zingen           Psalm 105:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst        ‘God zij ons genadig en zegene ons, Hij doe zijn aanschijn bij ons lichten;
opdat men op aarde uw weg kenne, onder alle volken uw heil.’ (Psalm 67:2,3)

zingen           Psalm 67:1,2

lezing van het gebod des Heren uit Romeinen 13

zingen           Gezang 437:1,2

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

zingen           (kinderlied) Evangelische Liedbundel 420

kindermoment

Natuurlijk heb ik ook vanmorgen weer iets meegenomen. Het is dit boekje, maar dat is niet zomaar een boekje. Het is van Playmobil. Als je een doos Playmobil koopt, dan staat op de voorkant wat het is. Bijvoorbeeld een caravan (dat past wel goed bij deze vakantietijd toch?). Maar komt die caravan dan kant en klaar uit die doos? Nee, die moet je eerst in elkaar zetten. Alle onderdelen zitten er los in: het dak, de wielen, de bankjes enz. Nou, en dan is dit boekje heel erg handig. Waarom? Omdat hier precies in staat waar je mee beginnen moet, en zo stapje voor stapje het in elkaar zet. Telkens zoek je dan de dingen erbij en zet je die in elkaar. En dan krijg je uiteindelijk dit: caravan laten zien.

Waarom vertel ik dit nou? Omdat woensdag de VakantieBijbelWeek weer begint. Dan gaat het over ‘Zoek het uit’. Eigenlijk net als bij dat boekje. Maar dan niet over een caravan, maar over Jezus. Samen met Peter Pennelikker gaan we op zoek naar informatie over Jezus. Waar woont Hij, wat doet Hij, Wat weten we over Hem? Er worden prachtige Bijbelverhalen verteld. Er worden mooie liedjes gezongen. Er is poppenkast en sketches. En er wordt geknutseld. Eén groot feest. Hier in de Pauluskerk ben je vanaf 9.15 uur welkom, woensdag en donderdag. En vrijdag is er een voorstelling, die om 10.00 uur begint. Ik zou het niet willen missen. En ook voor de tieners en de jongeren is er een apart programma. Allemaal rond datzelfde thema: Zoek het uit. Wie zoekt er mee? En we hebben het net gezongen hè: ‘Als je zoekt dan zul je ’t vinden.’

schriftlezing             Handelingen 17:16-34

zingen           Gezang 86:8,9,10

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Een boeiend programma op televisie is Zomergasten. Daarin is een bekende Nederlander te gast, met wie een (zeer uitgebreid) gesprek wordt gevoerd n.a.v. zijn of haar favoriete televisiefragmenten. Dit jaar was ook Louis van Gaal te gast. Tijdens die uitzending waren we op vakantie, maar gelukkig bestaat er zoiets als Uitzending Gemist, dus de afgelopen week keek ik alsnog deze uitzending. Het was een mooi gesprek, waarbij Van Gaal ook eerlijk vertelde over de tegenslagen in z’n leven. De grootste was het overlijden van z’n eerste vrouw Fernanda. 39 jaar werd ze, alvleesklierkanker was de oorzaak. Twee maanden zaten er maar tussen de diagnose en het overlijden. Van Gaal liet daarbij een televisiefragment zien van de zangeres Mariah Carey. Ze zong het liedje Hero. Dat liedje hadden Louis en Fernanda vaak gedraaid als ze op weg waren naar het ziekenhuis. Het had hen veel gedaan en volgens Louis was Fernanda voor hem een held hoe ze haar ziekte gedragen had en daarin gestreden had. Toen het liedje klaar was, zei van Gaal tegen de interviewster: ‘Ik wil nog wel iets kwijt over Mariah Carey. Ze zingt het natuurlijk prachtig, maar ze heeft het over God. En dit was wel het moment dat ik niet meer in God geloofde, want als je zo’n lief mens op zo’n manier laat sterven, waarvoor is er dan een God?!’ Van Gaals ogen waren vochtig. Z’n stem haperde. Hij was duidelijk geëmotioneerd. Het bleef even stil in de studio. Dat was treffend, want hier zat zoveel verdriet onder, zo’n tragiek. Dan moet je niet te snel weer iets zeggen. Maar vervolgens schakelde de interviewster door op een volgend onderwerp. En dat vond ik jammer, heel jammer. Waarom ging ze hier niet op door? Waarom vroeg ze niet dóór over naar welke God Van Gaal dan had verlangd? Blijkbaar naar een God die ons behoedt voor het leed, voor ziekte, voor zo’n voortijdig overlijden. Maar is dat God, de Vader van onze Here Jezus Christus? Ik dacht: Wat had ik Van Gaal graag iemand als Paulus als gesprekspartner gegund. Hij zou zeker doorvragen. Hij zou vertellen over God de Vader, over Jezus.  Tenminste, zo leren we Paulus toch ook kennen op de Areopagus?

Vanmorgen staan we daar voor de tweede keer bij stil. De eerste keer hoorden we hoe ver Paulus met z’n hoorders meeging, hoe hij probeerde bij hun leefwereld en vooral ook bij hun religieuze wereld aan te sluiten. Hij benaderde die Atheners niet als blinde heidenen, maar als mensen die van Gods geslacht zijn. Met andere woorden: ieder mens is niet los van God, of hij het nu wil weten of niet. Dat wil echter niet zeggen dat dus iedereen ook bij God hoort, dat het goed zit tussen hem en God. Nee, daar moet – om het maar eens klassiek te zeggen – wel wat voor gebeuren. En daar komt Paulus nu op, vanaf vers 30: ‘Nu God een man gezonden heeft, die opgestaan is uit de dood – dus daarmee is duidelijk dat het niet zomaar een mens is, maar Gods eigen Zoon –  en dat Deze straks iedereen zal oordelen, nu is er geen alibi meer. De tijd van onwetendheid en vrijblijvendheid is voorbij. Nu verkondigt God dat een ieder tot bekering moet komen.’
Die boodschap laat Paulus nu ook op de Areopagus horen, luid en duidelijk. Na het aanknopingspunt, het aansluiten bij hun religieuze wereld, bij hun hele geestelijke wereld – en Paulus ging daarin ver, heel ver – daarna is nu het moment voor de keuze, voor de confrontatie met Jezus, de Opgestane, die de wereld, ook hen, zal oordelen! Zo worden de rollen omgedraaid. Paulus was meegenomen naar de Areopagus en zo gedaagd voor hun gerecht; nu daagt hij hen voor de hoogste Rechter, Christus: ‘Bekeer je, anders loopt het niet goed met je af.’

Is die Paulus geen gespleten persoon? Ik bedoel: aanvankelijk is hij zo meegaand, zo creatief in het zoeken naar dat aanknopingspunt bij die Atheners, komt hij heel dichtbij hen: bij één van hun eigen dichters met zijn uitspraak dat wij allemaal van Gods geslacht zijn, niemand van ons los is van Hem. En nu is hij opeens zo confronterend, met die verwijzing naar het oordeel, met die oproep tot bekering. Zou iemand als Louis van Gaal daarvan gediend zijn? Iemand met zo’n duidelijke mening, ook over God en het geloof? Die misschien ook wel symbool staat voor veel mensen anno 2018: ‘Ik bepaal zelf hoe ik leef.’ Of zoals Van Gaal helemaal aan het begin van dat gesprek zei: ‘Uiteindelijk kiest een mens toch voor zichzelf.’ Zou je dan over bekering beginnen, over hoe God hier tegenover staat?
Ach, laten we eerlijk zijn: we willen zo graag iedereen tegemoet komen, maar durven we ook nog te spreken over de noodzaak van ommekeer, dat we blijkbaar niet vanzelf naar God toe gericht zijn? Dat daar inderdaad wel wat voor gebeuren moet?
Laat ik het heel persoonlijk aan u vragen, en aan jou: durf jij over dit soort pittige onderwerpen te beginnen, met die collega, met die kennis, die vriend, die studiegenoot, of wie dan ook?
‘Nou, dat vind ik echt niet makkelijk’, zegt u. Dat begrijp ik. Dat vind ik zelf ook. Maar misschien moeten we nog dichterbij, namelijk bij onszelf beginnen. Hoe kun je immers iets aan een ander vertellen, als je er niet zelf diep van binnen van overtuigd bent, als je er zelf geen ervaring mee hebt? Heeft u ervaring met wat bekering betekent? En heb je zelf iets in je leven ontdekt, dat je moest loslaten? Paulus zelf had er een hele sterke ervaring mee, toen hij op de weg naar Damascus radicaal van koers moest veranderen. Dus hij weet er zelf genoeg van, van binnenuit, en ook dat die bekering niet eenmalig is, maar zich steeds herhalen moet.

Bekering is in het Grieks ‘metanoia’ en dat betekent letterlijk anders gaan denken. Bekering is bedenken niet wat jou bevalt, maar God. Kijk, Van Gaal gelooft niet meer in God, maar als Hij er dan toch is, dan moet Hij wel zo zijn, dat Hij hem het beste uitkomt. En dat is zo menselijk. Dat zit zo in onze genen zeg maar, om God naar ons beeld te scheppen. Bekering is daarin radicaal anders gaan denken: buigen voor Wie God is en wat Hij van jou wil. Dus niet meer zomaar je eigen leventje leven, heerlijk doen waar je zelf zin in hebt, maar je elke dag afvragen: ‘Heer, wat wilt U dat ik doen zal?’
Is dat niet ontzettend lastig dan? Jawel, maar het is tegelijk ook zo bevrijdend. Want dat zgn. ‘heerlijk je eigen leventje leiden’ is helemaal niet zo heerlijk. Dat is in feite heel egoïstisch, waar andere mensen het slachtoffer van worden, zoveel tekort in komen, waar je zelf eigenlijk helemaal niet vrij in bent, omdat je verstrikt zit in je eigen begeerten, driften en hartstochten. En is het dan niet werkelijk heerlijk, als er Iemand is, die je daarvan wil bevrijden, die je in de ruimte wil stellen, die je ogen opent voor Zijn genade, die je ogen opent voor anderen, die je een toekomst biedt, waar zelfs de dood geen grip op krijgt?
Is dat niet de bevrijdende boodschap die die mensen daar in Athene, die alle mensen altijd weer nodig hebben, wil het ooit anders worden? En moet ik daarvoor niet loskomen uit dat egocentrische leven, waarin alles draait om mijn eigen belangen? Moet ik niet bevrijd worden van zoveel machten, waardoor ik me laat knechten, zoveel ideaalbeelden waaraan ik meen te moeten voldoen, maar die me een slaaf maken, van anderen, in plaats van een vrij kind van God? En als het niet waar is dat die ene Man waarover Paulus spreekt, opgestaan is uit de dood, maakt dat dit leven niet verschrikkelijk troosteloos en maakt het mensen ook zo verkrampt, want in die korte tijd moeten we er uit halen wat er in zit; voor je het weet, is het immers afgelopen. Hoe hopeloos triest eigenlijk!
Daarom mogen we de Here God wel intens dankbaar zijn, dat Hij ons met die bevrijdende boodschap confronteert, dat Hij ons oproept tot die bekering, om op Zijn manier te denken en te leven.

Nu roept die boodschap niet alleen maar enthousiasme op. Kijk naar de Areopagus in Athene. Naar de reacties op Paulus’ verkondiging. Er zijn er die spotten. Met name de opstanding van de doden kan er bij hen niet in. Dat is ook niet zo vreemd, want de mogelijkheid dat er een opstanding zou zijn, lag buiten het Griekse denken en beleven. Een andere Griekse dichter, Aeschylus, zegt over de god Zeus:

Boeien maakt hij los.
Daar is een middel tegen.
Wegen tot bevrijding zijn er machtig veel.
Maar als een man eenmaal is gestorven,
dan is er geen opstanding meer mogelijk.
Daartegen gaf Zeus geen bezweringen,
terwijl hij al het andere beschikt…

En dan is er nu zo’n Joodse snoeshaan, ene Paulus, die het over Jezus heeft, die zou zijn opgestaan… No way! Ach, dat Griekse denken van toen zeg maar, is nog niet uit de tijd. Integendeel. Voor hoevelen is een opstanding niet iets volstrekt onvoorstelbaars, iets waar ze ook niets mee kunnen. Jaren geleden was ooit de schrijver Maarten ’t Hart te gast bij Zomergasten. Met een triomfantelijke blik vertelde hij over zijn goede vriend Rudy Kousbroek – ook een atheïst – die precies op paasmorgen gestorven was.’t Hart noemde dat een toppunt van ironie: Rudy Kousbroek had zo perfect laten zien dat de dood dus niet verslagen is, dat de dood sterker is.
Ach, die opstanding, van Christus, en in Hem die van ons, laat zich niet beredeneren. Daar stokt ons verstand. Daarom doet Paulus hier ook geen poging om dat uit te leggen, op zoek te gaan naar aanknopingspunten. Nee, dit verkondigt hij.

Er zijn er op de Areopagus die ook minder bot reageren: niet spottend. Zij zeggen: ‘vertel ons een andere keer nog maar eens hierover.’ Als mensen zoiets zeggen, bedoelen ze meestal: ‘nu hebben we er geen behoefte aan, wie weet een andere keer.’ En zo’n andere keer komt dan niet. Het is dus nogal vrijblijvend. Maar het zou ook zo kunnen zijn, dat ze er inderdaad nog eens over willen horen, en dat dan de vonk wel overspringt.
Zo hoop ik dat ook altijd met rouwdiensten. Daar zijn vaak mensen bij die weinig of niets met het geloof hebben. En dan horen ze het Evangelie, want dat klinkt, in samenspraak met het verhaal van de overledene, zodat het ook persoonlijk wordt, vlees en bloed wordt, zodat hopelijk ook duidelijk wordt dat het geloof mensen werkelijk steun biedt, in leven én sterven. Dan bid en hoop ik altijd dat er iets van het vuur van dat Evangelie mag overspringen, dat er wat blijft smeulen, om misschien wel te ontbranden. Dat gun ik hen. Dat gun ik iedereen, want nogmaals: het is de meest bevrijdende boodschap die er is en ik gun het vooral de Here Jezus zelf dat mensen Hem op het spoor komen en niet meer los van Hem raken, want precies daarvoor is Hij gekomen. Dat is zijn grootste verlangen.

Zo zijn er daar in Athene ook die wel tot geloof komen. Nee, het zijn er niet veel. Eigenlijk heel weinig. Blijkbaar is een verkondiging, hoe deze ook het aanknopingspunt én de confrontatie zoekt, niet bij voorbaat succesvol, of beter gezegd: roept niet zomaar massaal geloof op. Er kunnen ook blokkades zijn. Rationeel gezien bijvoorbeeld. Die Atheners, met al hun wijsheid, merken dat die boodschap over die ene God, en Zijn Zoon, en bekering en oordeel, en opstanding, niet zomaar klein te krijgen is.
Zo zijn er vandaag de dag ook velen, die na alle wetenschappelijke inzichten, van de geologie, de geschiedwetenschap, de biologie en psychologie, de vergelijkende godsdienstwetenschap, het een onoverkomelijke hobbel is geworden, om zich over te geven aan de inhoud van het geloof.
Maar een hobbel om het met God te wagen, kan ook juist een brok teleurstelling zijn. Teleurstelling in de kerk, in de mensen van de kerk, in het leven, in Gods leiding daarin. Dus: geloof is nooit iets vanzelfsprekends, er kunnen blokkades zijn, drempels. Het is een wonder als iemand gewonnen wordt voor het Evangelie. Ook in Athene. En het bijzondere is dat er een paar kort genoemd worden. Zoals Dyonisius, de Areopagiet. Niet de eerste de beste. Een man uit het bestuurscollege van de Areopagus, een voorbeeldfiguur. Als hij gelooft, zal dat zeker invloed hebben op anderen. Het verhaal vertelt dat hij later voorganger is geworden van de gemeente in Athene.

Natuurlijk, het geloof is voor de gewone man, maar ook voor de geletterde man (en vrouw). Dominee Wim Dekker schreef recent een prachtig boek n.a.v. Handelingen 17: Verbonden en vervreemd, over de God van Paulus op de Areopagus. In het slothoofdstuk komt hij ook op Stephen Sanders, die hij een ‘hedendaagse Dionysius de Areopagiet’ noemt. Stephen Sanders is een schrijver en radio- en tv-presentator, die in het voorjaar van 2016 aankondigde te gaan ‘proefgeloven’. Dat was niet uit de lucht komen vallen. Aanvankelijk was hij een verklaard ongelovige: ‘Ik geloof niet, nee, ik geloof in niets.’ Maar na z’n 45e was dat veranderd: ‘Ik geloof dat ik wil geloven – en dat het me soms lukt, op de momenten dat ik dat het minst verwacht.’ Hij begon te kijken naar kerkdiensten en missen op televisie en merkte dat hij geen genoeg kreeg van de symboliek, de rituelen, het samen zingen, samen bidden. En toen besloot hij een stap verder te gaan en zelf kerkdiensten te gaan bezoeken en zich er aan te committeren. Hij noemde dat dus ‘proefgeloven.’ Hij schreef er ook regelmatig over in het dagblad Trouw: ‘Ik vind mijzelf dus terug in de kerk, op Palmzondag (…), ik ben vanzelfsprekend op mijn fiets gesprongen, als had ik een afspraak met de tandarts… Geloven moet je gewoon doen.’ Ja, geloven is een kwestie van gehoorzaamheid, je openstellen voor de mogelijkheid dat er een andere werkelijkheid is die je overstijgt, waaraan je je kan overgeven. Daarbij blijkt de opstanding van Jezus ook voor hem cruciaal te zijn. Sanders zegt daarover: ‘Ja, het is niet te volgen. Onbegrijpelijk. Ga er maar aan staan. En ik ga er aan staan (…) Uit de doden opstaan. Dat is waar alle mensen altijd naar verlangen. Waarom moeten wij dood? Kleine kinderen zijn ook altijd gechoqueerd, als ze op 5-,6- jarige leeftijd begrijpen dat je ook doodgaat. Het is een schandaal. Het ís ook een schandaal. En er is dus iemand geweest, wil het verhaal, en dat geloof ik, die én mens was, én is gestorven en is opgestaan uit de dood. De dood is overwonnen. Nou ja, hoe zout kun je het krijgen. Ik begrijp het niet.’
Merkt u hoe anders dit is dan de conclusie van Louis van Gaal?! Bij hem was het verschrikkelijke ziek- en sterfbed van zijn vrouw de reden om God af te zweren. Stephen Sanders, die net zo worstelt met het lijden en de dood, geeft zich juist over aan God, aan Christus, omdat Pasen, zoals hij zegt, een heel ander perspectief op het leven geeft, op alle getob met de vergankelijkheid en de weemoed rond vroeggestorven mensen en al de weemoed die hangt rond het andere kwaad dat de wereld teistert. Ach, hoe graag zou ik Van Gaal en Sanders hier niet over met elkaar in gesprek zien. Hoe graag zou ik juist Stephen Sanders, deze moderne Dionysius de Areopagiet, volgend jaar als gast bij Zomergasten zien: als hij via allerlei fragmenten ook juist hier over zou vertellen: aanstekelijk, en prikkelend.

Tegelijk is dat geloof ook voor de gewone man, en vrouw. Voor ons en de mensen die God op onze weg brengt. Ja, de tijd van onwetendheid en vrijblijvendheid is ook voor ons voorbij. De Here God heeft ons allemaal die boodschap aan het hart gelegd, om die voor te leven, vorm te geven, te verwoorden. Hij zegene ons daarin. Amen

zingen           Gezang 217:1,3,4

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

slotlied          Gezang 460:1,2

zegen