zingen                    Hemelhoog 216:1

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst

‘U nadert hem met rijke zegen
en plaatst op zijn hoofd een gouden kroon.
Leven heeft hij gevraagd, u hebt het hem gegeven,
lengte van dagen, voor eeuwig en altijd.

Groot is zijn roem door uw overwinning,
u tooit hem met glans en met glorie,
u schenkt hem voor altijd uw zegen,
u verblijdt hem met het licht van uw gelaat.’ (Psalm 21:4-7)

zingen          Psalm 21:1,2,4

geloofsbelijdenis  met de woorden van zondag 18 van de Heidelbergse Catechismus

zingen                    Hemelhoog 217

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

zingen   (kinderlied) Hemelhoog 422

kindermoment 

Hebben jullie een idee wat dit is? Het is een kalender, een weekkalender. Elke week krijgt een bladzijde. We zitten nu in week 19, al weer de 19e week van 2018. Vandaag is het donderdag 10 mei. ‘Hemelvaartsdag’ staat er. Wat is dat?
Waarom wordt dat feest eigenlijk op donderdag gevierd, en niet op zondag, zoals Pasen of Pinksteren? Waarom wordt Hemelvaart eigenlijk altijd op donderdag gevierd?
Omdat het precies veertig dagen na Pasen gevierd wordt. Hé, veertig… Bekend getal in de Bijbel. Weet je nog iets met 40? Het volk Israël moest veertig jaar door de woestijn trekken, voordat ze het Beloofde Land konden binnengaan. Veertig jaar na de uittocht uit Egypte, het Paasfeest. Dan is het geen wonder dat Jezus precies 40 dagen na hét Paasfeest, na zijn uittocht uit de dood, het beloofde land van de hemel binnengaat met zijn hemelvaart.
En wie in Hem gelooft, mag daar ooit ook komen. Voor altijd. Nee, dan hebben we geen kalender meer nodig, want dan is er geen tijd meer, maar eeuwigheid. Dat klinkt misschien saai, maar het is juist het mooiste wat er is, omdat we dan heel dichtbij de Here Jezus zijn. En dat allemaal dankzij de Here Jezus. Hij is naar de hemel gegaan om voor ons een plaatsje daar klaar te maken, of zoals ooit iemand zei: ‘om de stoelen klaar te zetten.’ De stoelen voor het feest. Het grootste feest dat nooit stopt…

schriftlezing 1       Numeri 6:22-27

zingen          Psalm 134:1

schriftlezing 2       Lukas 24:44-53

zingen          Psalm 134:2

schriftlezing 3       Efeze 1:3-14

zingen          Psalm 134:3

tekstlezing   Lukas 24:51 ‘Terwijl Hij hen zegende, ging Hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.’

verkondiging         Thema van de preek: de zegen van hemelvaart

Gemeente van Jezus Christus,

Bladerend door mijn Rembrandtbijbel zag ik ‘m (bijna achterin): het schilderij dat Rembrandt maakte van de hemelvaart. Ik kan me voorstellen dat u wel mee had willen kijken. Gelukkig hebben we een beamer…

Middenin, in het volle licht, zien we de Here Jezus, in een witte mantel, opstijgend naar de hemel. Zijn voeten staan op een wolk, die omhoog gedragen wordt door een aantal engelen. De Here Jezus kijkt omhoog, alsof Hij al ziet waar Hij heengaat. Boven Hem zweeft een duif, symbool van de Heilige Geest.
Onder Hem, waar het schilderij veel donkerder is, zien we de discipelen, met open monden – verschillende hebben de handen in aanbidding gevouwen – hun opvarende Heer nastarend.
Rembrandt had van prins Frederik Hendrik de opdracht tot dit schilderij gekregen. Toen het schilderij klaar was, vond de prins het eigenlijk een beetje tegenvallen: hij vond het te gewoon en vooral veel te donker. Rembrandt was ook niet van gisteren en adviseerde de prins het schilderij op een lichte plek in zijn paleis te hangen.

Over tegenvallen gesproken. Is dat misschien ook niet wat menig christen eigenlijk van Hemelvaartsdag vindt? Ik bedoel: zit dat eigenlijk al niet in de naam zelf? Is het u wel eens opgevallen dat we spreken over Kerstféést, Paasféést en Pinksterféést en over Hemelvaartsdág. Waarom geen Hemelvaartsféést? Ja, het gaat hier om meer dan een naam alleen. Wist u dat ze deze dag in Amerika en Canada niet eens vrij hebben, en het daar in de kerk ook helemaal niet gevierd wordt. Zelfs onze eigen Dordse synode van 1618/1619 (die in allerlei opzichten toch echt de puntjes op de orthodoxe i’s wist te zetten) stelde de viering van het Hemelvaartsfeest niet verplicht. En neem het verschil met Kerst en Pasen. Dan verschillende diensten, volle kerken, zoveel liederen. En nu, vandaag: één dienst en niet overvol. Trouwens, hoeveel Hemelvaartsliederen kent u eigenlijk uit het hoofd? Niet voor niets noemde iemand Hemelvaart het ‘stiefkind van de christelijke feesten.’

Is dat trouwens ook niet een beetje begrijpelijk als je kijkt naar de aandacht die de Evangeliën er aan geven? Lucas is de enige van de vier die er echt over vertelt. En dan zo sober, een paar verzen, meer niet. En ook de wijze waarop van Jezus’ hemelvaart is zo sober. Ik bedoel: hier geen hevig onweer als bij de hemelvaart van Elia, geen vurige wagens en paarden, geen mensen die verbijsterd op de grond vallen als eens Eliza. Nee, alleen een stel discipelen die op een vroege morgen staan op de Olijfberg, vlak bij Bethanië, en staren naar een wolk (lezen we in dat andere Bijbelboek van Lucas, Handelingen). Eigenlijk een beetje tegenvallend, toch?
Of, moeten we het – met een toespeling op Rembrandts opmerking – het in een ander licht zien, in Gods licht, in Christus’ licht? Niet voor niets valt ook op Hem al het licht in dat schilderij van Rembrandt. En het is niet over het hoofd te zien hóe Hij ten hemel vaart: met de armen wijd uitgestrekt, zegenend. Precies wat onze tekst verwoordt. Nee, er staat daar niet dat Hij ten hemel voer, nadat Hij hen gezegend had. Nee, terwijl Hij hen zegende, ging Hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel. Al zegenend vaart Hij ten hemel.
Laat dat eens tot u doordringen: het laatste dat Zijn discipelen van Jezus zien, zijn Zijn zegenende handen, naar hen uitgestrekt. Hij blijft ze zegenen tot ze niets meer van Hem zien, de wolk Hem aan hun oog onttrekt. Maar dat beeld is voor altijd op hun netvlies blijven staan, dat kan niet anders: die zegenende Jezus.
En wij? Hoe is dat voor ons? Inge Lievaart brengt dat prachtig op een noemer in het gedicht ‘Terwijl Hij hen zegende’:

Al heeft een wolk
zich tussen het geheim
van zijn verhoogde heerlijkheid
en onze blik geschoven

al kan geen oog
het priesterlijk gebaar
waarmee Hij van ons ging
nog langer zien

Hij blijft de zegenende
onveranderd

totdat Hij komt
wentelt de aarde onder
zijn geheven handen

Prachtig. Heel de aarde wentelt onder zijn geheven handen. En ook ons leven. Het voltrekt zich onder Zijn zegen, want Hij blijft de zegenende, onveranderd. Over die discipelen, waarvan Matteüs schrijft dat er waren die nog steeds twijfelden. Dus Hij blijft de zegenende, over dat bonte stelletje discipelen, die ongelovige gelovigen. Maar evengoed over dat bonte stelletje dat wij zijn, niet zo heel veel anders, toch? Wij met onze ups and downs, met ons geloof en getwijfel, met ons zoeken en ons dwalen, met ons vuur en onze lauwheid, heel dat versplinterde leven van ons, het wentelt zich onder zijn geheven, zegenende handen.
Hoezo tegenvallen, Hemelvaartsdag? Nee, Hemelvaart is juist een zegen en daarom al onze aandacht en vreugde waard. Een feest om te vieren!

‘Klinkt prachtig, dominee, maar hoe prachtig het ook klinkt, ik kan er zo weinig mee. Wat houdt dat dan concreet in, die zegen van Jezus, voor mij?’
Goede vraag. Laten we eerst maar eens goed naar dat Griekse woord kijken dat hier voor ‘zegenen’ gebruikt wordt. Het betekent letterlijk ‘het goede zeggen.’ Zegenen is dus iemand het goede van God toespreken, het goede van God over iemand uitspreken. In Numeri 6 vinden nog een prachtige omschrijving: zegenen is de naam van God op mensen leggen, die over mensen uitspreken. En Gods naam dat is Zijn wezen, zo ís Hij: ‘Ik ben die Ik ben, Ik ben erbij.’ God zelf, zijn nabijheid, wordt in de zegen aan mensen verbonden. ‘Zo zullen ze Gods naam op de Israëlieten leggen.’
Ja, dat wordt gezegd tot Aäron en zijn zonen, de priesters dus. Zij moeten het volk zegenen. Goed om dat in het achterhoofd te houden bij hoe Jezus naar de hemel gaat: als een priester, wat zeg ik, als dé priester, zegent Hij. Bijzonder, als je bedenkt dat het Lucasevangelie ook begint met een priester: Zacharias. Hij mag na zijn tempeldienst het verzamelde volk op het plein zegenen. Alleen krijgt het volk de zegen niet, want Zacharias kan geen woord uitbrengen. Hij is door zijn ongeloof namelijk letterlijk met stomheid geslagen. Het volk keert ongezegend huiswaarts. Maar nu, aan het eind van het Evangelie, is het anders, totaal anders: de discipelen keren als gezegende mensen terug naar Jeruzalem, door dé Hogepriester, Jezus Christus. En, zoals gezegd, onder die zegen, onder zijn geheven handen, mogen ook wij verder, dag voor dag.
Zegenend zegt Jezus ons dus het goede van God toe. Hij spreekt het over ons uit, en die uitgestrekte armen geven aan hoe liefdevol Hij dat doet. Iemand noemde de zegen een ‘omarming’. Zo teder, zo vol liefde, zo innig is Zijn zegen. ‘U legt Uw hand op mij…’

Rembrandt heeft ook aandacht aan de handen geschonken. In die open handpalmen van Jezus zien we de rode littekens goed zitten. Daar is te zien, daar blijft te zien, hoe lief Hij ons had en heeft, hoe ver Hij daarin is gegaan. Hij liet zichzelf aan een kruis spijkeren, Hij hing daar, in onze plaats. En die liefde bewijst Hij ons, deelt Hij mee, in Zijn zegen.
Iemand die daar ook helemaal van ondersteboven is geraakt, en er niet over uitgepraat, uitgedacht en uitgeschreven raakte, is de apostel Paulus. We lazen een aantal van die woorden van hem uit Efeze 1. Woorden waarin hij in vers 3 letterlijk schrijft over ‘talrijke geestelijke zegeningen’ waarmee God ons in de hemel in Christus gezegend heeft.’
Wat is die geestelijke zegen? ‘Heilig en zuiver te zijn voor God.’ Helemaal schoon dus door Jezus. Vergeven en vernieuwd. Verlost door Zijn bloed. Kind van God te zijn. Geliefd en gekend door Hem. Met een toekomst voor je, die te heerlijk is om in onze woorden te vatten. Die zegeningen, al dat goede van God – en het is nog meer – wil Jezus schenken, over ons uitspreken. En bij Hem is woord en daad één!

Tegelijk houdt die zegen ook een taak, een opdracht in. Je wordt gezegend om tot zegen te zijn. Zo’n opdracht, zo’n taak, heeft Jezus zijn discipelen ook gegeven, (vers 47 en 48) om ‘in zijn naam alle volken op te roepen om tot inkeer te komen, opdat hun zonden vergeven worden.’ Daarvan zullen de discipelen getuigen. Dat is nogal een taak en een opdracht! Hoe ga je dat doen? Ach, waren die discipelen nu van die geestelijke krachtpatsers? Zoals gezegd zijn er die vlak voor Jezus’ afscheid nog steeds twijfelen. En toch geeft de Heer dat bonte stelletje ongelovige gelovigen die taak, die opdracht om Zijn evangelie te verkondigen, met woorden en daden. Maar Hij laat ze daarbij niet aan henzelf over, nee: Hij zegt dat Hij de belofte van Zijn Vader op ze zal laten komen en ze zal bekleden met kracht uit de hemel.
Ik vind dat zo bevrijdend gemeente. De opgave is bij Hem altijd allereerst gave. Hij rust ons eerst toe: met de belofte van Zijn Vader. Dat is de belofte van de Heilige Geest, de kracht uit de hoge. Die wil Hij op ons doen komen. Prachtig hoe Rembrandt ook dat verbeeld heeft, in die neerdalende duif boven de opstijgende Here Jezus. Jezus gaat naar de hemel, maar de Geest daalt neer. Een geweldige ruil. Want dichterbij kan God niet komen dan in Zijn Geest. Die komt namelijk óp ons, zelfs ín ons. Die kracht van omhoog als een kleed, een mantel om ons heen, waar we ons in hullen mogen, die ons beschermt, kracht geeft, volharding, liefde, geloof, hoop, wijsheid, fijngevoeligheid, en ga zo maar door, want de Geest is veelzijdig en creatief. Met Hem zegent de Here Jezus ons. Om zo tot een zegen te zijn en die taak – Zíjn taak – te kunnen aanvangen.

Röntgenonderzoek heeft uitgewezen dat Rembrandt oorspronkelijk bovenaan het schilderij God de Vader had geschilderd. Dan begrijp je ook waarom Jezus zo vol verlangen naar boven kijkt, op weg naar Zijn eigen Vader, eindelijk thuis! Aangezien de opdrachtgever toch echt protestants was, heeft Rembrandt het later weer overgeschilderd: het tweede gebod, geen beeld van God maken, woog hem toch te zwaar. Hoe dan ook, de gedachte is op zich prachtig. In Jezus’ hemelvaart gaat het om heel de Drie-eenheid en ook in de begeleidende zegen: de genade van de Zoon (de tekenen in zijn handen spreken boekdelen), de liefde van God de Vader, die ons omarmt, de gemeenschap van de Geest, die ons aan de Here Jezus verbindt en aan elkaar.
Weet u dat wij in die zin elke zondag al in de schoenen van de discipelen mogen staan als wij aan het eind van de kerkdienst die zegen van de Drie-enige krijgen?! ‘De genade van onze Here Jezus Christus, de liefde van God, onze Vader, en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen.’
Albert Schweitzer, de grote zendeling en arts, vertelde eens dat hij als kind elke zondag met zijn moeder naar het dorpskerkje in Ansbach in de Elzas ging. Zijn vader was daar dominee. Hij vertelde eerlijk dat hij uit die tijd geen enkele preek onthouden had, wel het kerkje, het orgel niet te vergeten (Schweitzer was ook een uitmuntend organist) én de zegen aan het eind van de dienst! Die zegen van elke zondag, zo zei hij, was de achtergrond van zijn leven geworden. Nu wil ik daarmee niet zeggen dat je elke preek maar snel vergeten moet. Wat ik wel wil zeggen is hoe belangrijk de zegen blijkbaar is. Zeker als je beseft hoe Schweitzers leven is geweest: zich helemaal gevend voor Christus en de medemens in nood, zijn grote taak en opdracht. De achtergrond daarvan lag voor hem dus in de zegen van God.
Zou het niet geweldig zijn als ook wij zo die zegen zien of gaan ontdekken. Jezus zelf die ons omarmt met zijn genade. God die ons zijn liefde betuigt. De Geest die ons Zijn kracht en nabijheid schenkt. Handen vol zorg, genade en vrede. De achtergrond van heel ons leven.
Hoe zouden we dan de zegen ontvangen? Toch niet intussen met van alles bezig? Sleutels die gezocht worden, of met de gedachten al bij de koffie, of weet ik wat. Nee, helemaal gericht op de goedheid van de zegen die ontvangen mag worden, met open handen en een open hart. Die zegen straks is immers niet zozeer soort eindsignaal – zo het zit er weer op! – maar een collectieve handoplegging van de Drie-enige zelf!

Nog één keer Rembrandts schilderij. Onderaan, tussen de discipelen, staat er één een beetje apart bij. Hij heeft een geldbuidel om de nek. Het zou Matteüs kunnen zijn, de ex-tollenaar. Ook hij heeft de handen geheven, een soort zegenend gebaar, naar de Here Jezus toe. Kunsthistorici spreken van beeldrijm: het gebaar van Jezus en die discipel rijmen op elkaar, zijn identiek.
In feite is het een prachtige weergave van onze tekst in vers 53: dat de discipelen voortdurend God zegenden. Helaas heeft de NBV het zo niet vertaald. Die vertaalt dat ze God ‘loofden.’ Maar hier wordt in het Grieks toch echt precies hetzelfde woord gebruikt als bij het zegenen van Jezus. De Statenvertaling en ook de Naardense Bijbel zijn wel zo letterlijk: ‘De discipelen zegenden God.’ Wij mensen kunnen God ook zegenen! Wist u dat? Sterker nog: we hebben het deze dienst al gedaan, tenminste we werden ertoe opgeroepen door Psalm 134:

Gij dienaars aan de Heer gewijd,
zégent zijn naam te allen tijd.

En zo zijn er meer Psalmen waarin dat gebeurt, waarin wij mensen de Here God zelf zegenen. Trouwens, ook de lezing uit Efeze 1 begon daarmee: ‘Gezégend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus…’ Wat was zegenen ook alweer letterlijk? ‘Het goede zeggen.’ Als we beseffen hoe goed God voor ons is, hoe Hij ons zegent, onafgebroken, dan zullen we Hem toch ook zegenen, goede woorden over Hem uitspreken, uitzingen?! Hem loven en prijzen, aanbidden?! Hij wil niets liever. Daarom: 

Wij zegenen, o Heer, uw goedheid al de dag!
Geef dat eeuw in eeuw uit, ons lied U loven mag,

Halleluja!

Amen

zingen          Lied 412:3,5,6

dankgebed en voorbede

inzameling van de gaven

slotlied   Lied 416

zegen