orgelspel 

welkom door ouderling van dienst 

stil gebed

votum en groet

openingstekst     ‘Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God.’ (Filippenzen 4:6)

zingen           Psalm 63:2,3

voortzetting Heilig Avondmaal  

gesproken lofprijzing               uit Efeze 1:3-7

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing           Matteüs 6:25-34

verkondiging    Thema: Onbezorgdheid

Gemeente van Jezus Christus,

Kinderen kunnen je leren kijken, zodat je dingen echt ziet,  juist ook in de natuur: ‘Kijk eens papa, daar die vogel!’ ‘Moet je die bloem zien, mama!’
Zouden we ook in dit opzicht niet moeten worden als een kind? Want er valt zoveel te zien, zoveel te ontdekken, zoveel te leren, juist ook vanuit de schepping. Dat ‘alles een gelijkenis van meer dan aards geheimenis’ is, zoals een regel uit ons Liedboek zegt.
Jezus gaat ons daar vanavond in voor, in een stuk aanschouwelijk onderwijs vanuit de schepping: ‘Kijk naar de vogels in de lucht (…) Kijk eens naar de lelies.’
Wat valt er bij hen dan precies te zien? Wat kunnen wij van hen leren? Nou die les, dat aanschouwelijk onderwijs, is samen te vatten in één woord: ‘onbezorgdheid.’

Onbezorgd zijn? Ja, dat is wel makkelijk gezegd. Je zou maar zorgen hebben. En wie heeft die niet in deze coronatijd? Of het nu over je gezondheid in dezen gaat, of die van je geliefden, of je studie, je werk, je bedrijf, de psychische gezondheid van velen. 80 % van de jongeren zit door de coronacrisis tegen een burn-out aan. Dat zijn schrikbarende cijfers.
Of je zou maar – want er is ook meer dan corona – voor een ingrijpende operatie staan of wachten op een uitslag van de specialist. Je zou maar zorgen kennen rond je kinderen, je kleinkinderen. De toekomst zou er maar donker voor je uitzien. Dan ‘niet bezorgd zijn’, zoals Jezus zegt? Is dat niet te veel gevraagd? Iets onmogelijks?

Misschien is het goed om eerst eens helder te krijgen wat onbezorgdheid in ieder geval niet is volgens het gedeelte van vanavond. Het is in ieder geval geen ‘zorgeloosheid.’ Zo van: ach, relax man, uiteindelijk komt altijd alles wel goed. Nee, zo simpel is het niet. Daar is het slotvers, vers 34, ook heel helder in (en ik citeer nu even uit de NBG-vertaling): ‘De dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.’
Met andere woorden: zorgen zijn er; kwaad is er, elke dag. Dat moet je niet ontkennen, want dan houd je jezelf voor de gek. Zie het maar eerlijk onder ogen: dat die zorgen er zijn of kunnen komen, dat je te maken krijgt met kwaad. Ach, misschien zit je er wel midden in. Nee, onbezorgdheid is geen zorgeloosheid.

Het is ook geen ‘luiheid’: de armen over elkaar, want het komt je toch allemaal wel aangevlogen. Nee, kijk dan maar eens naar de vogels. Zeker, ze leven onbezorgd, maar ze zitten niet te wachten of God hun het voedsel in de snavel legt. Integendeel: ze zijn de hele dag druk in de weer op zoek naar eten. Naar ons toe vertaald: God geeft geen kant en klare diploma’s. Hij reikt aan het einde van de maand geen salarissen uit. Hij zorgt, maar wij moeten zelf werken. Onbezorgdheid is dus ook geen luiheid.

Maar wat dan wel? Wat bedoelt Jezus nu als Hij zegt: ‘Weest niet bezorgd?’ Jezus gebruikt hier een woord dat in de oorspronkelijke Griekse taal van het Nieuwe Testament een eigen klank heeft. Bezorgd zijn betekent daar eigenlijk ‘grijpen naar wat onze macht te boven gaat’, ‘meer willen zijn dan we zijn’, ‘in handen proberen te krijgen wat we niet in handen kunnen krijgen.’ Wat dan? Houvast, zekerheid, het liefst 100 % zekerheid. En daarom bijvoorbeeld een stevige reserve op je bankrekening. Genoeg voorraden. En niet te vergeten allerlei polissen die je tegen allerlei risico’s verzekeren. Ja, daar kun je je ontzettend druk over maken, daar ‘bezorgd’ over zijn: om die zekerheid maar te krijgen. Maar krijg je die daar mee? ‘Nee’, zegt Jezus, ‘je kunt je je hier nog zo druk om maken, hier nog zo bezorgd over zijn, maar je voegt er geen el mee aan je levensduur toe. Nee, wij kunnen niets aan ons leven toevoegen. We kunnen het wel bekorten, maar verlengen? Nog geen el. En een el is precies één stap. Zo scherp ligt het: wij kunnen er op geen enkele manier iets aan toevoegen. Dan kan God alleen. Dat moeten we aan Hem overlaten. Maar als het zo is, waarom maken we ons daar dan zo bezorgd om? Waarom grijpen we dan naar wat boven onze macht gaat?

Kijk nou eens naar de vogels. Die doen dat niet. Nee (vers 26), ‘ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren.’ Allemaal menselijke activiteiten.  Maar dat soort dingen doen vogels niet. Zij willen niet meer zijn dan ze zijn. Zij doen waar ze voor bedoeld zijn: vogel zijn. En kijk ze eens vliegen en fladderen! Hoor ze eens zingen en fluiten! Hoe onbezorgd.
Ja, aanschouwelijk onderwijs voor ons. Of zoals Guillaume v.d. Graft het dicht:

Wie werkelijk gelooft is als een vogel.
De grote boom Gods die de wereld is
staat voor de naderende duisternis,
de vogels zingen Godlof in de hoge.

Ze zijn er zeker van dat morgenvroeg
de zon schijnen zal, de zon weer schijnen,
alles weer met de wereld in het reine,
een dag, een handvol leven is genoeg.

De vogels leven zonder aarzeling.
Kon ik mij zo volkomen overgeven
aan wat mijn roeping is, toekomst of niet!

Want ik geloof toch in de God van ’t leven
die sterfelijk over de aarde ging?
Maar ik ben altijd kleiner dan mijn lied.

‘Ik ben altijd kleiner dan mijn lied.’ Ja, in ons lied kan er iets gebeuren. Juist in ons zingen mogen we op de vogels lijken. Dan zingen we ons ‘van zorgen vrij’ zegt Psalm 63 zo prachtig. Dat is toch al een reden om te zingen, om te blijven zingen?! Helaas, helaas kan dit in deze tijd niet met elkaar in de kerk. Maar gelukkig kan het wel persoonlijk thuis. Of als je een ommetje maakt buiten. En wat zien we uit naar de tijd dat het hier weer kan. Toch?
Maar wij zelf zijn wel kleiner dan ons lied. Het zingen kan verstommen. Juist ook door de zorgen. Zorgen om het dagelijks bestaan. Zorgen voor morgen. Zorgen over de toekomst. Onzekerheid die ons aanvliegt, twijfels die ons bespringen. De stress die ons opjaagt. Ja, dan worden de vleugels van de ziel zwaar, loodzwaar. Dan raken we vleugellam: vleugellam geslagen ziel.

Maar denk dan aan Jezus’ les over de vogels. Zij willen niet meer zijn dan ze zijn. Ze zaaien niet, ze oogsten niet en toch voedt de hemelse Vader hen. En zijn wij ‘niet meer waard dan zij?’, zegt Jezus. Vertrouw maar dat God de Vader zorgt. Geef die zorgen maar uit handen. Leg ze voor Hem neer. En dat gebeurt toch als je bidt?! Dan mag je toch je hele hart voor de Heer uitstorten? Nee, je hoeft dan helemaal niets achter te houden. Je mag je hart als een kruik legen, tot de laatste druppel, bij Hem en bij Hem laten, in het vertrouwen dat Hij voor je zorgt. Vandaag en morgen. Zoals Hij dat gisteren en eergisteren ook deed. Of niet?!

In die onbezorgdheid gaan de vogels ons dus voor, maar ook van de bloemen kunnen we wat dit betreft wat leren, zegt Jezus. Ook zij zijn niet bezorgd. Ook zij willen niet zijn wat ze niet zijn. (Vers 28) ‘ze werken niet en weven niet.’ Ook weer echt menselijke activiteiten. Maar daar houden de bloemen zich niet mee bezig.  Nee, want daar zijn zij niet door hun Schepper voor bedoeld. Zij zijn bedoeld om te groeien en te bloeien. Meer niet. Gewoon op het veld. Ja, want we hebben het hier wel over de ‘leliën des velds.’ Nu klinkt ‘lelie’ misschien nog behoorlijk exclusief, maar het gaat hier om gewone veldbloemen. De zogenaamde anemone coronaria. Anemoontjes, heb ik me laten vertellen, die met wortelstokken in de grond blijven zitten en na genoeg regenval, in de herfst en de winter, in het vroege voorjaar weer tot leven komen. Wat zeg ik: in zeer korte tijd veranderen de dorre streken in Israël dan in één bloemenzee. Geweldig! Maar na het voorjaar, als er minder regen valt en de zon steeds feller schijnt, is het ook weer zo met deze anemoontjes, deze leliën des velds, gedaan.
En toch denkt zo’n lelie des velds niet: was ik maar een keizerlelie of een orchidee of zo.’ Of: stond ik maar ergens in een chique vaas. Nee, hij wil niet meer zijn dan hij is. Als lelie van het veld, als anemoontje, is hij in zijn element.
En dat is nou net iets waar wij mensen nog weleens moeite mee kunnen hebben: om te zijn wat we zijn. Nee, regelmatig vinden we het eigenlijk heel belangrijk wat anderen van ons denken. Kunnen we daar echt bezorgd over zijn: ‘Tel ik een beetje mee? Zien ze me wel staan of keuren ze me af? Vreselijk.’ Dus doe je er alles aan om nog hipper, nog leuker, nog aardiger, nog beter gevonden te worden dan je bent. Want stel je voor dat je er buiten valt! Dat ze je niet zien!
Ach, zegt Jezus, maak je daar nou niet druk om. Kijk nou eens naar die hele gewone veldbloemen. Ze zijn wie ze zijn en zo zijn ze mooi, mooier dan de hele garderobe van Salomo bij elkaar. En reken maar dat daar wat in hing! Ergens las ik: ‘Bloemen kijken niet in de spiegel, ze kijken naar de hemel.’ Een doordenker: ‘Bloemen kijken niet in de spiegel, ze kijken naar de hemel.’ Is dat niet het geheim van die bijbelse onbezorgdheid? Om niet in de spiegel te kijken, of opzij: wat denken de mensen van me, maar omhoog, naar de hemel, waar God de Vader is, die ons in Christus bemint. We hebben dat vandaag mogen proeven bij het avondmaal, hoe diep die liefde voor ons bij Hem ging: tot in de dood. Voor Hem hoeven we ons niet uit te sloven. Bij Hem hoeven we ons niet minderwaardig te voelen. Of ons te vergelijken met anderen. Bij Hem mogen we komen zoals we zijn. En geloof me: dat is eigenlijk zo ontspannend, dat geeft zo’n onbezorgdheid.

Dat mogen we vanavond leren van de vogels en de bloemen om te zijn, te blijven, waarvoor we bedoeld zijn en niet te grijpen naar wat boven onze macht ligt, wat we zelf niet in de hand hebben. Nee, willen zijn wie we zijn: mensen, mensen van God. Bedoeld om Zijn kind te zijn. Een kind van de Vader. Kind van het Koninkrijk van God, van zijn nieuwe wereld.
Als je dat beseft, als je dat je telkens te binnen brengt en te binnen laat brengen door de Heilige Geest, door het Woord én het Sacrament, dan zul je je niet bezorgd maken om al dat uiterlijke: je kleding, je voedsel, je status, enz. Nee, dan komt er iets anders op de eerste plaats. Vers 33: ‘Zoekt eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid.’
Dat is niet zweverig. Dat is heel concreet. Want vergeet niet dat dit in de Bergrede staat, die toch eigenlijk een soort ‘troonrede’ is: zo hoort het toe te gaan in het Koninkrijk van God. Bijvoorbeeld dat je je met je broeder verzoent; dat je bereid bent om een ander te vergeven (hoorden we vanmorgen), dat je bidden kunt voor je vijanden, hen zelfs liefhebt, enz.

Dit in praktijk brengen, vanuit je verbondenheid met Christus, is Zijn koninkrijk en zijn gerechtigheid zoeken. En dan komt de rest wel; die wordt je gegeven. Daar mag je op vertrouwen. Voor vandaag en morgen. En zeker voor straks: in Zijn eeuwig Koninkrijk.
Ach, als je je een beetje indenkt wat de hemelse Vader dan voor zijn kinderen in petto heeft… Daarbij vergeleken is de rijkdom en de heerlijkheid, die een Salomo had, een peulenschil! Ach, als wij eens meer vanuit dat perspectief zouden leven, dat het hier en nu niet het enige is, wat zeg ik: dat het allermooiste nog komt, dan zouden we ook niet zo bezorgd hoeven zijn, niet zo krampachtig en angstig hoeven te leven, alsof we vlak voor sluitingstijd zijn en we nog alles bij elkaar moeten graaien. Laat die zorgen, die bezorgdheid maar los, want er is er Eén die zorgt, nu en straks. Laat Zijn koninkrijk en gerechtigheid onze enige echte zorg zijn! Amen

meditatief orgelspel

collectemoment

lied    Gezang 448:1,2

geloofsbelijdenis    met artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over Gods voorzienigheid

lied    Evangelische Liedbundel 279:1,2 Wij blijven geloven, dat onder miljoenen

Luthers avondgebed

lied    Psalm 4:3 Ik kan gaan slapen zonder zorgen

zegen