zingen           Gezang 479:1

stil gebed 

votum en groet

aanvangstekst   “Hoe talrijk zijn uw werken, o HERE, Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; de aarde is vol van uw schepselen.’ (Psalm 104:24 NBG-vertaling 1951)

zingen   Gezang 479:3,4

lezing gebod            uit Spreuken 3

zingen (met combo)   Psalmen voor Nu 145

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kinderen naar de kindernevendienst

schriftlezing                        Spreuken 6:6-11 en 30:24-28

zingen           Gezang 326:1,2

verkondiging     Thema: Mieren-hoop
Gemeente van Jezus Christus,

Ken je de firma Formicoidae? ’t Is een hele actieve onderneming hoor. Nee, ze hebben nog geen beursnotering, ze maken geen reclame. Nee, eigenlijk is het helemaal niet zo’n opvallende firma.
Weet je, als je ze wilt zien, moet je bukken, moet je door de knieën, dan zie je ze bezig: de formicoidae. Ik zal het maar verklappen: het is de Latijnse naam voor de mieren.
Mieren ???!!! Die friemelige beestjes?! Die vooral in de zomer zo hoogst irritant kunnen zijn! Overal kunnen ze zitten. Nou, eerlijk gezegd pak ik ze dan niet op en zet ik ze netjes buiten de deur. Nee, dan is het pats/boem, weg mier. En als het er heel veel worden, dan worden er zwaardere middelen ingezet: gekookt water, een mierenlokdoos, vergif. Ik kwam ergens een gedichtje tegen dat het zo zei:

God schiep als een voorbeeldig dier
de nijvre mier.
Zijn tweede schepping was nog beter:
de miereneter!

Toch, hoe irritant misschien ook – dat geldt zeker voor de nieuwe exoot, de zgn. ‘draaigaatje’, een mierensoort uit het Middellandse Zeegebied, dat hier ook oprukt; deze mieren kunnen complete terrassen ontwrichten – maar hoe irritant ook, mieren zijn ook hele interessante beestjes. Maar dan moet je inderdaad op je knieën, en eens heel goed naar die diertjes kijken, zo’n mierenhoop bestuderen. Zoals die Spreukendichters hebben gedaan; Salomo en de minder bekende Agur. Misschien zaten ze wel ergens op een bankje een broodje te eten en vielen er wat kruimels op de grond en in mum van tijd waren daar die zespotige diertjes die met die kruimels aan de haal gingen. Die mier is inderdaad een voorbeeldig dier, waar we veel van kunnen leren.
Wat dan? Nou, het eerste dat aan die mieren opvalt, is dat ze altijd bezig zijn. Ze zitten echt nooit stil. Als je ze opzij duwt, komen ze weer terug. Ze geven het niet snel op. Ze zijn zo ontzettend actief. Zo ijverig. Daar kunnen wij veel van leren. Salomo denkt daarbij aan een bijzonder iemand: de luiaard. Iemand die liever lui is dan moe. Die niet vooruit te branden is. Die niet uit z’n bed te krijgen is. Nog even slapen, nog even sluimeren. “Hé, maar er moet toch brood op de plank komen?” “Ach, (gaap) morgen zien we wel weer.” Zo’n luiaard dus.
“Ga naar de mier, jij luiaard”, roept Salomo ‘m toe. Die ligt niet op z’n bed te stinken. Nee, die is druk in de weer, actief, ijverig. Daar kunnen we veel van leren. Want ja, met niets doen kom je er niet. Dat weet jij ook wel. Als je helemaal niets doet op school, je huiswerk niet maakt, nooit leert, dan wordt het niets. En als je een baantje hebt en je komt elke keer niet opdraven, je verslaapt je tig keer, dan kun je het ook wel schudden. En als u de kantjes er vanaf loopt op uw werk, komt er ook een extra functioneringsgesprek…
En daarbij kan de mier als uitstekend voorbeeld dienen: die werkt hard, die is bezig, die is zo ijverig als wat. Natuurlijk kun je daar ook in doorslaan. Als je alleen maar bezig bent met werken, als je al je vrije tijd aan bijbaantjes besteedt, vooral voor het geld dat dat oplevert, als mensen helemaal opgaan in hun werk, “workaholic” zijn, er aan verslaafd, dan schiet je natuurlijk ook je doel voorbij. Er is meer dan werk. Je mag ook genieten van je vrije tijd, van vrienden om je heen, van Gods goede schepping. Maar daar gaat het hier ook niet om. En ook niet over die mensen, die heel graag zouden werken, maar die niet kunnen, door ziekte, een handicap, of werkeloos zijn geworden. Of die opgebrand zijn, burn-out.  Hoe heftig dat kan zijn. Maar Salomo heeft het hier echt tegen een luiaard, die bewust niets doet, of heel weinig en er zo denkt te komen.
Zo iemand moet dus stage gaan lopen bij de firma Formicoidae, in de leer bij de mieren, dat ijverige volkje. Dat geldt zeker ook als je geestelijk lui bent, als je over het geloof en over de kerk denkt: ‘Ach, zo’n vaart zal dat toch niet lopen. Dat doen anderen maar. Ik zie wel. Ik kan er altijd nog eens aan gaan denken, m’n best voor gaan doen.’ Nee, ook wat dit betreft kun je veel van de mier leren. Die zit niet stil. Die is bezig. En zo mag u, zo mag jij ook bezig zijn in de dingen van God. Je moet de kansen niet laten liggen!

Net zoals de mieren dat niet doen. Want die zijn niet alleen heel ijverig, maar ook heel slim, of ‘wijs’ zoals het boek Spreuken ze noemt. Ze werken namelijk ook vooruit. ‘in de zomer halen ze hun voedsel binnen’, staat er. ’s Zomers verzamelen ze hun voedsel, dat voornamelijk uit graankorrels bestaat. Ze doen dat 16 uur per dag! Een 112-urige werkweek dus (want ik denk niet dat ze op zondag rusten)! Maar waarom werken ze nu zo hard, verzamelen ze die graankorrels allemaal in de voorraadkamers in hun nest? Omdat er ’s winters niets groeit. Maar dan is er toch te eten, voor de hele mierenkolonie!, vanwege hun voorbereidingen in de zomer. Ze zijn zelfs zo slim om de graankorrels dan door te bijten, zodat ze niet gaan ontkiemen. En als dat onverhoopt toch met een graankorrel gebeurt, dan wordt-ie buiten het nest gewerkt, en ontstaan daar weer kleine graanveldjes. Deze mier, – ik heb het nu over de zogenaamde “oogstmier”, de “messor barbarus”, die heel veel in Israël voorkomt -, deze mier kan wel 14 jaar oud worden! En volgens een oud verhaal kan het hele volk Israël van al die graankorrels in al die mierenkolonies 14 dagen leven! Genoeg uit het Ant’s book of records, het mierenrecordboek. Wat kunnen wij hier van leren? Dat je dus nu moet investeren voor later, als het weleens minder kan worden. En dan denk ik vooral aan de dingen van God, want die zijn toch echt het allerbelangrijkst. Daar heb je het allermeeste aan. Je moet zorgen dat die voedselvoorraad dus wel voldoende is. Daar moet je echt je best voor doen. Juist nu je jong bent – en dan kijk ik even speciaal naar jullie – ja, als je jong bent, is dat zeg maar de zomer van je leven, vraag dat maar aan je ouders, en zeker aan je opa of oma. Dit is echt de gouden tijd om aan dat voedsel te komen. Maar waar krijg je dat dan? Ach, dat weet je wel. (Bijbel beetpakken). Hieruit: de Bijbel. Er is een dagboekje dat heet: Een handvol koren. Dat is een mooie titel voor een bijbels dagboekje, want dat is het. Ja, in de Bijbel vind je koren, voedsel voor je hart. Elke dag een handvol. Nee, je hoeft geen ellenlange stukken te lezen. Beter een klein stukje goed, dan een langer stuk dat helemaal niet tot je doordringt. Al zijn het maar een paar verzen: Wat zegt de Here God hierin tegen mij? Wat belooft Hij me? Wat vraagt Hij van me? Waarin schiet ik tekort, zodat ik Hem om vergeving kan vragen en om Zijn kracht om het wel te gaan doen? Zo ben je net als die oogstmieren bezig de voorraadkamers van je leven te vullen. Dan moet je dat dus wel doen, want wie weet komen er tijden, dat dat allemaal niet meer zo gaat. Ik ken oudere mensen, die niet meer kunnen lezen, die heel moeilijk meer kunnen onthouden, maar ze hebben bijbelteksten in hun hoofd, nee: ‘in hun hart’, moet ik zeggen, en liederen, waar ze zoveel aan hebben, die ze troosten, die ze blij maken. Maar je kunt al eerder moeilijke momenten meemaken, fasen in je leven dat er zoveel tegenzit, dat je vast dreigt te lopen in de vragen, in het verdriet. Weet je, dan is het zo belangrijk dat je daarvoor gewapend bent, dat je geestelijke voedselvoorraden hebt, waar je op kunt teren.
Ja, dan moet je dus wel aan je voedselvoorraad werken. En wat is het fijn dat er in de gemeente ook zoveel dingen zijn waar je dat ook met anderen kunt doen. De kerkdienst, catechisatie, waar ik jullie straks ook voor ga uitnodigen, een club waar je misschien al op zit. Een kring, een conferentie. Allemaal momenten waar je zoveel mag oppikken, mag opnemen, handjes vol koren, waar je op kunt teren, ook later. Dan maak je er toch ook wel gebruik van?!

Ja, je staat er wat dat betreft ook niet alleen voor. Die mieren trouwens ook niet. Ergens anders in Spreuken staat niet voor niets dat de mieren een ‘volk’ zijn. Dat wil zeggen: ze horen bij elkaar en ze hebben elkaar ook echt nodig. Zet een willekeurige mier apart en het diertje weet echt niet meer wat-ie moet doen. Een bioloog zei eens: ‘Eén mier is geen mier. Eén mier is een los radertje. De enige echte mier is de hele hoop bijeen.’
Ja, en als je zo’n mierenhoop bekijkt, zo’n mierenkolonie, dan is dat toch één onoverzichtelijk gewemel, één chaotische bedoeling. Maar kijk je goed, dan zie je juist een prachtig systeem, waarin iedere mier haar eigen werk heeft. Er zijn mieren bezig met de voorraadkamers te vullen met voedsel. Er zijn er die eieren aan het leggen zijn, de koningin. Er zijn er die de eieren verslepen. Er zijn er die voor de larven zorgen, ze voedsel geven. Er zijn er die met de koningin meegaan op huwelijksreis. Enzovoort, enzovoort. Iedere mier heeft zijn of haar eigen taak. En allemaal zijn ze nodig. Zo zijn ze een echt volk.
En het is een mooi beeld voor de gemeente. Dat is toch ook een volk, het volk van God. Waar we allemaal bij mogen horen. Niemand is overbodig. Nee, iedereen is broodnodig. Jij en u. Samen mogen we dat volk van God zijn. Daar hoor jij bij, die zo enthousiast kunt zijn over de Here God, die zo helemaal op Hem vertrouwt. Maar daar hoor jij ook bij, die je vragen hebt, je twijfels, maar daar ook heel eerlijk in bent, en er absoluut niet van houdt om er omheen te draaien. U hoort er ook bij, die in het leven al zoveel bereikt heeft, maar die tegelijk weet dat zo helemaal afhankelijk bent van de Hemelse Vader. En laten we u niet vergeten, die de zestig al gepasseerd is, misschien allang, maar die daarin zo’n stuk levenservaring heeft gekregen, en vooral ervaring in het leven met God. Ja, zo hebben we allemaal, hoop ik, een stukje van Gods liefde leren kennen. Maar die stukjes moeten niet apart blijven, maar bij elkaar komen, hier in de gemeente. Samen zijn we zijn volk. En iedereen is daarbij nodig, met zijn gaven. En iedereen is begaafd!

Ook om er voor elkaar te zijn, om voor elkaar te zorgen. Weet je, ik las ergens nog een mooi voorbeeld over de zorg van mieren voor elkaar. Dan moeten we even naar de bosmier. Je weet wel: die rode, grotere mier, die zijn nest niet onder de grond heeft, maar in zo’n echte mierenhoop, van takjes en dennennaalden. Als de winter voorbij is en de zon eindelijk weer eens echt lekker gaat schijnen, dan komen duizenden van die mieren naar buiten en gaan lekker in het zonnetje liggen, bovenop de mierenhoop. Heerlijk zonnen, lekker warm worden. Maar ze doen dat niet zomaar. Nee, na verloop van tijd gaan ze weer naar binnen, om zo met de warmte van hun mierenlichaampje, samen met al die andere mieren die gezond hebben, de mierenhoop van binnen weer op de goede temperatuur te brengen, zeker voor de mieren die niet naar buiten konden, zoals de allerkleinsten.
Ik dacht: zitten we zo eigenlijk ook niet elke zondag met elkaar te zonnen, hier in de kerk. Nee, zo ontzettend actief zijn we dan niet. We zitten. We zingen wat. En we luisteren vooral. Maar wel naar een Boodschap die zo warm maakt: het hartverwarmende Evangelie van de Here Jezus, die wel de ‘Zonne der Gerechtigheid’ genoemd wordt. Daar word je toch warm van als je hoort dat Hij zo intens van je houdt, je helemaal kent en begrijpt, je vergeeft en je een nieuwe start gunt, je het diepste geluk schenkt (hoorden we vorige week). Maar die warmte houd je dan niet voor jezelf, maar die mag je uitstralen, doorgeven.
En dat hoeft niet heel opvallend, spectaculair. Kijk nog maar eens naar die mieren. Die lopen met allemaal kleine dingetjes, die hebben allemaal hun kleine taak. Ze worden zelfs een zwak volk genoemd. Vergeleken bij echte krachtpatsers uit het dierenrijk zijn ze inderdaad zwak. Maar ze doen het, met elkaar, en ze houden vol.
En zo is het ook voor ons. ‘Het zijn de kleine dingen die ’t ‘m doen”, zingt een liedje. ‘Kleine’ dingen zoals: voor iemand bidden, je om iemand bekommeren die iedereen links laat liggen, boodschappen voor je oude buurvrouw doen, een kaartje voor een zieke, iemand meenemen naar de kerk, die eigenlijk wel wil, maar niet durft, vrijwilligerswerk doen, ach, u, jij weet zelf ook wel genoeg te bedenken, denk ik. Op al die manieren mag je die warmte van Gods liefde doorgeven. En al denk je weleens: ach, wat stel ik nu voor? Wat beteken ik nou voor God?, weet dan dat alles, hoe klein ook, wat uit liefde voor Jezus, uit liefde voor de ander gedaan is, z’n waarde houdt. Een waarde voor die ander, een waarde voor Jezus. Hij ziet het. En Hij zal het ook noemen, als Hij terugkeert. Zoals in de gelijkenis de Heer tegen de dienstknecht zegt: ‘Over weinig ben je trouw geweest, over veel zal ik je stellen.’ Dat is toch echt hoopgevend, hè?! Inderdaad, ‘Mieren-hoop’ was het thema. En niet voor niets staat er een streepje tussen mieren en hoop. Het gaat ook over ‘hoop’. Een hoop die voor een mier uiteindelijk toch niet meer is dan een leven van zo’n 14 jaar maximaal. Maar voor ons is het hoop op een eeuwig leven, voor altijd in de zon van Gods liefde. Voor altijd in Zijn Vaderhuis, met de vele woningen. Dat is nog eens iets anders! Amen.

zingen   Gezang 380:2,6,7

afscheid van kinderen van kindernevendienst en welkom in de kerk

Charlotte van Duffelen, Anoek Jacobs, Lotte de Jong, Gideon Kreuk, Nathalie van Kuijk en Marilene Meijerink graag hier naar voren op het liturgisch centrum.
Jullie nemen afscheid van de kindernevendienst. Er komt een nieuwe fase: de middelbare school en voortaan de hele kerkdienst meemaken. Het is eigenlijk een soort overstap. Die overstap hoef je niet alleen te maken. Jullie zijn met z’n zessen. Maar daarnaast is er een kerk vol. De mensen in de kerk zijn er voor je. Ze leven graag met je mee. Dat mag je juist ook vandaag ontdekken.
En niet te vergeten is de Here God er voor je. Om dat extra te benadrukken mogen jullie straks één voor één je hand in het doopvont mag steken. Die hand in het doopwater is geen nieuwe doop, maar wel een herinnering aan je doop. God was bij je, toen je nog nergens van wist, en Hij is bij je gebleven. En Hij gaat met je mee. Dat vertelt de doop, waar je nu, juist bij deze overstap, weer aan herinnerd wordt. En niet te vergeten je vader en moeder en alle mensen in de kerk.
Als je je hand in dat doopvont steekt, lees ik een bijbeltekst voor die de leiding van de kindernevendienst voor jou uitgezocht heeft. Daarna krijg je van hen ook nog een mooi toepasselijk cadeautje.

Charlotte van Duffelen: ‘De Heer helpt mij altijd, Hij is als een licht in het donker. Ik ben voor niemand bang. Bij de Heer ben ik veilig, daarom heb ik geen angst’ (Psalm 27 vers 1).

Anoek Jacobs: ‘Bedenk hoeveel de Vader van ons houdt. Zijn liefde voor ons is zo groot dat Hij ons zijn kinderen noemt. En dat zijn we ook. Maar de mensen die bij de wereld horen begrijpen niet dat wij Gods kinderen zijn. Dat komt omdat ze God niet kennen’ (1 Johannes 3 vers 1).

Lotte de Jong: ‘Voordat ik mijn mond opendoe, weet u al wat ik wil zeggen. U bent voor mij en achter mij. U bent om mij heen. Uw hand houdt mij vast. Ik vind het een wonder dat u mij zo goed kent. Ik kan het niet begrijpen’ (Psalm 139 vers 4-6).

Gideon Kreuk: ‘Wees waakzaam, volhard in het geloof en weer moedig en sterk. Alles wat je doet, moet je met liefde doen’ (1 Korinthe 16 vers 3).

Nathalie van Kuijk:  ‘Bij de Heer ben ik veilig. Hij is de allerhoogste God. Bij Hem vind ik rust. Hij is de machtige God. Daarom zeg ik tegen Hem: U beschermt mij. Ik hoef niet bang te zijn. Op u vertrouw ik’ (Psalm 91 vers 1 en 2).

Marilene Meijerink: ‘Steeds houd ik de Heer voor ogen. Met Hem aan mijn zijde wankel ik niet’ (Psalm 16 vers 8).

zingen (met combo)   Gebed om zegen van Sela

welkom in de kerk

Welkom in de kerk, de kerkdienst, de hele kerkdienst. Daar waren jullie natuurlijk al. Twee zondagen per maand blijven de kinderen van groep 7 en 8 al in de kerk, maar nu dus alle zondagen. Jullie zijn echt fulltime kerkgangers geworden. Gefeliciteerd. Weet je, en als je het soms wat moeilijk vindt, dan mag je altijd naar me toe komen na afloop om te vragen wat er bedoeld werd. Of je vraagt dat aan anderen. En gelukkig is er ook nog iets speciaals voor jullie waarin je al je vragen kunt stellen, waarin we leren over God en de Bijbel, over het geloof. Dat is de catechisatie. Die beginnen na de grote vakantie. Daar zijn jullie ook van harte welkom. Je krijgt daar nog een persoonlijke brief voor. Maar ik wil jullie daar nu alvast van harte voor uitnodigen.
Dus voor de komende tijd, als fulltime kerkganger, als iemand die overgestapt is: Ga met God en Hij zal met je zijn!

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

zingen           Psalm 149:3

zegen