orgelspel

welkom en afkondigingen 

zingen           Psalm 118:1,8

stil gebed      

votum en groet

openingstekst         Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt!’ (1 Korinthe 15:20a)

zingen (met combo)  Juicht, want Jezus is Heer (medley)

lezing van het gebod    uit Kolossenzen 3

zingen (met combo)         Agnus Deï van Sela 

gebed     

kindermoment    dat bestaat deze keer uit een filmpje over De Nacht van de Vluchteling, gemaakt door de jongeren van club Get Together:

kinderen naar kindernevendienst

schriftlezing            Markus 15:42-16:8

zingen           Gezang 208:1,2,3,18,19

tekstlezing    ‘Ze zeiden tegen elkaar; ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen.’ (Marcus 16:3,4)

verkondiging           Thema: De steen is weg!

Gemeente van Jezus Christus,

Elke keer als ik op begraafplaats IJsselhof ben bedenk ik me dat deze iets paradijselijks heeft, zeker in deze lentetijd: de stilte, de fluitende vogels, de bloeiende bloemen, die enorme bomen. Iets paradijselijks ja, behalve die stenen. Die detoneren hier wel zo verschrikkelijk mee. Want die stenen vertellen ons de harde en bittere realiteit dat het paradijs achter ons ligt, dat de engel des doods ons de toegang belet. En ieder die over een begraafplaats loopt, wordt daarmee geconfronteerd met die geeneens verborgen boodschap, die de stenen vertellen: ‘Jij ook, jij zit ook in die trein, met hetzelfde kaartje dat ik had. Ook jij komt uiteindelijk op deze bestemming.’ Vandaar dat buiten begrafenissen het er nooit erg druk is …
Ja, die stenen… Met al die namen. Namen ook van mensen die ik hier mocht leren kennen en tijdens die laatste moeilijke fase begeleiden mocht, of niet, omdat de dood zo onverwacht en abrupt kwam. Of een man, een vrouw, een kind, een vader, een moeder, een broer of zus, een vriend of vriendin, die al langere tijd geleden overleden is, maar waarvan het gemis ter sprake kwam in een pastoraal gesprek.

Ja, die stenen. Bij een graf hoort een steen. Anders is het niet af. Een steen, niet alleen als herinnering, maar inderdaad ook als afsluiting. Afsluiting van de begrafenis. En de één doet dat sneller dan de ander, maar het moet gebeuren: de steen uitzoeken, en wat er op komt. En als deze dan uiteindelijk geplaatst is, valt er verder vaak weinig meer te doen. Dan is er weer een fase afgerond. Ach, wat klinkt dit eigenlijk gewoontjes. Alsof het ooit went…
De steen als afsluiting. Ook heel letterlijk: de steen sluit het graf. En het vertelt ons deze duidelijke taal: we gaan allemaal het graf in, maar we komen er uit onszelf niet uit. Nee, daar is de sluitsteen van de dood te groot, te definitief voor. Die kunnen wij niet lichten. Uitgesloten.

De steen speelt ook een grote rol in de paasgeschiedenis, zoals Markus die ons vertelt. Uitgebreid staat hij hierbij stil. Dat is des te opvallender als je bedenkt dat Markus de kortste versie van het Paasevangelie heeft. Markus beperkt zich echt tot de kern. Zijn Evangelie was namelijk oorspronkelijk met name bedoeld voor de heidenen, voor hen die nog maar net met het geloof in aanraking waren gekomen en dan heb je het over het allerbelangrijkste, over de kern. En blijkbaar hoort dat van die steen ook daarbij…
Ja ‘die steen’, opeens schiet het de vrouwen te binnen, terwijl ze op weg zijn naar het graf van Jezus om Hem alsnog te zalven: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ Ach, het is alsof het opeens tot ze doordringt, waar ze eigenlijk mee bezig zijn: dat het niet alleen fysiek onmogelijk is om zo’n loodzware steen weg te rollen, maar dat het bovendien ook tegen de regels is: een eenmaal afgesloten graf mag niet zomaar geopend worden.
Ja, ook hier gaat het om de steen als afsluiting. Afsluiting van het rotsgraf van Jezus. Eigenlijk dus van Jozef van Arimatea hoorden we vrijdagavond. Jozef had het vrijwillig, en vooral met alle liefde, opengesteld voor Jezus. En er toen zelf, waarschijnlijk m.b.v. anderen, de grote steen voor gerold.

De afsluitingssteen. Maar voor de vrouwen is het ook een afsluiting van het verhaal, van het leven van Jezus. Die enorme ronde steen als een grote grijze punt. Einde verhaal. En dan gaat het hier niet om zomaar een mens. Het gaat om de Zoon des mensen, om de Messias van Israël, om hun enige hoop. Ja, zo zouden later op die dag de Emmaüsgangers het zeggen: ‘Wij hoopten dat Hij het was die Israël verlossen zou, maar…’ Het is afgelopen. Punt. Uit. Ja, zo waren die vrouwen op weg. Op weg naar hun geliefde dode. Om alleen zijn dode lichaam nog te verzorgen. Maar hun Heer zullen ze daar achter moeten laten, achter die dikke punt van die steen en dan zelf verder met de herinneringen. Ja, dat zou het enige zijn dat restte: de herinneringen koesteren, aan een zeer bijzonder iemand, met prachtige verhalen, met indrukwekkende daden, zeker; maar herinnering en meer niet.

Ja gemeente, zo ziet het Evangelie er zeg maar uit, zonder slothoofdstuk. Een prachtig verhaal, zeker. Een schitterende herinnering aan een bijzonder mens, o ja. Die weliswaar voortleeft in de gedachten van Zijn volgelingen, maar meer niet. Uiteindelijk is ook Hij dan opgeslokt door het onverzadigbare graf, met die onwrikbare dop van een sluitsteen erop. Die sluitsteen van de dood. Waar we ons dan bij neerleggen of er juist tegen schoppen, of ‘m trachten te smelten door onze tranen. Maar het helpt allemaal niets. Er is geen beweging in te krijgen. De dood, en ook de zonde, want die is volgens de Bijbel onlosmakelijk met de dood verbonden, hebben dan het laatste woord. Wij komen er niet uit. Wij lossen het nooit en te never op.

Daarin lijken we op die drie kinderen van een boer. Moet je horen. Die boer liet z’n drie kinderen 17 paarden na, maar ze mochten maar op één bepaalde manier verdeeld worden. Het oudste kind had recht op de helft van de paarden. Het tweede kind op een derde. En het derde kind op een negende. De kinderen kwamen er niet uit. Want 17 is niet te delen door 2, en ook niet door 3 of door 9. Het probleem was onoplosbaar. Totdat een wijze vriend hen uit de nood hielp. Hij zei: ‘Neem mijn paard er maar bij, dan heb je er 18.’ Toen konden ze de verdeling wel toepassen (18 is namelijk te delen door 2 en door 3 en door 9), en toen hielden ze ook nog een paard over (ja, reken het thuis maar na), en dat paard gaven ze weer terug aan hun vriend. Ja, die vriend was inderdaad wijs. Wat onoplosbaar leek, werd toch opgelost. Door die ene Vriend: ‘Welk een vriend is onze Jezus’!

En dat is precies wat er met Pasen gebeurd is. Dat probleem van de dood dat wij never nooit kunnen oplossen, werd toch opgelost. En dat lezen we in het slothoofdstuk van het Evangelie. Dat zien we aan die steen. Die enorme sluitsteen, die sta-in-de-weg, die enorme blokkade is aan de kant! De grote steen is weggerold! Dat zien de vrouwen. Prachtig beschrijft Markus het (vers 4), en ik citeer nu uit de Naardense Bijbel, omdat deze veel letterlijker is: ‘en nu ze opkijken aanschouwen ze dat hij is weggewenteld, de steen.’ Dat klinkt misschien een beetje plechtig, een beetje overdreven ook, dubbel eigenlijk: ‘opkijken’ en ‘aanschouwen’, maar dat is het niet. Hun ogen waren terneergeslagen. Door die verschrikkelijke dood, dat immense verdriet, dat grote gemis. Maar als ze hun ogen opslaan – en dat woord kan in het Grieks ook van blind weer ziende worden betekenen – als hun de schellen van de ogen vallen, staat er vervolgens dat ze ‘aanschouwen’ en dat is veel beter, nauwkeuriger kijken. Dan zien ze dat die enorme steen weggewenteld is en dat er blijkbaar ingegrepen is, van hogerhand. En als ze dan het graf binnengaan, zien ze aan de rechterkant, ook niet voor niets: de rechterkant is in de Bijbel de goede kant, de kant van zegen en geluk, dan zien ze daar een engel, een hemelse boodschapper. En wat een goede boodschap heeft deze te vertellen: vol geluk, vol zegen voor wie het gelooft. Namelijk dit korte woord: ‘Hij is niet hier. Hij is opgewekt uit de dood!’ Nee, de engel zegt het eigenlijk andersom. Hij is opgewekt, met andere woorden: Hij is niet hier! Alsof hij zeggen wil: dat spreekt toch vanzelf!

Nou, zo vanzelfsprekend mag Jezus’ opstanding voor een engel zijn, maar niet voor mensen, niet voor de vrouwen. Zelfs letterlijk niet vanzelfsprekend. Want ze beginnen helemaal niet vanzelf te spreken. Integendeel, ze zijn met stomheid geslagen, totaal verbijsterd. En ze maken zich uit de voeten. Zo verward zijn ze hierdoor.
Ach, is het met ons dan anders? Wie kan het bevatten, de opstanding? Dat kan toch helemaal niet? Ieder die wel eens bij een stervende heeft gezeten en dat proces zag gebeuren, dat het leven uit iemand wegtrekt, dat de functies één voor één stoppen, en uiteindelijk de dood definitief is ingetreden en daarna dat dode lichaam, alsof het van was is, al direct zo anders. Zo onherroepelijk. Zo definitief. En dat wordt teniet gedaan door Jezus? Maakt Hij de dood ongedaan? Hoe kan dat dan? Raadselachtig… Onbegrijpelijk… Iemand zei eens terecht: ‘Met een paasgeloof word je niet geboren.’ En toch, dwars door al onze vragen en verwarring, door ons onbegrip en onze verbijstering heen, verkondigt het Evangelie, als een trompetstoot: Hij is opgestaan. God heeft blijkbaar wel een oplossing tegen de dood. Kijk maar, de steen is weggerold. De punt die die steen vormde of het vraagteken, wordt een uitroepteken: de steen is weggerold!!!! En het staat in onze tekst in de voltooide tijd. Het is gebeurd. Hoe onbevattelijk en onbegrijpelijk ook. Het is gebeurd. Ach, je kunt alleen maar de handen voor de mond slaan uit verwondering. Over dit wonder. Laat je er door overweldigen. Laat je ogen net als de vrouwen toen er voor openen. Want de gevolgen zijn geweldig. De gevolgen voor al die stenen die in ons leven kunnen liggen. Al die sluitstenen ook. Bijvoorbeeld die steen van de zonde. Hoe zegt dat kinderliedje dat ook alweer:

een steen op mijn hart,
zo zwaar en zo zwart.
Het komt nooit meer goed,
maar kijk ‘es hier wat Jezus doet.

Ja, door de kracht van Jezus’ opstanding wordt die steen gelicht. En de steen die op mijn maag ligt. Die zorgen. Daar waar ik van wakker lig. Die diepe angsten. En dat wat me zo blokkeert om echt mezelf te zijn en me aan anderen te kunnen geven. Al die stenen, waar ik me aan stoot, waar ik over struikel, die kunnen het laatste woord niet hebben. Door de opstandingskracht van Hem, die de zwaarste en grootste steen niet houden kon, kunnen ze aan de kant en worden ze eens voor goed opgeruimd.

En die steen van de dood? Die onherroepelijke steen waar ik al zoveel geliefden onder heb zien verdwijnen? Waar elke dag duizenden kinderen, vrouwen, mannen, onder verdwijnen? De dood die heerst in Oekraïne, in Jemen, in Somalië. Waar de hele schepping door geteisterd wordt? Die gruwelijke steen van de dood? Met daaronder dat onverzadigbare graf? Die afschuwelijke veelvraat, die nooit genoeg heeft, die iedereen te pakken krijgt? Die steen van de dood is door Hem geen definitieve sluitsteen meer. Die dood is door Hem een toegang geworden. Een portier naar het eeuwige leven. En dat is ook te zien op de vele grafstenen die ik intussen heb gezien: ‘Opgenomen in heerlijkheid.’ ‘Veilig in Jezus’ armen.’ ‘Laat ons naar de overzijde varen.’ ‘Eens als de bazuinen klinken.’ ‘Ik kan gaan slapen zonder zorgen, want slapend kom ik bij U thuis.’ Ja, dat kun je alleen werkelijk menen als je met geloofsogen naar die graven kijkt. Via de ogen van de Opgestane. Langs de weggerolde steen en het lege graf. Dan zie je meer dan die sluitstenen. Dan zie je de diepe betekenis van de naam die Joden aan hun begraafplaatsen geven: “Beth-Hagajjiem, huis der levenden.”

Ook als je die grafschriften bijna niet meer lezen kunt, zoals ooit op een vakantie  in Engeland. Ergens midden in de heuvels, stond zo’n typisch Engels kerkje: kantelen op de toren, vlag er bovenop. En daaromheen the graveyard. Gewoon in het gras, zonder nette paden, zonder echt systeem eigenlijk. Heel wat zerken waren al zo oud, dat ze scheefgezakt waren. Ik moest denken aan een gedicht van Jaap Zijlstra dat zo’n kerkhof beschrijft, ook door de ogen van Pasen, in het licht van die ene steen die afgewenteld is. Ooit heb ik het al eens eerder aangehaald, maar het is nu toch echt te toepasselijk om te laten liggen. Als belofte en bemoediging voor ons allen:

KERKHOF

Schots en scheef de zerken
in stilte en zonneschijn,
een zachte wind laat de berken
dansen en vrolijk zijn.

Al wat er valt te schrijven
is bloei en verrijzenis,
een mens voelt aan den lijve
dat de winter geweken is.

Wat heeft de dood te maken
in dit kleine paradijs,
de zerken moesten kraken
als schotsen ijs.

Ik leg mijn oor op de grond
klaagt het al steen en been,
krijgt het al een mond,
wil het al ergens heen?

Schots en scheef de zerken
in stilte en zonneschijn,
het kruiende ijs van het kerkhof
moest luider sinds Pasen zijn.

Amen.

zingen (in wisselzang) Gezang 210 (vers 1 gez, 2 vrouwen, 3 mannen, 4 gez.)

paasproject van de kindernevendienst    met Pasen werd het project afgerond. Elke week was er een afbeelding op het kruis te zien, die tekenend was voor het verhaal, dat behandeld was. Op deze zondag werden alle lege amandeltakken op het kruis van bloemen voorzien. Het kruis bloeide!


zingen (met combo)         Weet je dat de lente komt van Elly & Rikkert

dankgebed en voorbeden

collectemoment 

slotlied          Evangelische Liedbundel 132  U zij de glorie 

zegen

orgelspel