orgelspel

welkom en mededelingen 

aansteken van adventskaarsen en gedichtje door Tom van der Schoot 

stil gebed

votum en groet 

openingstekst         ‘Blaas op de ramshoorn en de trompetten, juich als de HEER, uw koning, verschijnt.’ (Psalm 98:6)

lied     Psalm 100:1,2,4

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

kindermoment

Gisteren was het 5 december hè… Hebben jullie nog Sinterklaas gevierd? Was het leuk? Weet je, Sinterklaas gaat al heel lang mee. Eigenlijk heet hij Sint-Nicolaas. Wij denken dat hij uit Spanje komt. Maar de Sint-Nicolaas met wie het allemaal begonnen is, woonde in Myra. En dat ligt in wat nu Turkije heet. Hij was daar bisschop. Zeg maar een soort dominee. Een hele bijzondere bisschop. Die op God vertrouwde, die mensen hielp, waaronder zeker ook arme mensen en kinderen.
Gelukkig zijn die verhalen ook opgeschreven. O.a. in dit boek. En één zo’n verhaal wil ik nu voor jullie voorlezen… Luister maar… Het heet ‘Hongersnood in Lycië.’

   

 

Wat vonden jullie van dit verhaal? Mooi hè!
Zo vertrouwde Sint-Nicolaas dus op God. En zo wilde hij juist mensen helpen, die honger hadden. Zelf ook helpen…
Vanmorgen gaat het hier in de kerk ook over brood. Bij het avondmaal. Het zijn maar kleine stukjes, maar ze wijzen naar een groot wonder. Vraag dat maar aan je vader en moeder straks. Goede kindernevendienst!

schriftlezing                        Jesaja 40:1-11 

tekstlezing   ‘Ziehier God, de HEER! Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen. Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit. Als een herder weidt hij zijn kudde: zijn arm brengt de lammeren bijeen, Hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien.’ (Jesaja 40:10-11)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Advent is dit jaar anders dan andere jaren. Ook de avondmaalzondag daarin.
Het was in onze kerk altijd de best bezochte avondmaalzondag van het jaar. Zou het te maken hebben, met de extra verwachting die dit begin van het kerkelijk jaar kenmerkt? Met de daarbij horende inkeer, verstilling en ontmoeting aan de tafel? Waar onze verwachting juist gevoed en versterkt mag worden? Het raakt me altijd diep om juist in de adventstijd avondmaal te vieren.
Maar nu is het anders. Nog steeds kunnen er maar zo’n 30 mensen fysiek in de kerk zijn. We zitten intussen met de naweeën van de tweede golf van het coronavirus, die maar duurt. De donkere dagen voor kerst lijken daardoor nog donkerder. Het valt niet mee om vol te houden, bij zoveel gemis, bij zoveel beperkingen, juist ook in en rond de kerkdienst: de kern van ons gemeentezijn.
Het heeft wel iets van een ballingschap.

Dat wat voor Israël ten tijde van Jesaja letterlijk zo was. Het volk verkeerde voor het grootste deel in ballingschap in Babel. Massaal was het daarnaartoe gedeporteerd. Bijna 70 jaar geleden. Zolang duurde die ballingschap dus al. Dat is nog iets anders dan 9 maanden coronacrisis. Over volhouden gesproken… Het is niet vreemd dat velen de moed, de hoop hebben opgegeven. Dat er geklaagd wordt.
Niet alleen in Babel, maar ook in Jeruzalem. Dat ligt in puin. De tempel, het heiligdom, is verwoest. Degenen die daar achtergebleven zijn treuren en klagen. Lees het boek Klaagliederen maar. Daar krijg je een indruk van hun verdriet, hun wanhoop, hun intense klachten.

Maar daar klinkt een stem. De stem van de profeet, die Gods spreekbuis is. Als een heraut mag hij het uitroepen. En het is goed nieuws. Het is Evangelie: ‘Troost, troost mijn volk, zegt jullie God. Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan.’
Ja, Jeruzalem zelf, Sion (oftewel de tempelberg, waar alleen maar puin ligt), die wordt opgeroepen om ook zo’n heraut te zijn, een vreugdebode, om het goede nieuws van de daken te roepen: ‘Ziehier God, de HEER!’

‘Ziehier God, de HEER!’ Wat valt er van God te zien dan? Die inwoners van Jeruzalem zagen vooral een stad in puin, een verwoest heiligdom, zovele landgenoten die ze misten, omdat ze gedeporteerd waren, afgevoerd, in ballingschap.
‘Ziehier…’ Wat valt er voor ons te zien dan? Ja, elke dag de coronacijfers, die ‘heen en weer gaan’, zoals de voorganger van vorige week zo treffend zei. We zien heel veel lege banken, een soort gapende leegte. We zien thuis een scherm, waar we naar kijken. En voor je het weet word je afgeleid. Door een trillende telefoon, of een gedachtesprong in je hoofd. We zien beperkingen. We zien met lede ogen de naderende kerst tegemoet: een kale kerst. Toch?

En toch, dwars hierdoorheen, en ertegenin, die stem van de profeet vanmorgen, van die heraut van de Here God, die roept en blijft roepen: ‘Ziehier, God de HEER! Hij komt…’
Misschien is dat wel het meest wezenlijke wat je over God kunt zeggen, hoe de Bijbel Hem ook tekent, van begin tot eind, en zoals zovele adventsliederen Hem ook bezingen: als de Komende. God komt…

Hoe komt Hij dan? Jesaja spreekt met twee woorden. Het eerste klinkt in vers 10: ‘Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen. Hij heeft zijn loon bij zich, zijn beloning gaat voor Hem uit.’ Hij die komt, is immers wel God, de HEER. Hij, die machtig is, die krachtig is, die zal heersen. Die het werkelijk anders kan maken. Zijn beloning gaat immers voor Hem uit. En daarmee wordt de verlossing bedoeld, de terugkeer van Israël uit de ballingschap, het herstel van het land, de opbouw van het heiligdom. Maar ook een innerlijke verandering: verzoening, vernieuwing. Dat zal de Here God zelf bewerkstellingen. Want als Hij komt, komt Hij met kracht.
Dat is het eerste woord. Maar Jesaja spreekt met twee woorden. Het tweede woord vinden we in vers 11: ‘Als een herder weidt Hij zijn kudde, zijn arm brengt de lammeren bijeen, Hij koestert ze, en zorgzaam leidt Hij de ooien.’ Hier klinkt juist tederheid, zorgzaamheid, koesterende liefde. Het bekende, maar telkens ook weer ontroerende beeld van God als herder, die weidt, die draagt, die koestert.

Profetieën zoals die uit Jesaja 40 hebben meestal meerdere lagen. De eerste laag is voor de eerste hoorders toen: de Israëlieten in Babel en in Jeruzalem. Zij worden vertroost met de geweldige boodschap dat God komt en dat het gaat veranderen, dat er een einde komt aan die ballingschap.
Maar er zijn meer lagen in deze profetie. Niet voor niets opent de Messiah van Händel met het beginvers van Jesaja 40: ‘Comfort ye, my people – Troost mijn volk.’ Juist in de komst van de Messias, in de komst van Jezus, wordt een diepere laag in deze profetie vervuld. De profetie die met twee woorden spreekt, die zegt dat God komt met macht en met tederheid. Rond de komst van Jezus, rond zijn geboorte in de nacht, horen we dat eerste woord, het machtige, terug in de engelenzang, beter: in dat hemelse leger dat scandeert en proclameert: Ere zij God in de hoge. Vrede op aarde! In de mensen een welbehagen.’ Dat tweede woord, het tedere, zien we juist weer terug in dat weerloze kind dat daar ligt. Nee, God komt deze wereld niet binnen als een sterke held met spierbundels, zwaar bewapend. Maar als een baby. Zo nederig. Zo toegankelijk.
En als Jezus volgroeid is tot volwassene is Hij inderdaad als een Herder. Als de Goede Herder, die het verlorene zoekt, die daarvoor alles over heeft, uiteindelijk zelfs zijn eigen leven. Maar toch, juist door uiteindelijk onder te gaan in de dood, blijkt Hij te overwinnen. Overwint Hij de duivel, het kwaad, de dood. Je moet dus ook bij Jezus altijd met twee woorden spreken…Hij is de Koning die knecht wordt, de Gekruisigde die de Opgestane is.
‘Ziehier, God, de HEER!’ Wil je God zien? Kijk dan vooral naar Jezus. God die mens werd. De Herder die zelf het Lam werd. Het Lam dat redt.

Jesaja 40 lezen we vanmorgen ook in een avondmaaldienst. Heel toepasselijk toch? ‘Ziehier, God de HEER! Hij komt…’ Ook daar moeten we toch met twee woorden spreken… De Allerhoogste, de Machtige, de Heilige, wordt verbeeld in een stukje brood, een slokje wijn. Hoe klein, hoe kwetsbaar wil je het hebben? Maar zo dichtbij komt God. Dat het in je hand gelegd wordt, dat je het aan je lippen mag zetten, dat je het mag eten en drinken, oftewel helemaal eigen maken. En dat zo teder, zo zorgzaam, zo liefdevol.
Het is ten diepste de dominee, de diaken niet die het je geeft, maar God, maar Christus zelf. En tegelijk staan dat stukje brood en dat slokje wijn voor zoveel groots: voor zijn troost. Voor de enige troost zelfs, in leven en in sterven. Namelijk dat ik niet van mijzelf ben, maar van Hem, die mij kocht met zijn lichaam en bloed. En niets, helemaal niets, ook een crisis niet, kan mij van zijn liefde scheiden. Het is zo zeker als ik dat brood eet en die wijn drink.
Zo wordt de troost, de verzoening, de hoop aan je hart gedrukt. Al voel je je moedeloos, krachteloos, juist ook in deze tijd. Ziehier, je God, je Heer. Proef het! Zie het, met de ogen van het geloof. De misère, de leegte, de eenzaamheid hebben niet het laatste woord. Er is hoop. Er is licht aan het eind van de tunnel. Want Hij komt. Hij is immers de Komende.

Tot slot. De diepste laag van deze profetie wordt vervuld als Jezus weer komt. Ik bedoel: als vers 5 zegt dat de luister van de HEER zich zal openbaren voor het oog van al wat leeft, dan is dat nog toekomstmuziek. Ten tijde van Jesaja, van de Israëlieten in ballingschap en in Jeruzalem, heeft niet al wat leeft die luister, die heerlijkheid, gezien. En dat was ook niet zo toen Jezus kwam, toen Hij op aarde rondwandelde. En ook nu, anno 2020, is zeker niet iedereen onder de indruk van de luister van de HEER. Ongetwijfeld merk je dat al in je eigen omgeving, op je werk, in je buurt, in je familie, enz. Is er nog zoveel dat strijdt, dat vloekt met zijn heerlijkheid, dat niet buigt voor Koning Jezus. Ook in ons eigen hart en leven.
De vervulling van de belofte dat de luister van de Heer zich zal openbaren voor het oog van al wat leeft, staat nog uit.
Maar er komt een dag, dat wel ieder oog Hem zal zien, van aangezicht tot aangezicht, dat wel ieder zich zal buigen voor Hem en Hem zal belijden als Heer. Daar mogen we vandaag al iets van proeven, in alle bescheidenheid en nederigheid, in alle dankbaarheid en verwondering. Uitziende naar Hem die zal komen. Want Hij is de komende.

EENS ZAL DIE DAG…

Eens zal die dag gekomen zijn
voorbij aan duisternis,
dat zal een dag van dromen zijn
waar geen bedrog in is:
het donker is vergaan,
geen schaduw blijft bestaan,
het Licht, het ongeschapen Licht,
toont ons zijn aangezicht.

Eens zal die dag gekomen zijn
die louter luister is,
de schepping zal volkomen zijn,
o groot geheimenis:
de zonde is vergaan,
geen schaduw blijft bestaan,
het Licht, het ongeschapen Licht,
toont ons zijn aangezicht.

Amen

meditatief orgelspel over O kom, o kom, Immanuël  

collectemoment

lied     Gezang 127:2,7 Vat moed, bedroefde harten 

lezing avondmaalformulier

gebed

nodiging

viering 

dankgebed en voorbeden

slotlied          Evangelische Liedbundel 411 Jezus leeft in eeuwigheid 

zegen

orgelspel