orgelspel 

stil gebed 

votum en groet

openingstekst       ‘Als mens verschenen heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood van het kruis.’ (Filippenzen 2:8)

lied           Gezang 192 

gebed om verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezing             Matteüs 27:45-54

uitgangspunt voor de verkondiging    Heidelbergse Catechismus Zondag 16, vraag en antwoord 44

Vraag             Waarom volgt daarop: nedergedaald ter helle?

Antwoord       Opdat ik in mijn hevigste aanvechtingen verzekerd en volkomen getroost moge zijn, dat mijn Here Jezus Christus door zijn onuitsprekelijke angst, smarten, verschrikking en helse kwelling, die Hij, ook in zijn ziel, zowel aan het kruis als tevoren, heeft doorleden, mij van de helse angst en pijn verlost heeft.

verkondiging      Thema: Neergedaald in de hel

Gemeente van Jezus Christus,

‘Waar is mijn geloof? Als er een God is – vergeef me. Maar telkens als ik mijn gedachten naar de hemel wil verheffen, vind ik daar zo’n indringende leegte, dat mijn gedachten terugkeren als scherpe messen die mijn ziel verwonden. Ik heb geen geloof.’
Aldus moeder Theresa in een brief. Moeder Theresa??? Zoiets verwacht je toch niet van haar?! We herinneren ons haar toch als die kleine vrouw met die grote opofferingsgezindheid: hoe zij zich inzette voor de verschoppelingen, de kastelozen in de Indiase stad Calcutta, hoe zij juist daar Jezus wilde dienen en volgen. Maar in haar brieven bleek ze ook een andere kant te hebben, een donkere kant, waar ze regelmatig verscheurd werd door depressies, hevige aanvechtingen en grote geloofstwijfel. In een andere brief schreef ze: ‘Er is geen God in mij. Ik verlang en verlang en dan voel ik opeens iets – Hij heeft me niet nodig. Hij is er niet, Hij moet me niet. Soms hoor ik mijn eigen binnenste uitroepen: ‘Mijn God!’ en niets komt er terug.’
Ik kende deze kant van moeder Theresa niet. Zoals zovelen niet. Mensen waren geschokt toen ze dit vernamen van iemand, die voor hen zo’n voorbeeld was van een dappere volgeling van Jezus. Is dat trouwens sowieso niet tekenend hoe we in de kerk hiermee omgaan: dat we veel liever praten over Gods nabijheid in ons leven dan over zijn verborgenheid? Dat we het liever hebben over onze overwinningen in ons geloofsleven dan over de nederlagen? Dat we liever met elkaar delen hoe we God ervaren dan dat het in dezen leeg blijft.

Eigenlijk is dat merkwaardig, want onze Heer zelf – naar wie toch iedere christen vernoemd is, want christen betekent toch ‘van Christus’ – onze Heer zelf was daar juist zo open en eerlijk in, in zijn aanvechtingen en ervaringen van gemis. In Gethsémane, – we hoorden het tijdens de vespers – in die olijfgaard, deelt Hij het met z’n discipelen: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier met Mij waken.’ Jezus laat zich hier in z’n hart kijken en laat z’n immense verdriet zien, z’n verschrikkelijke angst voor wat komen gaat. En het Evangelie vertelt vervolgens open en eerlijk wat Jezus bidt, hoe Hij z’n Vader smeekt om die beker van het lijden aan Hem voorbij te laten gaan.
Maar als dat gebed niet verhoord wordt; het stil blijft, beseft Hij dat Gods wil anders is: om die beker wel leeg te drinken, tot de laatste druppel. En als Jezus dan bijna bij de bodem van die verschrikkelijke beker is en Hij daar vastgespijkerd aan dat kruis hangt – zo’n pijn, zo benauwd, zo beangst, want intussen is het letterlijk aardedonker geworden op klaarlichte dag – dan roept Hij: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U me verlaten?’ Jezus is God dus ook kwijt. Sterker nog: God heeft Hem verlaten, losgelaten. Jezus ervaart de totale godverlatenheid. Dat is de hel.
Ja, daar is Jezus geweest. Zo belijdt de kerk dat ook al eeuwen met dat korte en krachtige artikel in de Apostolische Geloofsbelijdenis: ‘Hij is nedergedaald ter helle’. Maar juist in z’n kortheid en raadselachtigheid riep het ook weer van alles op in de geschiedenis van de kerk. Het voert te ver om al die uitleggingen nu de revue te laten passeren.
Vanavond laten we ons leiden door hoe de Catechismus dit geloofsartikel uitlegt. De Catechismus is hierin sterk beïnvloed door Calvijn. Volgens hem gaat het bij Jezus’ neerdaling ter helle niet om een bepaalde plaats ergens, dus niet zozeer om ‘waar’, maar veel meer om ‘wat’. Wat is de hel? Zoals gezegd: de totale Godverlatenheid, het diepste oordeel, als God je loslaat en je alleen jezelf hebt: de grootste eenzaamheid zonder een sprankje licht. Vandaar dat de Bijbel het ook ‘buitenste duisternis’ noemt.
Dát ondergaat Jezus tijdens zijn lijden, ook al voor het kruis, zegt de Catechismus. Zeker, denk maar aan die verschrikkelijke aanvechtingen en God kwijt zijn, wat Jezus in Gethsémane meemaakt, maar ook wat de mensen daarna met Hem doen, zonder dat God ingrijpt, God zwijgt, laat zijn eigen zoon los in de handen van mensen, die met Hem doen wat ze willen. God laat zijn Zoon vallen. Dat vindt z’n verschrikkelijke culminatie aan het kruis als Jezus God helemaal kwijt is. God laat Zijn zoon vallen, tot op de bodem van de hel en Hij schreeuwt het uit: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U me verlaten!’ Luther waakte eens de hele nacht voor Goede Vrijdag om zich te concentreren op dit kruiswoord. Na die nacht riep Luther uit: ‘God van God ontdaan, wie kan dat verstaan?!’ En zo is het.

Er is de laatste tijd het nodige geschreven over Jezus’ lichamelijke lijden aan het kruis. Iemand als professor Smalhout heeft uitgebreid uit de doeken gedaan wat zo’n kruisiging lichamelijk met een mens doet. Huiveringwekkend. Het maakt het bijna tastbaar, maar toch gemeente: dat is nog de buitenkant van Jezus’ lijden, als ik het zo mag zeggen. De binnenkant is het geestelijke lijden, is de verschrikking van de hel waar Jezus in neerdaalt. Dat is het allerdiepste: de bodem. Daarover kunnen we alleen maar stamelen. Dat kunnen we nooit peilen. In die zee verzinken onze gedachten. Dan kunnen we alleen maar met Luther meeroepen: ‘God van God ontdaan, wie kan dat verstaan?!’
Sommigen vertalen dat bewuste geloofsartikel met dat Jezus is neergedaald in het dodenrijk. Maar dat is veel te vlak vertaald, te tam. Het gaat om de buitenste duisternis, om de verdoemenis, de rechtvaardige straf die wij mensen verdiend hebben vanwege onze bewuste breuk met God. Die straf, dat oordeel, komt op Jezus neer. Niet het dodenrijk dus, maar de hel. En de overste van de hel, de satan zelf, leeft zich uit op Jezus en kwelt Hem met de verschrikkelijkste pijnen en angsten. Daar is Jezus. In de hel. Of zoals iemand treffend zei: ‘de hel is in Jezus’. Zo hangt Hij daar aan het kruis. Verschrikkelijker kan niet. Dit is de laagste trap van Jezus vernedering. Dieper kan niet: ‘nedergedaald tot in de hel.’

Maar wat betekent dat voor ons? Ik zei al: over Jezus’ neerdaling ter helle bestaan allerlei uitleggingen in de wereldwijde kerk. Er is daarover ook veel gespeculeerd. Het mooie van de uitleg van de Heidelbergse Catechismus is dat die eigenlijk zo modern is: wat zegt het mij? Of zoals het regelmatig klinkt in die Catechismus: ‘wat nut het mij?’ Nu zouden we zeggen: ‘wat heb ik er aan?’ Ja, ook antwoord 44 is heel persoonlijk. Het gaat er niet over ‘wij’ of over ‘ons’, maar over ‘ik’ en ‘mijn’. En daarbij is dat antwoord ook nog eens heel pastoraal: ‘opdat ik in mijn hevigste aanvechtingen verzekerd en volkomen getroost mag zijn.’ Jezus’ nederdaling ter helle wordt gekoppeld aan mijn aanvechtingen. Nee, niet zomaar wat aanvechtingen: dat je een beetje somber kunt zijn, in een dipje kan zitten, zoals dat tegenwoordig heet, zo’n onbestemd gevoel kan hebben. Nee, de hevigste aanvechtingen. Als je geloof echt bestreden wordt, als het onder vuur ligt, als voor je eigen gevoel er eigenlijk niets meer van over is. Zoals moeder Theresa in haar brief verwoordde: ‘waar is mijn geloof? … Ik vind een indringende leegte… Er komt niets terug als ik roep tot God.’ God echt kwijt zijn. Als er verschrikkelijke dingen in je leven gebeuren, die je niet begrijpt. Je begrijpt niet wat God hiermee voor heeft. Je bidt, maar je voelt niets, je merkt niets. Er komt niets terug. Dat hoeft niet alleen betrekking te hebben op je eigen situatie, maar ook bij die van anderen. Ik moest denken aan wat ooit collega Ron van der Spoel in een preek vertelde, hoe een klein kindje uit z’n gemeente een agressieve bacterie kreeg en ondanks alle medicatie, ondanks alle gebeden, vrat die bacterie zich letterlijk door de organen van het kindje heen en overleed het. Dominee Van der Spoel zei toen: ‘toen ik het ziekenhuis verliet en terugreed in m’n auto naar huis, stuk van verdriet en radeloosheid, riep ik tot God: ‘Ik hang mijn toga aan de wilgen!’ Eerlijk gezegd heb ik het ook wel eens gedacht in vergelijkbare situaties. Ja, wie kan onze liefdevolle en almachtige God rijmen met de verschrikkingen die kunnen gebeuren en blijkbaar staat Hij het allemaal toe! Wie verzucht het nooit: ‘Waar bent U? Bent U er überhaupt wel? Of slaapt U, zoals een Psalm zegt?’ Dat soort hevige aanvechtingen.

Die zich ook kunnen vertalen in angst. Ik weet wel: daar praten we ook niet zo makkelijk over. Dat stoppen we liever weg en verdringen we. Maar wees eens eerlijk: bent u nooit bang? Bang om te falen. Bang om afgewezen te worden. Bang om het liefste wat je hebt te moeten verliezen. Bang voor anderen. Bang dat je niet goed genoeg bent voor God. Dat Hij je uiteindelijk afwijst. Bang voor de hel. In mijn jeugd had ik een godsdienstleraar die het daar regelmatig over had. Over de verschrikkelijke mogelijkheid om verloren te gaan. Een grote kans volgens hem. Het maakte me bang. Zo bang dat ik er niet meer van slapen kon en soms knaagt het nog. Het blijft een tere plek in mijn bestaan. En zo heeft ieder van ons z’n eigen diepste angsten.
Maar in die aanvechtingen en die diepe angsten zijn we dus niet alleen, verklaart de Catechismus, zo pastoraal en troostend. Jezus Christus is namelijk op de bodem ervan geweest, dus Hij kan meevoelen met ons, zegt de Hebreeënbriefschrijver. Hij weet wat we meemaken en is erbij. Hoe diep we ook vallen, hoe verschrikkelijk we ons ook voelen: Jezus is daar. We kunnen nog niet zo diep wegzinken of Jezus is dieper weggezonken. Hij vangt ons dus op.

Dat mag ons troosten. Ja, de Catechismus gebruikt niet voor niets dat woord. Sterker nog: het is zo ongeveer het eerste woord dat klinkt in dat boekje: ‘wat is uw enige troost in leven en sterven?’ En ‘troost’ is meer dan steun in verdriet. Het is namelijk afgeleid van ‘trust’, oftewel vertrouwen. Mijn enige vertrouwen, in leven en sterven, is dat ik eigendom ben van Jezus Christus, dat Hij mijn Heiland is, mijn Verlosser. Over verlossing gesproken… Dat is precies de vrucht van Jezus’ nederdaling ter helle. Of zoals de Catechismus zegt: ‘door zijn onuitsprekelijke angst, smarten, verschrikking en helse kwelling die Jezus heeft doorleden, heeft Hij mij van de helse angst en pijn verlost.’ Hij onderging dat namelijk voor mij, in mijn plaats. Hij ruilde met mij. En het gevolg is geweldig: Hij werd losgelaten door God, opdat ik niet in de godverlatenheid kwam. Hij daalde neer in de hel en de hel in Hem, opdat ik er nooit hoef te komen. En ook al mijn aanvechtingen en diepe angsten nu hebben niet het laatste woord. Ik mag ze onder de hoede van Jezus brengen. Misschien vindt u het moeilijk om uw angst en aanvechtingen met anderen te delen; vertel het dan in ieder geval aan de Here Jezus en laat het bij Hem. Hij verlost ervan. Sterker nog: ‘Hij hééft mij ervan verlost’ zegt de Catechismus. Het is al gebeurd, op Golgotha. Daar is de overwinning op de duivel en de hel behaald. En dan mag die duivel nog zo hard blaffen, zoals ik ergens las, hij drijft ons zo alleen maar naar Jezus toe en onder Zijn hoede zijn we veilig. Niet dat we dat altijd voelen of merken. O nee, kijk maar naar moeder Theresa, waar ik de preek mee begon. Kijk maar naar die Catechismus die het heel eerlijk heeft over mijn hevigste aanvechtingen. Die zijn er. Maar Christus is er ook. En Hij is sterker. Hij is dieper gegaan én Hij verlost. Of zoals Luther het ooit dichtte:

Midden in de dood zijn wij
door de hel omvangen.
Wie doet in die laatste nood
redding ons verlangen?
Alleen Gij, Heer Jezus!
U gaat ter harte, dat wij zijn
in de zonde en in de pijn.
Heilige Here God,
heilige sterke God,
heilige barmhartige Heiland,
Gij eeuwige God,
laat ons niet versagen
in de aanvechting der hel!
Ontferm U over ons.        

Midden in de angst der hel
drijft ons onze zonde.
Waarheen vluchten, als die muil
haast ons heeft verslonden?
Alleen tot U, Heer Jezus!
Want Gij vergoot uw kostbaar bloed,
dat voor onze schuld voldoet.
Heilige Here God,
heilige sterke God,
heilige barmhartige Heiland,
Gij eeuwige God,
laat ons niet ontzinken
aan de troost van het geloof!
Ontferm U over ons.

Amen

meditatief orgelspel  over Jezus, mijn verblijden (Gezang 428)     

collectemoment

lied Nieuwe Liedboek 562 Ik wil mij gaan vertroosten

lezen avondmaalformulier  

gebed

nodiging      in kerk en thuis!

lofprijzing   koraal O grosse Lieb uit Bachs Johannes Passion

avondgebed

slotlied 

zegen

stilte