orgelspel 

welkom en mededelingen 

zingen           Gezang 138:1,2,4 (1 en 4 door gemeente, 2 door sopraan)

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst        Bileam profeteerde ooit: ‘Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël.’ (Numeri 24:17)

lied     Psalm 98:1,2

lezing van het gebod des Heren           uit Filippenzen 2:1-15

zingen           Gezang 134 (in wisselzang met sopraan)

gebed

kindermoment

Hier in mijn handen heb ik een ster, een grote ster. Die zou voor één van de ramen hebben gehangen hier in de buurt de afgelopen dagen. Jullie hadden dan op Sterrenjacht kunnen gaan: de sterren tellen en dan was er aan het eind een leuk presentje. Langs die route zouden figuren uit het kerstverhaal staan: Jozef en Maria, herders, wijzen, een engel. Die zouden de mensen een goede vraag meegeven. Zelf zou ik op een avond herder zijn geweest. Ik had er zoveel zin in. En jij misschien ook wel. Maar het ging niet door. Wat jammer. Wat ontzettend jammer.
Nou, die ster kan de boom in! Boom? Boom? Boom!! Hier staat gewoon een kerstboom. Met allemaal kleine sterretjes… En volgens mij staat er iets op geschreven. Mooie wensen (een paar wensen worden voorgelezen).
Ah, dat is mooi. Mensen hebben hier dus allemaal mooie kerstwensen in opgehangen. Nou, dan doe ik er ook één bij. Dat jij en ik op dit kerstfeest en daarna een sterretje mogen zijn, dat een beetje lijkt op de grote ster, de Here Jezus.
En natuurlijk hoop ik jullie in het nieuwe jaar snel weer hier te zien. Als het weer kan. Een vrolijk kerstfeest en tot ziens.

schriftlezing       Matteüs 2:1-12

zingen           A.F. Troost Voorzichtig licht 27:1,2 Als een ster is Hij verschenen (op de melodie van Once in David’s Royal City)

verkondiging   Thema: Sterrenjacht

Gemeente van Jezus Christus,

Een tijdje terug las ik de nieuwe roman van de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård. De Morgenster luidt de titel, een titel die rechtstreeks aan de Bijbel is ontleend. Sowieso wordt er regelmatig aan de bijbel en het geloof gerefereerd. Opvallend voor een schrijver die niet bekend staat als gelovig man.
De vuistdikke roman speelt zich af in het Noorse Bergen. Normaliter regent het daar 9 van de 10 keer, maar nu is het er bloedheet: een hittegolf. Letterlijk en figuurlijk broeit er wat…
Ieder hoofdstuk is geschreven vanuit het perspectief van een ander personage. Die verhalen kruisen elkaar. Dat is een fascinerend procedé en heeft iets filmisch. Maar dan geen vrolijke film. Nee, eigenlijk alle hoofdpersonen worstelen met het leven. Achter de façade van een schijnbaar geslaagde buitenkant kampen ze met  relatieproblemen, opvoedingsproblemen, psychische problemen en de drank niet te vergeten. Neem Arne, een hoogleraar literatuur. Zijn vrouw is psychotisch. Dat ontwricht het hele gezin, en Arne vlucht in de drank, en rijdt met z’n dronken kop tegen een boom. Z’n goede vriend Egil daarentegen heeft een verandering doorgemaakt. Van een overtuigd atheïst is hij christen geworden, maar hij lijkt weer een beetje door te slaan. Nuchterheid op een ander vlak zou hem goed doen, denk je als lezer. En dan is er ook nog Kathrine, een vrouwelijke predikant, die in plaats van naar huis te gaan, een hotel boekt, want haar huwelijksproblemen kan ze niet meer aan. Ook worstelt ze met haar roeping.
Knausgård beschrijft deze lotgevallen (en die van andere hoofdpersonen), zo realistisch, zo pijnlijk eerlijk. Hij doet dat telkens in de ik-persoon. Daardoor leef je nog sterker met hen mee en denk je regelmatig: ‘Doe dat nou niet!’ of juist: ‘Tja, wat zou ik hier eigenlijk gedaan of gezegd hebben?’
En hoe verschillend al die verhaallijnen ook zijn, ze worden verbonden door een enorme ster, die opeens op een avond aan de horizon verschijnt en door alle hoofdpersonen opgemerkt wordt. Je kunt er ook niet om heen: zo’n ster hebben de mensen nog nooit gezien. Is het een supernova? En wat wil die ster zeggen? Als dit ook nog gepaard gaat met vreemde natuurverschijnselen als honderden grote onbekende vogels die door de lucht vliegen en honderden krabben die opduiken op plaatsen waar normaal geen krabben voorkomen, dan wordt de spanning steeds groter, dan krijgt het iets apocalyptisch. Wat is hier aan de hand? Hoe moet je dit duiden?

Dat zullen die wijzen zeker ook gedacht hebben, toen zij die bijzondere ster zagen. Was het een supernova, of de conjunctie van de planeten Jupiter en Saturnus, of een soort vuurkolom, zoals die eens Israël in de woestijn begeleidde? We weten het niet, maar zij hebben hun conclusies getrokken. Deze wijzen – ‘magoi’ in het Grieks – die zowel astronomen als astrologen waren. Ja, ze wisten heel veel van de sterren en de planeten. Maar tegelijk leidden ze daar ook wijsheid uit af, voorzeggingen, die zij bijvoorbeeld vertaalden als adviezen. En deze ster duidt volgens hen op een geboren koning in Palestina. En hem willen ze huldigen, eer bewijzen, misschien ook wel met de gedachte: zo’n belangrijk koning kun je maar beter te vriend hebben…
Hoe dan ook, in hun eigen wereld, in hun eigen taal – die van de sterren – bereikt God hen en leidt hen naar zijn Zoon. Een soort Pinksteren avant la lettre…

Ja, die wijzen. In het Matteüsevangelie duiken ze opeens op. Als uit de mist. Veel blijft ook mistig: waar ze precies vandaan komen, met hoeveel ze zijn, wat hun namen zijn – het is later allemaal ingevuld – in het Evangelie zelf lees je er niets over.
Wel waar ze aankomen: in Jeruzalem. Het gaat immers om de Koning der Joden, en dan kun je toch niet om Jeruzalem heen?!
Alleen in Jeruzalem zelf denken ze daar anders over. O ja, de theologen daar kunnen zo oplepelen waar de beloofde Koning, de Messias, geboren zal worden. Ze trekken de profetenrol van Micha zo uit de kast en wijzen het met een jad aan: in Bethlehem. Maar daar laten ze het bij. Ze blijven zitten waar ze zitten. Er komt geen vervolg van hun kant.

Ja gemeente, dat kan. Dat je de Bijbel nog zo goed kent. Dat je van alles kunt oplepelen over God, over Jezus, over het geloof, maar dat het weinig met je doet, dat het je niet in beweging brengt. Dat de tigste keer Kerstfeest in je leven je onbewogen laat. Terwijl iemand die er niet mee gepokt en gemazeld is, diep onder de indruk raakt van het kerstverhaal.

In De Morgenster reageren de hoofdpersonen ook verschillend op die bijzondere ster. Volgens Arne, de hoogleraar, is die ster gewoon een natuurverschijnsel. En die andere bijzondere gebeurtenissen – die vogels en die krabben – zijn gewoon een indicatie dat de balans in de natuur is verstoord, dat het ecosysteem aan het instorten is. Net als die hittegolf een teken van de klimaatverandering is.
Zijn vriend Egil staat er heel anders in. Hij ziet die ster, en de rest, als tekens van God, als een voorteken van grote verandering, van het eind der tijden. Dominee Kathrine schuift het een beetje van zich af. Ze weet het eerlijk gezegd niet. En ze wordt te veel in beslag genomen door haar zorgen en problemen.

Ja gemeente, hoe laat God van zich merken? Hoe wenkt Hij mensen? Die wijzen dus via die ster. Die rijzende ster (met een lange ij), die opging in het oosten, wordt een reizende ster (met een korte ei), die voor hen uit reist en hun de weg wijst.
Wie of wat heeft God in jouw leven gebruikt om je de weg te wijzen? Dat kunnen bijzondere gebeurtenissen zijn, wonderen die je meemaakt, tekenen van God. Het kan in een droom zijn. Een natuurverschijnsel. Iemand die er voor je was, precies op het goede moment, op de juiste plaats.
Zeker, God heeft verschillende wegen waardoor Hij mensen bereikt. Dat laat het kerstverhaal toch zien. De herders via de engel. De wijzen via een ster. De mensen in Jeruzalem via de wijzen én het Woord van God. Ja, dat laatste zeker ook. Want zonder dat Woord was ook niet duidelijk geworden dat de geboren Messias in Bethlehem gezocht moet worden.
Vroeger zeiden ze – en het is nog steeds een goede onderscheiding – je hebt Gods algemene openbaring en zijn bijzondere openbaring. Die laatste vind je in de Bijbel, in Jezus Christus. De eerste, die algemene openbaring in de natuur, in de geschiedenis. Buiten de Bijbel kun je onder de indruk raken van Gods grootheid, van zijn macht en majesteit, van zijn creativiteit, maar wie Jezus is, dat je Hem nodig hebt, dat Hij je Redder wil zijn, de Messias, dat ontdek je niet in de natuur, via een ster. Nee, daarvoor heb je de Bijbel nodig, daarvoor moet je bij Jezus zelf zijn.

Maar goed, voor die wijzen was één woord uit de Bijbel genoeg om hen weer in beweging te brengen. En hoe! Met grote vreugde volgen ze de ster. Het tintelt in hen van verwachting en verlangen.
Dan komen ze aan bij het huis, waar Jozef en Maria, met Jezus verblijven.
Ze twijfelen geen moment. Dit is de grote Koning. Dan kun je toch geen moment meer rechtop blijven staan?!
Dus ze werpen zich voor Jezus neer en aanbidden Hem. Ze doen dat op de oud-oosterse manier waarmee aan koningen hulde werd geboden. Met het gezicht op de grond. Diep gebogen. Geknield.
Nee, woorden horen we niet. Hulde van koningen kan met veel drukte gepaard gaan. Net als bij kampioenen. Maar hier is het stil. Bij Jezus word je stil. Van verwondering. Van verbazing. Van pure aanbidding.
Heb je dat nooit? Dat als je aan Jezus denkt, dat woorden tekort schieten vanwege zijn grootheid, zijn nabijheid, zijn mildheid, zijn schoonheid. Om wie Hij is en jij door en in Hem mag zijn. Dat je sprakeloos bent en alleen maar zwijgt. In diepe dankbaarheid en stille aanbidding.

De wijzen knielen. Voor Hem maak je je toch klein?! Aan Hem geef je je toch over, en geef je jezelf prijs?!
In dat neerwerpen, in dat knielen zit ook nog iets anders. Je mag omlaag kijken. Want zo laag is God gekomen, zo klein is Hij geworden, zo toegankelijk. Niemand kan meer zeggen: ‘Dit Evangelie is mij te hoog, die God is mij te ver.’
Dus: kniel je mee? Verwonder je mee? Word je ook stil? En aanbid je Hem? Dat maakt alles immers anders.

Ook bij die wijzen. In vers 12 staat zo’n klein zinnetje dat zij ‘via een andere weg terug naar hun land reisden.’ Dat heeft allereerst te maken met de droom die zij kregen, waarin zij van godswege werden gewaarschuwd niet terug naar Herodes te gaan, met z’n snode, wrede plannen. Maar ik denk dat die andere weg ook nog op wat diepers duidt. Ze gaan anders terug dan ze kwamen. Ze zijn veranderd. Dat kan niet anders als je geknield bent bij Jezus, als je Hem aanbeden hebt, als je jezelf hebt prijsgegeven en Hem hebt aangeroepen als je Heer.
Nee, dan ben je niet gelijk een onverschrokken en standvastig gelovige. Dat hoeft ook helemaal niet om Hem te aanbidden. Aan het eind van het Matteüsevangelie lezen we weer over aanbidding. Jezus is opgestaan, en verschijnt als de Levende aan zijn discipelen. Dan aanbidden ze Jezus, maar dan staat er zo fijntjes bij: er waren er die twijfelen. Maar ook zij aanbidden. Ook met je twijfels mag je, kun je Hem aanbidden. Hij is immers groter is dan al je twijfels, en Hij neemt ons onvermogen voor lief, zoals Huub Oosterhuis ergens zo troostvol dicht.

In De Morgenster zie je dat bij die dominee Kathrine. Nee, zij is geen preektijgerin. Ze kampt zelf met de nodige problemen, waar eigenlijk niemand van weet. Ze kampt met geloofstwijfels. Maar ze houdt van Jezus, van die Heer, die zich juist bekommerde om verschoppelingen, om mensen die niet in tel waren. En dat heeft haar aangestoken. En als zij gevraagd wordt om een rouwdienst te leiden van een man zonder familie of vrienden, dan doet ze dat. De enige die erbij zijn, zijn de begrafenisondernemer en twee van zijn medewerkers.
Ik zou denken: dat wordt een hele korte plechtigheid. Maar nee, Kathrine houdt een complete dienst, met liederen en een preek. Knausgård neemt er bladzijden de tijd voor om dat te beschrijven. Het is één van de mooiste passages uit het boek. Ontroerd las ik het.
Zo is die Kathrine zelf ook een lichtje, een sterretje dat schittert in het donker van dood en eenzaamheid. Zoals u en jij dat ook mogen. In je eigen omgeving. Al is het inderdaad voor een enkeling. Alles wat je doet uit liefde voor Hem en de mensen, dat heeft z’n waarde, dat houdt z’n waarde, daarin licht Hij zelf op.

Ja, die ster bij de wijzen is niet zomaar een ster. Het is ‘zijn ster’, zeggen die wijzen expliciet in vers 2. Bileam, die magiër uit het Oosten, uit Moab, voorzei het. We hoorden het aan het begin van de dienst: ‘Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël.’ En in het laatste Bijbelboek, in Openbaring, wordt Jezus de Morgenster genoemd. In de astronomie is de morgenster de planeet Venus die al voor zonsopgang zichtbaar is. Hij is de voorbode van de dag. Zo is Christus in de nacht gekomen. ‘Licht in de nacht’ klonk gisteravond nog. Als voorbode van de grote morgen. Jezus de Morgenster.
Een ‘vallende ster’, noemt ds. Troost Hem. Geen succesvolle rijzende ster, maar juist een dalende. Jezus vernederde zich, tot op het allerdiepst. Goddank gemeente, want daarom is er geen plaats in ons leven waar Hij niet bij kan. De donkerste plekken, die kanten van onszelf waar we liever niet over spreken, Jezus kan erbij. Hij wil daarin afdalen. Als die vallende ster. Om ons te verlichten. Om ons bij te staan. Om ons te veranderen. Daarom:

O ster, zo ver van huis gegaan,
val met ons mee, val mij niet tegen –
al struikel ik op vreemde wegen,
Gij zijt niet ver bij mij vandaan.

De dag hebt Gij niet afgewacht,
in duisternis trok Gij uw sporen;
reeds glanst, al is het ochtendgloren
nog ver: één ster, te middernacht.

Ja, Gij zijt louter licht uit licht,
een beeld van God tot ons gezonden,
en in uw gloed groeien de wonden
van lijf en ziel in liefde dicht.

Blijf helder aan de hemel staan,
wijs mij naar huis de rechte wegen –
wat zou ik wensen dan uw zegen:
wijs mij vannacht de morgen aan.

Amen

orgel en sopraan   Drei Kön’ge wanderen aus Morgenland van Peter Cornelius

Tom de Groot en Leonora Bezemer sluiten met een korte sketch het kerstproject van de kindernevendienst af

stapellied een lichtje aan de horizon

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbede  

collectemoment

orgel en sopraan Mariä Wiegenlied van Max Reger

zegen

zingen (als alternatief gezongen amen)  Ere zij God