welkom en mededelingen 

stil gebed 

votum en groet

openingstekst         ‘Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd.’ (Filippenzen 4:4)

lied     Gezang 125:1,4  O kom, o kom, Immanuël

lezing gebod           vanuit Romeinen 12:9-21

gebed om verlichting met de Heilige Geest 

lied    Evangelische Liedbundel 454:1,2 Jezus zegt, dat Hij hier van ons verwacht 

kindermoment

Kijk, wat ik hier heb… Het is een engel. De kerstengel, die normaal bij ons in de vensterbank staat, in de tijd van advent en op het kerstfeest. Hoe vinden jullie hem?
Wij vinden hem erg mooi. Juist omdat hij (of is het een zij?) zo eenvoudig is. Hieronder is trouwens nog plaats voor een kaars. Die heb ik ook bij me. Een bijzondere. Geen gewone. Nee, wat is dit er voor één? Eentje met een elektrisch vlammetje. Zoals ik al zei: die engel staat normaal bij ons in de vensterbank, dichtbij de gordijnen, de vitrage. Dan moet je er natuurlijk geen echte kaars in zetten, anders wordt het wel een hele grote vlam… Dan krijgen we brand. Nee, vandaar deze elektrische kaars.

En ik dacht: dit past eigenlijk ook wel heel mooi bij deze tijd, bij het kerstfeest. Ook zeker bij het Kinderkerstfeest dat er aan komt. Op Tweede Kerstdag kun je dan op Youtube zien. En weet je wat het thema is? Waar het over gaat? ‘Goed nieuws: het licht is gekomen!’ Wie zou dat licht zijn? Jezus. Maar nu wil Hij dat wij zelf ook een lichtje zijn, zijn licht weerkaatsen, een kaarsje zeg maar. En dan kom ik weer bij die kerstengel. We hebben in onze kerk een hele mooie actie. Het kerstengel-project. Dan gaan mensen in het geheim vier weken achter elkaar bij iemand iets langs brengen. Wie doet daar aan mee? En wie kan daar iets over vertellen?
Weet je, dat kun je natuurlijk altijd nog gaan doen. En trouwens niet alleen rond kerst, maar ook daarna… Want dat licht van Jezus wil heel graag verder, Hij wil heel graag dat we allemaal zo’n kaarsje zijn, in ons eigen kleine hoekje.
Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing                        Johannes 3:22-30

tekstlezing   ‘De bruidegom krijgt de bruid; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat vervult mij met grote vreugde. Hij moet groter worden en ik kleiner.’ (Johannes 3:29-30)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

In mijn vorige gemeente had je, halverwege Nieuw-Vennep en Hoofddorp, een grote evangelische gemeente. Elke zondagmorgen waren daar twee diensten achter elkaar, met vele honderden bezoekers. Maar met kerst pakten ze daar helemaal uit. Ze hadden maar liefst 6 kerstavond- en kerstnachtdiensten achter elkaar, over een paar dagen verspreid, die allemaal bommetje vol zaten. Verkeersregelaars moesten de toestroom reguleren. Op het balkon van de kerkzaal was een complete regiekamer ingericht. Op twee enorme schermen werd van alles geprojecteerd. Er was een geweldige band. En de voorganger preekte de planken uit het podium, dat hij ook in de volle breedte benutte.
In onze eigen dorpskerk hadden we ook een kerstnachtdienst: ja eentje (naast twee gezinsdiensten, dat dan weer wel, maar één kerstnachtdienst). We deden dat op onze eigen manier: kleiner, intiemer, minder perfect misschien ook wel.
Velen in het dorp en ook velen uit de eigen gemeente verkozen zo’n kerstavond of -nachtdienst in die evangelische gemeente. En bij ons was die ene kerstnachtdienst niet eens vol (pré-Corona hè…). Dat deed wel zeer. Ook bij mij. Ik zal het niet ontkennen.

Zeer doet het ook bij de discipelen van Johannes de Doper. Ze komen naar hem toe en de teleurstelling druipt van hun gezicht (vers 26): ‘Rabbi, de man die bij u aan de overkant van de Jordaan was, over Wie u een getuigenis afgelegd hebt, is aan het dopen en iedereen gaat naar Hem toe!’ Zonder dat Hij bij name genoemd wordt, begrijpt Johannes dat het over Jezus gaat.
Het is een minder bekende episode uit het Evangelie. Alleen het Johannes-evangelie rept er ook over: dat Jezus, voordat Hij rond ging trekken in Galilea, eerst in Judea was, om daar nota bene te dopen. Nou ja, in het volgende hoofdstuk, lezen we dat Jezus zelf niet doopte, maar z’n leerlingen. Dan moeten we het zo begrijpen, dat Jezus’ discipelen doopten, maar op zijn gezag. Zo kun je ook zeggen dat Jezus doopte.

Hoe dan ook, bij die leerlingen van Jezus zijn nogal wat oud-discipelen van Johannes de Doper. Dat is al pijnlijk voor die laatsten. En ze zien ook nog eens dat door Jezus (of door zijn leerlingen dan) dus veel meer mensen gedoopt worden. Het is daar een massale toeloop bij de Jordaan! De discipelen van Johannes hebben het met lede ogen aangezien en nu berichten ze het hun meester. Dit is toch geen manier van doen van Jezus?! Om zo openlijk hun meester concurrentie aan te doen?!. Om zo onder zijn duiven te schieten?! Johannes heet toch niet voor niets de Doper?! Het is zijn corebusiness! Terwijl Johannes van Hem getuigd had, m.a.w.: Jezus heeft zijn bekendheid aan Johannes te danken! En in plaats van dankbaar te zijn, gaat hij nu met Johannes concurreren, door ook te gaan dopen! Dat is toch geen manier!

Ja, het er maar moeilijk mee hebben als het anderen beter af gaat, als die populairder zijn, als die meer successen boeken, dat geldt niet alleen op je werk, in de politiek, in de sport, in je vrienden- of kennissenkring, maar ook in de kerk, tussen verschillende gemeenten, en ook tussen dominees.
Ik vond het bijvoorbeeld ook heel moeilijk tijdens het begin van de coronatijd toen ik al heel snel allerlei collega’s van alles zag ondernemen en proberen, de één nog creatiever dan de ander. Ze deelden dat op de sociale media. Ik zag het allemaal en het verlamde mij. Maar het stak me ook. Ik zal het wederom niet ontkennen. En tegelijk schaamde ik me ook dat ik zo me vergeleek met anderen, het moeilijk kon verkroppen dat zij wel van alles uit hun vingers kregen, en dat dat zoveel positieve aandacht kreeg. Ik schaamde me dat ik blijkbaar collega’s als concurrenten zag, en zo ook naar andere gemeenten kan kijken, dat ik dus eigenlijk best wel lijk op die discipelen van Johannes de Doper…

Maar dan Johannes de Doper zelf! Hij reageert zo anders. Het zijn trouwens de laatste woorden van hem zelf die we in het Johannes-evangelie lezen. En ze zijn zo veelzeggend. Grootse woorden zijn het, juist in alle bescheidenheid en nederigheid, én vreugde.
Johannes antwoordt zijn discipelen (vers 27) in eerste instantie een beetje raadselachtig: ‘Een mens kan alleen ontvangen wat hem door de hemel gegeven wordt.’ Volgens mij doelt hij hier op Jezus. Toen deze namelijk door Johannes in de Jordaan gedoopt werd, ging direct daarna de hemel open en klonk daar de stem van God: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde.’ Door de doop, waarbij de Heilige Geest, ook weer vanuit de hemel, op Jezus was neergedaald, was Hij gezalfd tot Messias. En dat is Johannes zelf niet, vervolgt hij. Nee, hij is degene die voor de Messias, voor Jezus, is uitgezonden. Als heraut zeg maar. Om aan te kondigen dat Hij komt, de Koning, de beloofde Messias, om de mensen daar op voor te bereiden. Maar nu Jezus daadwerkelijk gekomen is, en dus ook werkzaam is, maakt Johannes zelf plaats, doet hij als heraut een stap terug. Het gaat immers om Jezus.
God had gezegd bij de doop van Jezus: ‘In Jou vind ik vreugde.’ Van Jezus, zijn Zoon, wordt God blij, intens blij. En die blijdschap werkt blijkbaar aanstekelijk, want ook Johannes is blij. Nee, hij loopt niet te mokken zoals zijn discipelen, hij is niet gepikeerd, niet jaloers. Hij voelt zich niet bedreigd of uitgerangeerd.

Johannes gebruikt hierbij nog een nieuw beeld, een schitterend beeld. Hij vergelijkt zichzelf met de vriend van de bruidegom. Deze is immers juist blij als de bruidegom zijn bruid krijgt en hij hoort hoe de bruidegom daarop reageert.
Johannes sluit hierbij aan bij iets wat op een Joodse bruiloft toen heel belangrijk was: ‘de vriend van de bruidegom.’ Deze was weddingplanner en ceremoniemeester tegelijk. Hij legde bijvoorbeeld de contacten met de familie van de bruid, onderhandelde namens de bruidegom over de bruidsschat, regelde alle voorbereidingen en ook op de bruiloft zelf was hij verantwoordelijk voor de gang van zaken. Maar het hoogtepunt was als hij de bruidegom naar de bruid mocht brengen. De bruid was gesluierd. En als dan op het moment suprême de bruid haar sluier omhoog deed en de bruidegom haar gezicht zag, dan slaakte hij een kreet van verrukking. Reken maar dat die vriend van de bruidegom dan blij was.
Zo ziet Johannes zijn rol t.o.v. van Jezus. Hij is de vriend van de bruidegom. De bruidegom is Jezus. De bruid zijn alle mensen die bij Hem willen horen, zijn volgelingen, de gelovigen. En hoe meer mensen naar Jezus toegaan, door Hem gereinigd worden, door Hem geroepen en geliefd zijn, die liefde beantwoorden, in Jezus geloven en Hem volgen, hoe blijer Johannes wordt. Ook hij vindt vreugde in Hem, in de mensen om Hem heen, bij Hem. Zoals de vriend van de bruidegom blij is met de bruidegom en de bruid.

Het is vandaag Zondag Gaudete. Ik zei het al: het is sinds mensenheugenis de naam van de derde adventszondag. Deze Latijnse naam is afgeleid van de beginwoorden van de bijbeltekst: ‘Verblijd je in de Heer.’ De kleur is niet paars, maar roze. Lichter, vrolijker dus. Als opmaat naar het feest van de grote blijdschap: het kerstfeest. Want wat zegt de engel in de nacht, tegen de herders, maar ook tegen ons: ‘Ik verkondig jullie grote blijdschap.’ Omdat de Messias gekomen is, omdat de Redder van de wereld is geboren, omdat alles sindsdien anders is, omdat we geliefd zijn met een onpeilbaar diepe liefde.
Johannes is aangestoken door die grote blijdschap. En daarom is hij niet sip nu al die mensen naar Jezus gaan, maar is hij daarentegen blij, dolblij. Het vervult hem met grote vreugde.
Want het gaat niet om hem, maar om Jezus. Om de Bruidegom die Zijn bruid vindt. Om al die mensen die vrede vinden bij Christus, reiniging van al hun zonden, richting voor hun leven, eeuwig leven zelfs!
Het gaat om Christus. Of zoals Johannes zegt: ‘Hij moet groter worden en ik kleiner.’ Zoals die vriend van de bruidegom niet op de voorgrond staat, maar dienstbaar is aan de bruidegom en zijn bruid. Op hun geluk, hun verbintenis.

Dit is zo cruciaal, gemeente. Dat dit ook onze intentie is, onze richting. Dat het in de kerk, in onze diensten, in al onze activiteiten, ten diepste niet om ons gaat, om onze populariteit, om onze successen, om onze aantallen en de waardering die we wel of niet krijgen, maar dat het om Christus gaat. Dat mensen bij Hem komen, zijn liefde ontdekken, van Hem gaan houden en blijven houden, Hem gaan volgen in het leven, leven naar zijn beloften en geboden.
Dat geldt ook voor al die mooie acties die we nu organiseren in deze tijd van advent en kerst: het kerstengel-project, het kinderkerstfeest, de diensten. Het gaat er daarbij niet om dat wij als Pauluskerk shinen, dat wij persoonlijk het mannetje of het vrouwtje zijn, dat mensen over ons de loftrompet steken. Nee, het gaat er om dat mensen, van jong tot oud, binnen en buiten de gemeente, iets van Christus mogen proeven, van zijn onvoorwaardelijke liefde, zijn trouw en geduld, zijn vergeving en vernieuwing. ‘Hij moet groter worden en ik kleiner’, zegt Johannes niet voor niets…

Nu kan die tekst ook misverstaan en zelfs misbruikt worden, als mensen die uitleggen als dat je je altijd moet schikken, dat je je altijd moet wegcijferen, dat je eigenlijk niets voorstelt. Maar geloven, gemeente, is niet bedoeld om een mens te kleineren, te vernederen, een minderwaardigheidsgevoel te bezorgen.
Nee, integendeel. Denk maar eens aan die bekende gelijkenis van de Verloren Zoon. Als deze terugkeert bij zijn vader, berooid, vol berouw en schaamte. Dan omarmt zijn vader hem, zet hem weer recht op de voeten, trekt hem een nieuw kleed aan, nieuwe schoenen, een ring om zijn vinger en hij organiseert direct een feestmaal. Oftewel het tegenovergestelde van kleineren en vernederen. Bovendien wordt in onze tekst door Johannes de Doper het schitterende beeld van de bruid gebruikt voor gelovigen, voor mensen die niet zonder Jezus willen en kunnen. Hoe hoogstaand, hoe kostbaar wil je het hebben?! We mogen de bruid van Christus zijn! Een bruid, waar de bruidegom zielsveel van houdt, over haar verrukt is. Stel je voor dat Christus zo naar u, jou en mij kijkt. Met een intense liefde. Vol verrukking en blijdschap. Dat is juist toch een geweldig medicijn tegen minderwaardigheidsgevoelens. Dat besef doet je toch juist groeien in menszijn, in vertrouwen, in je zelfbeeld en -waardering?! Genade vernietigt niet, maar herstelt en is ook een bron van leven, van moed, van op je beide benen gezet worden. Van je hoofd omhoog heffen.

Tegelijk zijn die woorden van Johannes  – ‘Hij moet groter worden en ik kleiner’ – natuurlijk ook een kritisch tegenover bij, een geweldige correctie op het zgn. ‘dikke ik’, dat je in deze tijd zoveel tegenkomt. Dan draait het er bij mensen juist om dat zij zelf groter moeten worden en anderen kleiner. Dan draait het om het eigen ego, om mijn mening, om mijn vrijheid, mijn positie, mijn status. En dan komt die ander pas veel later. Hier proef je eigenlijk ook heel weinig blijdschap, wel verbetenheid, bitterheid, botheid, eigenwijsheid, gekwetstheid ook vaak.
Leer dan van Johannes hoe het anders kan. Dat niet jouw ik dikker en groter moet worden, maar dat je juist op de ander gericht bent, en dat je niets liever wil dan dat hij of zij bij Jezus terechtkomt. En dan verheug je over ieder mens die die weg vindt, hoe of wat dan ook. Dan maakt de blijdschap van die ander jou ook blij. Dan maakt de blijdschap van die ander jou ook blij. Dat maakt het leven zoveel lichter en ruimer. Milder ook.

In die zin moest ik denken aan twee Engelse predikers, echte evangelisten uit de 18e eeuw: George Whitefield en John Wesly. Ze trokken beiden rond en hielden grote rally’s, waarbij velen tot geloof kwamen. Ze hadden wel verschillende accenten. Whitefield was zeg maar de refo van de twee, Wesly de evangelicaal. Whitefield legde alle nadruk op het geloof als gave van God, Wesly juist op het geloof als menselijke keuze. Vooral de volgelingen van die twee dikten die verschillen aan.
Zo kwamen op een dag de volgelingen van Whitefield naar hem toe en vroegen hem op de man af: ‘Zult u John Wesly nog terugzien in de hemel?’ Het was een tijdje stil en toen zei Whitefield: ‘Nee, ik zal hem niet daar niet zien.’ ‘Zie je nou wel, dachten z’n volgelingen, ‘die ketter van een Wesly ook, die Arminiaan. Die komt echt niet in de hemel.’ Maar Whitefield was nog niet uitgesproken. Nee, ik zal Wesley niet in de hemel zien, want hij zal zo dichtbij de troon van het Lam staan en ik ergens achteraan. Ik zal hem helemaal niet kúnnen zien…’ Wat een mildheid. Wat een genade! Hoe kijk je dan naar de ander met genadevolle, milde ogen, met de ogen van Christus. Het maakt mij zo vrolijk!

Ik ontdekte het zelf trouwens ook bij die bewuste kerstnachtdienst in onze dorpskerk, waar het dus niet vol was, zo heel anders dan bij die evangelische gemeente uit de buurt. In onze kerstnachtdienst was nou juist een vrouw uit die gemeente. Ze speelde mee in het combo. Na afloop sprak ik haar. Ze had een bewogen jaar achter de rug. Haar man was overleden, aan een hartstilstand, geheel onverwacht, zonder afscheid, helemaal niet oud. Ze zei: ‘Ik ben zo blij dat ik vanavond hier was. Want juist hier, zonder al te veel opsmuk en show, voelde ik me zo rustig, zo gekend, kwam ik echt bij de kern van kerst, bij mezelf, bij Jezus vooral, mét al m’n verdriet en gemis.’
Ik zag tranen in haar ogen. Van verdriet, maar ook van een diepe blijdschap. En diezelfde tranen kwamen er vervolgens ook bij mij.
Wat een zegen als mensen zo kwetsbaar kunnen en mogen zijn, als we elkaar zo ontmoeten, van hart tot hart, en vooral bij Jezus. Wat een zegen als we ons kunnen verheugen met de blijdschap van een ander, ook als dat gemengd is met verdriet en heimwee. Wat een zegen als we voorbij komen aan ons eigen ik, en ons mogen richten op Christus. Persoonlijk en met elkaar. Als we alles, de ander, onszelf in zijn licht mogen zien. Zullen we daar nu ook om bidden, met een gebed van Jaap Zijlstra:

Heer Jezus, help mij
minder hebberig te zijn
om mij beter te kunnen geven,

minder zorgen te maken
om vaker een glimlach te schenken,

minder haastig te zijn
om meer te beleven.

Help mij
om vrede te vinden
om de vrede te bewaren,

het geluk te ontdekken
om gelukkig te maken,

de blijdschap te ondergaan
die aanstekelijk werkt.

Help mij
de ogen te sluiten
om uw wereld te ontdekken,

mijn handen te vouwen
om uit te kunnen delen,

in uw licht te wandelen
om alles in uw licht te zien.

Amen.

meditatief orgelspel en collectemoment 

lied     Hemelhoog 723 Hef je hoofd omhoog

dankgebed en voorbede              

slotlied    Psalm 98:3,4 Laat heel de aard’ een loflied wezen

zegen