand. Weer net zo snel en plotsklaps als in het vorige visioen de Witte Ruiter, oftewel Christus, een einde maakte aan de macht van het Beest c.s.

En dan verschuift het beeld weer (vers 11), naar een grote witte troon en Hem die daarop zit. Johannes heeft zoveel ontzag voor Hem, voor de Eeuwige, voor de Heilige, dat hij z’n naam niet noemt. Ook de aarde en de hemel vluchten van Hem weg. Ze zijn immers nergens als Hij in z’n majesteit verschijnt.
Iedereen staat voor zijn troon. De boeken gaan open. Het is het laatste, het finale oordeel.
Ik weet niet hoe u daarnaar kijkt. Of u ernaar uitziet of juist niet…

Ik weet nog goed dat ik vroeger in mijn bed lag en dat ik het in de verte hoorde rommelen. Dat geluid werd steeds sterker. Ik kreeg hartkloppingen en de rillingen. Daar komt Jezus, dacht ik. En dan moet ik voor Hem verschijnen, voor die Rechter in het licht verheven. En dan…
Maar het bleek een vliegtuig te zijn, misschien wel op weg naar Israël…

Ja gemeente, ons leven zal geoordeeld worden. Ieders leven. Dat is de ernst ervan. Onze verantwoordelijkheid. Ons leven, ons hele leven, wordt geëvalueerd, wordt beoordeeld. Zo serieus neemt God ons.
Maar dan? Tijdens de belijdeniscatechisatie zeiden er een paar: ‘Kom ik daar wel doorheen? Ben ik wel goed genoeg voor God? Zal Hij me niet veroordelen?’
Het raakte mij dat ze hun leven blijkbaar tegen Gods licht houden. Het is goed om te beseffen dat ons leven door Hem beoordeeld wordt. Dat de boeken eens open gaan.
Willem de Merode maakte daar eens een aangrijpend gedicht over:

Hun harten voelden zij als boeken
In Gods geduchte hand gelegd,
En wisten, dat Hij al hun slecht
Gedrag gerecht zou onderzoeken.

Zij lazen bang en hunkrend mee,
En zagen wat zijn vingers wezen.
Was er niets goeds? hun schaamte en vreezen
Groeiden tot een verschroeiend wee.

God had de boeken dicht gedaan,
En zou het groote vonnis spreken.
Toen dorst hun stem de stilte breken:

O Heere Jezus, neem ons aan!
En ’t bonzend hart, dat ze in zich vonden,
Was vlekkeloos en zonder zonden.

Het gedicht heeft als titel Voorbereiding. De Merode doelt daarmee op de voorbereiding voor het Heilig Avondmaal. Van oudsher juist een moment om je eerlijk te spiegelen aan God en zijn bedoelingen. Uiteindelijk leven we voor Gods aangezicht. Hij ziet ons. Hij doorziet ons. En hoe zouden we Hem ontmoeten aan zijn tafel, als we niet weten wie we zijn en wat er scheef zit in onze relatie met Hem en met elkaar? We ontmoeten aan dat Heilig Avondmaal immers de Heilige zelf!
Over ontmoeting met God gesproken. Dat is sterven in nog ultiemere zin. Dan komen we onder vier ogen met God. En is het dan goed?
De Merode aarzelt in het eerste deel van het gedicht. Hij twijfelt. Het is spannend, heel spannend, als God het oordeel zal uitspreken.. Wie herkent dat niet: het diepe besef van tekortschieten, van schuldig staan, dat daar klinkt? Ik wel…
Maar dan het wonder: na het aanroepen van de Here Jezus, de grote Advocaat: ‘O Here Jezus, neem ons aan!’: het bonzende hart dat vlekkeloos en zonder zonden is. Deze Advocaat pleit ons vrij, wanneer we Hem in de arm nemen, als we ons aan Hem vastklampen in geloof.
In Openbaring 20 is het boek des levens het beeld daarvoor. Als je daar in staat, dan word je niet veroordeeld. Dan ontvang je die eerste opstanding, het eeuwige leven.
En weet je wat nu zo mooi is aan dat boek des levens? Dat is geen gesloten boek. Nee, dat ligt open. En ieder die niet zonder Jezus Christus kan, die Hem aanroept, die in Hem gelooft, die wordt daarin geschreven. Goddank.

Ja, maar in vers 12 lees ik toch dat ieder geoordeeld wordt naar zijn of haar daden. Zeker. Dat sluit elkaar ook niet uit, maar in. Door het geloof krijgen we deel aan Christus, worden we verzoend, is er vergeving. Maar dan houdt het niet op. Dat werkt ook wat uit in ons leven. Die genade is niet alleen vergeving, rechtvaardiging, maar ook vernieuwing, heiliging. Dan ga je tegen de zonde strijden, dan wil je niets liever dan dichtbij Jezus blijven, Hem navolgen, doen wat Hij wil. Met vallen en opstaan. Maar je wordt er echt een ander mens van. En dat zal ook te merken zijn aan je daden, aan je woorden. Dat zal ook aan het licht komen bij dat laatste oordeel. Waarbij wat geen waarde had wordt verbrandt als zijnde hout en stro, schrijft Paulus ergens. Door het vuur heen toch behouden. Dankzij Christus, dankzij dat boek des levens, waarin we geschreven staan. Onuitwisbaar.

Uiteindelijk is ook dit aangrijpende 20e hoofdstuk van Openbaring Evangelie, gemeente. Waarom? Omdat de duivel, het ultieme kwaad, in de poel van vuur en zwavel wordt gegooid, oftewel de tweede dood. Of dat nu een eeuwigdurende straf is of de totale vernietiging – daar verschillen de uitleggers over – uiteindelijk betekent het dat er met de duivel afgerekend wordt. Dat hij nooit meer de kans krijgt om het kwaad als gif de wereld in te strooien, om mensen te verzoeken het kwade te doen, te bedenken, te zeggen. Die nieuwe hemel en aarde blijven dus nieuw. Het komt echt goed. Helemaal goed. Is dat Evangelie of niet? Ik kan daar zo vrolijk van worden. Juist ook als ik deze wereld inkijk. Als ik mijn eigen leven inkijk.

En dan die andere vijand: de dood. Ook die gaat er uiteindelijk aan. Die wordt in diezelfde vuurpoel gemikt. De dood, die laatste vijand, die voor zoveel ellende zorgt, verdriet, gemis, verschrikking, die dood, met z’n thuisbasis, het dodenrijk, die heeft dus het eeuwige leven niet.
John Donne, de Engelse dichter, sluit zijn gedicht Death, be not proud (Dood, wees niet trots) af met de volgende schitterende regel: ‘And death shall be no more; death, thou shalt die’ (‘En de dood zal niet meer zijn; dood, gij zult sterven’).

Nee, op de nieuwe aarde zullen geen graven meer gevonden worden. Wacht, eentje. Maar weet je wat er op de steen daarvan staat? ‘Hier ligt de dood begraven.’
Lof zij U, Christus! Halleluja. Amen

zingen           Lied 748:1,3,4 ‘Het duurt niet zo lang meer tot de tijd’

gezongen geloofsbelijdenis  met de woorden van lied 340b

dankgebed en voorbeden 

inzameling van de gaven 

zingen     Psalm 72:6

zegen

zingen  (als gezongen amen)  Psalm 72:7

orgelspel