orgelspel

mededelingen

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst         ‘Zo zal Hij, in de eeuwen die komen, laten zien hoe overweldigend rijk zijn genade is, hoe goed Hij voor ons is door Christus Jezus.’ (Efeze 2:7)

lied     Evangelische Liedbundel 249 Door uw genade, Vader

gebod des Heren   uit Spreuken 3:1-10

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kinderlied     Hemelhoog 327 Diep, diep, diep als de zee

kindermoment 

Afgelopen week was Myrthe jarig. 18 jaar is ze geworden. Niet te geloven hè!
Dat wilden we natuurlijk groots vieren, maar dat kon niet door… inderdaad: corona.
We konden maar weinig mensen uitnodigen voor de verjaardagsvisite. Toen dacht ik: ik vraag gewoon aan mensen om een kaartje te sturen. Nou, dat deden ze. Honderden kaarten kwamen er door de bus. Ook niet te geloven hè…

Er zat er eentje bij, daar zei ik het ook bij: ‘Niet te geloven…’ Dat is deze.

Ziet er een beetje apart uit qua vorm. Hij ritselt wat. Je ziet allerlei dieren. Een regenboog. Een grote boot. Hé, dat is toch niet de ark van Noach hè?
Totdat je dit doet: hem openvouwt. Dan wordt die platte kaart opeens 3D! Dan hangt die ark er zo tussen. En dan zie je die dieren. Twee giraffen die hun lange nek door het dak steken. Een olifant. Twee papegaaien. Een boos. Aan de zijkant vliegen de vogels alvast naar buiten. Ja, er is weer land in zicht!

En je kunt ‘m aan twee kanten bekijken. Kijk maar. Daar zie ik nog twee stokstaartjes. Ik kan er uren naar kijken…


Maar goed, het is een verjaardagskaart. En degene die ‘m stuurde schreef er ook nog iets moois op. Ja, dat vond ik misschien wel het allermooiste. En toen dacht ik, dat ga ik tegen alle kinderen zeggen. Ook als je niet jarig bent. Dit is namelijk voor iedereen bedoeld. We zijn een nieuw jaar ingegaan. Morgen mag je weer naar school. Hoe zal dat nieuwe jaar zijn? Waar zullen wij allemaal terechtkomen? Het ligt open. Maar inderdaad, net als Noach op die ark ben je niet alleen. Je vader en moeder zijn er. Je broertje en of zusje. Je vrienden. En je vaart, je gaat met God. En dat is het mooiste. Net als bij die kaart gaat het dan open. En komt alles goed. Hoe ik dat weet? Door die regenboog erboven. De boog van Gods trouw. Die over die hele ark gespannen is. Ik ken een vader en een moeder die hun kinderen trakteerden als ze een regenboog zien. Elke keer. Zo mooi, zo belangrijk is die regenboog. Die vertelt: het komt goed. Ook dit jaar. Want God vaart mee.

schriftlezingen       Exodus 34:1-11a en Johannes 1:14-18

tekstlezing    Johannes 1:16,17 (‘Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade; want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.’ (NBG-vertaling)

Gemeente van Jezus,

Het feest van de genade; zo zou je in een paar woorden de film Babette’s feast kunnen samenvatten. Deze prachtige film draaiden we ooit een aantal jaar geleden hierachter in de Brug, maar graag vertel ik het verhaal nog eens. De film speelt zich af in Jutland, langs de kust van Denemarken. Daar ligt een klein en vooral heel eenvoudig dorpje. Maar wel met een kerk. Die kerk is gesticht door een pastor. Twee dochters heeft hij, beiden bloedmooi. Menig jongeman komt vooral naar de kerk om hen te zien. Maar wie er ook avances maakt, hun vader kan ze niet missen. Hij staat er op dat zij voor hem zorgen. Dus trouwen ze niet.
De vader overlijdt. De vrijgezelle dochters zetten de gemeente voort. Het wordt nu een huisgemeente, van steeds ouder wordende gemeenteleden. Nee, er zit geen groei in. Aantrekkelijk is de gemeente ook niet, want de sfeer wordt steeds zuurder. Er komen conflicten. Er gebeuren bijvoorbeeld zakelijk gezien onfrisse dingen tussen twee gemeenteleden. Een stel vrouwen spreekt al jaren niet meer met elkaar. Enzovoort. En wat de dochters ook proberen, het wordt steeds killer in die gemeente. Uit respect voor die oude pastor, die bijna als een heilige wordt vereerd, blijven ze nog komen. Aan zijn voorschriften houden ze zich: om bijvoorbeeld uiterst sober te leven. Genieten van het aardse goed mag niet. Het gaat om de hemel, om daar goed op voorbereid te zijn.
Op een dag komt er een buitenlandse vrouw aan in het dorp. Ze is Française. Babette heet ze. Ze is gevlucht uit Frankrijk vanwege de burgeroorlog die daar woedt. Haar man en kinderen zijn vermoord. Ze vraagt aan de zussen of ze bij hen kan werken. Ze kan goed koken, vermeldt het aanbevelingsbriefje dat ze bij zich heeft. De zussen zeggen geen geld te hebben om haar te betalen. Dat hoeft ze ook niet. Alleen kost en inwoning. Dat vinden de zussen goed. Babette werkt daar 12 jaar. Ze brengt leven in de brouwerij, door haar elegante stijl, door haar kordaatheid en vrolijkheid.
Op een dag komt de postbode met een briefje voor Babette. Zij blijkt in de Franse loterij gewonnen te hebben: 10.000 franc maar liefst! ‘Toevallig’ nadert de 100e geboortedag van de pastor en de dochters willen daar op gepaste wijze aandacht aan geven. Babette hoort dat en zegt: ‘ik wil de mensen dan graag een Frans diner aanbieden.’ ‘Weet je wat dat kost,’ vragen de dochters verschrikt. ‘Ik betaal dat’, zegt Babette, ‘ik heb nu geld.’ ‘Nee, dat willen we niet’,  zeggen de dochters. Maar Babette zegt: ‘ik heb jullie in al die twaalf jaar nog niets gevraagd en nu vraag ik één gunst: laat mij dat diner organiseren.’ De dochters stemmen er schoorvoetend mee in.
Babette krijgt vrij om de voorbereidingen te treffen. De dorpelingen weten niet wat ze meemaken: scheepsladingen met kisten wijn en champagne, kwarteltjes, een heuse koeienkop en een nog levende zeeschildpad komen aan, enz. enz. Zoveel luxe hebben ze nog nooit gezien. De dochters krijgen het Spaans benauwd: ‘dit is toch helemaal niet in de geest van vader?!’ Als de dorpelingen uitgenodigd worden voor het diner, hebben zij hetzelfde. Ze spreken af tijdens de maaltijd geen woord aan het eten te wijden en alleen te denken aan het geestelijke.
De dag van het diner breekt aan. De gemeenteleden schuiven aan, allemaal gekleed in stemmig zwart. De enige met kleur is een generaal die de pastor ooit ook kende en mee uitgenodigd is. Hij is sowieso de uitzondering op de regel, want terwijl iedereen doodstil is en verkrampt naar die prachtig gedekte tafel staart en wat daar aan lekkernijen op verschijnt, geeft de generaal telkens wel commentaar: ‘wat een heerlijke wijn’, ‘wat een topchampagne’ en ‘dit heb ik ooit alleen gegeten in een Parijs toprestaurant waar een vrouwelijke kok de chef was.’
Op een gegeven moment tikt de generaal met zijn lepel tegen het glas en gaat hij staan voor een speech. Doordat hij niet weinig van de wijn en de champagne gedronken heeft, is het verhaal zacht gezegd niet heel gestructureerd meer. Hij begint met een Bijbeltekst die de pastor ook vaak noemde, dat ‘genade en waarheid elkaar ontmoeten, recht en vrede elkaar zullen kussen.’ En vervolgens vertelt hij wat die genade is, terwijl zijn ogen schitteren: een geschenk, of dat nu de liefde van de Heer is, of het schuim van de zee en de witte bergtoppen. Daarna wordt het losser aan tafel, niet alleen omdat de dorpelingen echt gaan genieten van de heerlijke gerechten en drankjes, maar er gebeuren ook wonderlijke zaken… Twee mannen belijden aan elkaar, dat ze elkaar – zakelijk gezien – bedrogen hebben. De vrouwen die elkaar zolang niet meer gesproken hebben, beginnen een  gesprek, eerst schoorvoetend en uiteindelijk wordt het zelfs amicaal. Een echtpaar, bij wie alle innigheid verdwenen leek, pakken voorzichtig elkaars hand en uiteindelijk kussen ze elkaar. Ontroerend.

Twee beelden aan het eind van de film blijven hangen. Het eerste is als de dorpelingen, nadat ze buiten staan, een voorzichtige rondedans maken, terwijl ze een oud gezang zingen.
Het andere beeld is in de keuken. Babette veegt het zweet uit haar gezicht. Op de drempel staan de twee zussen. Ze beseffen dat eigenlijk niemand Babette bedankt heeft. ‘Het was heerlijk’, stamelen ze. Babette zegt: ‘Ja, ik was die chef-kok uit dat Parijse restaurant.’ ‘Ga je nu terug naar Frankrijk?’ vragen de zussen. ‘Nee, al mijn geliefden daar zijn gestorven. Bovendien heb ik geen geld meer.’ ‘Geen geld? Je had toch 10.000 franc gewonnen!’ ‘Dat is allemaal op, want zoveel kost een diner uit dat Parijse restaurant voor zo’n groep mensen. Maar ik heb het graag gedaan, want zoals iemand me ooit leerde: ‘Geef me de kans het beste te geven wat ik heb.’ En dat heb ik gedaan.’

Tot zover deze film. Het is niet alleen een heerlijke culinaire film – ik kreeg echt ontzettende trek bij al dat lekkers – het is, zei iemand eens, eigenlijk vooral ‘een parabel over genade: een geschenk dat de gever alles en de ontvanger niets kost.’ De genade kwam in de vorm van een feestmaal, overvloedig en heerlijk. Zo is Gods genade: overvloedig en heerlijk, een geschenk voor mensen die dat op geen enkele wijze verdiend hebben en eigenlijk nauwelijks in staat zijn het te ontvangen.

En zo zijn we bij onze tekst. Over overvloed gesproken: ‘Uit zijn overvloed hebben wij allen opnieuw genade ontvangen’, zegt de Nieuwe Bijbelvertaling. Letterlijk staat er: ‘uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen, namelijk genade op genade.’ Het houdt niet op: genade bovenop andere genade. Die eerste genade is wat God gegeven heeft in zijn wet. We denken misschien wel eens dat die wet van God tegenover Zijn genade staat, maar de wet is ook genade. Niet voor niets hebben we in Exodus 34 gelezen, hoe Mozes twee nieuwe stenen platen moest maken. De eerste waren verbrijzeld, na dat debacle van het volk Israël met het Gouden Kalf. Het verbond verbroken. Einde verhaal, zou je zeggen. Maar God gaat verder. Hij begint opnieuw en zal zelf zijn wet op die stenen tafels schrijven. Een geschenk dus. Onverdiend. Genade dus. Maar door Jezus is het wel genade op genade. En de genade die Hij biedt overstijgt wel die genade van de wet. Hij is meer dan Mozes. Mozes kon die wet alleen doorgeven, bemiddelen aan het volk. Maar hij kon zelf de genade niet geven. Hij moet er juist om smeken in vers 8: ‘Indien ik genade in uw ogen gevonden heb…’ Bij Jezus is het anders. Door Hem, staat er in vers 17 zijn de genade en de waarheid gekomen, ‘geworden’ staat er zelfs letterlijk. Die genade ontstaat door Jezus. Hij verkondigt die niet alleen, maar beschikt er ook over en deelt ze uit. Niet maar mondjesmaat, wat druppeltjes, nee: overvloedig. Als dat feestmaal van Babette.

En schrijft Johannes: ‘uit die volheid hebben wij allen ontvangen.’ Allen. Het is dus niet voor een enkeling bedoeld. Iemand die eerst een bepaalde status heeft bereikt, van alles voor God heeft gedaan, in de kerk zijn sporen heeft verdiend, in de maatschappij goed werk heeft geleverd. Nee, die genade valt niet te verdienen en wordt onvoorwaardelijk geschonken. Aan allen. Het enige dat je hoeft te doen, is deze ontvangen, is je lege handen opendoen, of om in het beeld van de film te blijven: is je glas ophouden, zodat het gevuld kan worden en je die genade van God laten smaken. Dat heeft u, toch? En jij? Je bent toch intussen wel danig onder de indruk geraakt van die overvloedige, veelvuldige genade van God? Zeker ook door al die keren dat we er hier in de kerk bij stil mochten staan? Of… is het alleen maar iets van het ene oor in en het andere oor uit?

Kijk, die gemeenteleden in de film hadden ook hun mond vol over de genade. Letterlijk door die preken van de pastor die ze nog voor elkaar lazen en door al die liederen die ze zongen, waarin de genade een telkens terugkerend motief is. Maar intussen waren ze genadeloos geworden naar elkaar toe en leefden ze eigenlijk in één grote kramp, om maar zo goed mogelijk voor God voor de dag te komen, durfden ze niet te genieten en keken ze vooral naar elkaar, om elkaar de maat te nemen.
Tja, hoe is dat met ons? Een jongere in onze gemeente zei tegen me: ‘Als ik in de kerk ben, merk ik niet dat de mensen daar nu zo van genieten, dat ze er hun hart ophalen zeg maar. Ik zie alleen maar strakke en chagrijnige hoofden.’ Natuurlijk, dit is een jongere en die kunnen het zo lekker ongenuanceerd zeggen, toch? Maar dat is te makkelijk. Want een punt heeft die jongere wel. Beseffen we namelijk wel echt wat hier gebeurt? Hoe God ons met Zijn genade opzoekt en die genade vervolgens ook uitdeelt? Aan ons allemaal, dus ook aan die broeder, waar je dat akkefietje mee hebt. En aan die zuster waar je al zo lang niet meer mee gesproken hebt. En aan die bepaalde gemeenteleden die zulke andere ideeën hebben dan jij. Gods genade is er ook voor hen. Dat zou jou zelf dan toch een stuk milder mogen maken?! Niet zo hard, niet zo bevooroordeeld, niet zo bitter. Want wees eerlijk: waar zou je zelf zijn zonder die genade? Je zou toch stikken in je schuld- en schaamtegevoel? Je zou toch ten onder gaan aan je innerlijke wonden, aan die banden die je vasthouden, aan die angst die je in de greep krijgt? Godzijdank is er die volheid van genade, die vergeeft, die geneest, die bevrijdt.

Ja lieve gemeente: als we uit die bron van genade nu werkelijk zouden putten, ook met elkaar. Als we het hier eens met elkaar over zouden hebben, in plaats van over zoveel anders waar we ons zo druk over kunnen maken, zo over kunnen steggelen, dan zou die kramp, dat chagrijn, dat ten diepste genadeloze, verdwijnen. Zeker weten! O, wat verlang ik daarnaar. Niet dat wij, als het weer kan, op het Van Hogendorpplein ook zo’n rondedans zouden maken. Hoewel… Ach, de vorm is niet het belangrijkste. En gelukkig is daar ook variatie in, passend bij de persoon die je bent. Als die volheid van genade ons maar doorstroomt, we er van kunnen genieten en we die elkaar gunnen. En iedereen die God op onze weg brengt.

Klinkt dat niet ontzettend soft? Nee! Niet voor niets gebruikt Johannes een tweetal: genade en waarheid. Deze zijn door Jezus gekomen. Dat zijn geen nieuwe woorden. Nee, dit tweetal komen we ook vaak in het Oude Testament tegen, daar meestal vertaald met goedertierenheid en trouw. Ook in Exodus 34, waar God aan Mozes verschijnt. Hij roept dan uit wie Hij is, zijn naam en belangrijkste eigenschappen: ‘HERE, HERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, (en dan komt het, dat tweetal:) groot van goedertierenheid en trouw.’ ‘Vol van genade en waarheid’ heet het in Johannes 1 m.b.t. Jezus. Die eigenschappen van God heeft Hij ook, volmaakt. Hij is immers God, sprekend Zijn Vader. Genade en waarheid, oftewel: ware genade en genadige waarheid. Waarheid ook in de zin van trouw, duurzaam dus. Gods genade in Christus staat, is niet maar voor eventjes, maar blijft werkzaam!
Die twee houden elkaar ook in evenwicht, houden de spanning erin. Zonder die waarheid zou de genade vrijblijvend zijn. Zo van: ‘Ach, God is toch genadig, wat maakt het uit.’ Nee, je moet wel weten waar je die genade voor nodig hebt, en dat laat de waarheid, Gods waarheid, zien. Ook zoals deze in Jezus is gekomen. Hij is niet soft, maar legt bloot, waar we God in ons leven missen, waar we Jezus niet toelaten. Of dat nu onze zonden, onze wonden of onze banden betreft. Dat is zijn waarheid, niet om ons te kwetsen, om ons nog meer pijn te doen, maar ons te laten verlangen naar genade, die in onze gebrokenheid wil neerdalen, als zoete wijn, als een medicijn, als vergeving, genezing of bevrijding. En dat niet één keertje, maar keer op keer, want Hij is een onuitputtelijke Bron van genade en waarheid, die ons in die volheid wil laten delen.
Ja, als je de waarde van deze genade ontdekt hebt, wat het Jezus heeft gekost: zijn eigen bloed, dan zul je die genade ook nooit verkwanselen, ze goedkoop maken. Zonder waarheid wordt de genade dus vrijblijvend en goedkoop. Maar zonder genade zou de waarheid kil zijn. Zeggen we dat zo niet: ‘iemand eens ongenadig de waarheid zeggen.’ Maar dan beschadig je alleen maar iemand, verkilt de sfeer, breek je af in plaats van op te bouwen. Maar niet voor niets staat de genade voorop. Die genade is dan ook de dragende grond bij God. Je zou kunnen zeggen: genade baant de weg voor de waarheid. En zo mogen we ook genadig naar elkaar zijn, inderdaad: eerlijk en naar waarheid aangeven waar de ander ons pijn mee heeft gedaan, de plank heeft misgeslagen, maar dan wel vanuit de genade, zoekend naar verzoening, naar een nieuw begin.

Tot slot nog een stukje uit die speech van de generaal, omdat het zo waar is, omdat het zo genadig is:

‘We hebben allen gehoord dat er genade in de wereld te vinden is. In onze menselijke dwaasheid en kortzichtigheid echter denken we dat goddelijke genade beperkt is… Maar er komt een moment waarop onze ogen geopend worden en dan gaan we beseffen dat genade oneindig is. Mijn vrienden, genade eist niets van ons dan alleen dat we er vol vertrouwen naar uitzien en haar met dankbaarheid erkennen.’

Ik zou zeggen: Amen!

lied     Evangelische Liedbundel 203 Genade, zo oneindig groot

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbede

collectemoment 

slotlied          Psalm 136:1,4,13

zegen

orgelspel