Canticles   Stanford in B-flat 

Preces and Responses  Budding (‘Evensong Gouda’)

Stilte – Orgelspel

Voorganger en ambtsdragers komen binnen

Welkom        door ouderling van dienst

Hymn 243 NLB   O Heer mijn God, ook deze nacht  

The preces O Lord, open thou our lips

Psalm 138

Eerste lezing     Maleachi 3:19-24

Magnificat 

Tweede lezing            Matteüs 11:2-19

Nunc Dimittis

Verkondiging n.a.v. Glas 18 ‘De vraag vanwege Johannes de Doper aan Jezus’

Gemeente van Jezus Christus,

Afgelopen week bezocht ik een oudere dame. Haar zeer ruime boekenkast vertelde over haar brede belangstelling, over haar liefde voor mooie verhalen en verrassende inzichten. Haar eigen levensverhaal kende wel een diepe wond. Een dochtertje van zeven was ooit overleden. Leukemie. Maar hoe lang geleden ook, ze vertelde erover alsof het gisteren gebeurd was. ‘Het gaat ook nooit over’, zei ze. Het had bij haar een geloofscrisis veroorzaakt. ‘Ik heb zo voor haar gebeden. Gebeden om een wonder. Om genezing. Maar het gebeurde niet… Waar was God?’

Dit gesprek vond plaats in de dagen dat ik bezig was met deze preek. Over Johannes de Doper en zijn geloofscrisis, zijn twijfel. Op het glas is dit aangrijpend weergegeven.

Johannes zit in een kerker. Je ziet nog net z’n hoofd. Z’n twee handen omklemmen een tralie. Z’n gelaat is donker, gegroefd. Aan de andere kant van de tralies, op straat, staan twee discipelen van hem. Ze buigen zich naar hem toe. Een ontroerend tafereel: hoe die twee discipelen hun leermeester opzoeken, er voor hem zijn.
Hoe klein, hoe nietig is hier Johannes de Doper afgebeeld.


Wat een verschil met glas 15, – het hoofdglas hier in de kerk, over de doop van Jezus – waarbij Johannes levensgroot is afgebeeld, bijna nog groter dan Jezus zelf. Niet vreemd natuurlijk in een kerk, die naar hem vernoemd is: Sint Jan de Doper.
Maar hier in Glas 18 is hij zo klein. Hij weet het niet meer. Hij heeft vernomen hoe Jezus in Galilea rondtrekt, wat Hij daar doet en verkondigt. Maar zelf zit hij in de gevangenis. Johannes kan het niet rijmen. Hij had zulke hele andere verwachtingen van de Messias, van dé Koning. Die zou toch zo’n koning Herodes van z’n troon stoten? Die zou toch z’n volk bevrijden, inclusief hemzelf: de heraut, de wegbereider?! Die zou de grote dag van God, waarover de profeten spreken, – we hoorden het vanmiddag bij Maleachi – die grote dag met verterend vuur laten beginnen?! Maar niets van dat alles. En steeds meer begint het te knagen bij Johannes, vreet zich de twijfel z’n ziel binnen: Is Jezus wel de Messias? Of moeten we een ander verwachten? En met die vraag stuurt Johannes z’n discipelen naar Jezus.

Twijfel… Ja gemeente, geloof kan aangevochten worden. Sterker nog, Calvijn zei het al: twijfel is de tweelingbroer van geloof. Wandelen in het licht betekent onontkoombaar dat er ook een nachtzijde is. Zoals die vrouw ervoer toen haar zevenjarig dochtertje ongeneeslijk ziek werd en overleed, ondanks al haar smeekgebeden. Wie kent die nachtzijde niet, die tweelingbroer van het geloof: de twijfel?
Het troostte die vrouw toen ik vertelde dat ook in de Bijbel twijfelaars te vinden zijn. Ze zijn daar niet geskipt. Neem zo’n Johannes, zo’n figuur waar we tegenop kunnen kijken. Maar hij is hier klein. Geknakt. Hij weet het niet meer. Toch blijft hij zich niet rondwentelen in die twijfels. Nee, hij deelt het met z’n discipelen. Hij wil het delen met Jezus, want hij stuurt z’n discipelen naar Hem. Met z’n diepste twijfel.

Die vinden we als vraag terug in het hoofddeel van het glas, in de zogenaamde banderol, het tekstrolletje.


Daarop staat in het Latijn: ‘Tu ne es qui venturus es?’, oftewel: ‘Bent U degene die komen zou?’
Lukas vertelt, dat als die discipelen van Johannes bij Jezus komen, dat Hij dan juist bezig is om zieken te genezen. Zo heeft Dirck Crabeth het op het glas ook weergegeven.


Links in de bekende paarse mantel – zo wordt Hij bijna altijd weergegeven in de glazen hier – zien we Jezus. Opvallend zijn z’n grote handen. Alsof Crabeth hiermee wil zeggen: Hij moet veel werk verrichten, veel goed werk, en tegelijk zijn z’n handen ook groot genoeg om allen die bij Hem komen te aanvaarden en genadig te zijn. U en ik, ook wij passen erin…
Rechts voor Hem staan de twee discipelen van Johannes. Zij hebben de vraag gesteld, die hun meester hun had meegegeven. En daarachter komen de mensen die genezing zoeken. Een kreupele, herkenbaar aan de krukken. Daarnaast een blinde, met gesloten ogen en een blindenstok in de hand. En linksboven hem een bezetene, die door Jezus bevrijd is.


Het wegvliegend draakje, beter: duiveltje linksboven, vertelt het in beeldtaal.

Jezus kijkt die discipelen van Johannes indringend aan. In het Evangelie lezen we wat Hij antwoordt op die prangende vraag van Johannes, op z’n verscheurende twijfel. Niet veroordelend. Nee, Hij zegt: ‘Zeg maar tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt.’ Jezus’ antwoord is een aaneenrijging van citaten uit de profeten, de profeet Jesaja om precies te zijn. Het zijn zes citaten, allemaal werken van barmhartigheid die bij de Messias horen, bij de Messiaanse tijd. Jezus noemt de zevende nu juist niet, die we ook vinden bij Jesaja, namelijk dat gevangenen bevrijd worden. Kijk, naar de vervulling van deze profetie hunkerde Johannes natuurlijk in het bijzonder. Maar in plaats daarvan krijgt Johannes iets anders te horen, een zaligspreking (vers 6): ‘Zalig, gelukkig is degene, die aan Mij geen aanstoot neemt.’ Dit spitst het allemaal toe. Dit is als een spiegel voor Johannes, en voor ons allemaal trouwens: Wie is Jezus voor mij? Stoot ik mij aan Hem of aanvaard ik Hem? Ook als zoveel anders gaat dan ik zou willen, dan ik verwacht had.

Jezus stuurt de discipelen van Johannes dus terug met wat ze gezien en gehoord hebben. Jezus laat Johannes niet vallen.


Toen ik bij de voorbereiding opnieuw naar dat bovenste deel van het glas keek  – dat trouwens een lust voor het oog is: wat is die stad schitterend geschilderd, zo gedetailleerd, zo fijnzinnig – maar door de straten van die stad lopen die discipelen en we zien hen uiteindelijk rechts bij de kerker staan. Toen ik daar dus opnieuw naar keek, dacht ik: dit kan zowel betrekking hebben op de eerste ontmoeting van de discipelen met Johannes als ze hem opzoeken, maar ook op de nieuwe ontmoeting ná het gesprek met Jezus, als ze aan Johannes Jezus’ boodschap overbrengen. Johannes stuurt niet alleen z’n leerlingen naar Jezus, leidt hen ten diepste zelfs naar Jezus, zelfs in zijn twijfel wijst hij, verwijst hij naar Jezus. Maar omgekeerd stuurt Jezus die discipelen ook weer terug naar Johannes om z’n beeld en verwachting van Jezus te veranderen, om geen aanstoot aan Hem te nemen, maar het met Hem te wagen.

Geen aanstoot nemen… Zoals dat dochtertje van die vrouw uit het begin van de preek. Ze zei: ‘Dat dochtertje liet ons versteld staan. Een paar weken voor haar dood zei ze tegen ons: ‘Ik heb twee vaders… Papa hier en mijn Vader in de hemel. En naar Hem ga ik toe.’ Dit geloof hielp haar moeder verder. Tot op de dag van vandaag.
Geen aanstoot nemen… Het tegenovergestelde van aanstoot nemen zien we ook op het glas, niet alleen bij die zieken en gehandicapten die bij Jezus komen, maar met name ook bij die man die achter Jezus staat.


Hij legt z’n hoofd op Jezus’ schouder. Het is een ontroerend beeld, aanhankelijk, liefdevol en teder. Is dit die andere Johannes, de discipel die Jezus liefhad, of is het iemand anders? Zou ik het kunnen zijn? U? Jij?

Omdat je niet zonder je Heer kunt… Die Heer met z’n paarse mantel, de kleur van het lijden. De Heer, die zich het lijden heeft aangetrokken. Er dwars doorheen is gegaan. Ook door de vragen, de aanvechtingen en de twijfels heen. Tot aan het kruis, waar Hij riep: ‘Mijn God, mijn God, waarom heeft U mij verlaten?’ Daarom leg ik, bij wijze van spreken, mijn hoofd tegen zijn schouder, leg ik mijn handen in de zijne, die immers groot genoeg zijn, leg ik mijn hele lot in zijn handen, inclusief de twijfels, de vragen, de wonden, mijn beperkingen, mijn tekort. Juist daarvoor is Hij gekomen en daarmee weet ik me dichtbij Hem. Of zoals Jaap Zijlstra ergens dicht:

GEBED OM LICHT

U komt mij, lieve God,
zo nederig nabij,
in dagen van gemis
en moeite vindt U mij.

U daalt het duister in,
U deelt mijn angst en pijn,
zo dodelijk bedroefd
als maar een mens kan zijn,

een man van smarten
die ter aarde valt en schreit,
een lotgenoot, een vriend –
o Heer die bij mij zijt,

ik bid U, laat het licht
dat doorbrak in uw smart,
de zon die Pasen heet,
ook dagen in mijn hart.

Amen

Credo      met de woorden van de Apostolische Geloofsbelijdenis, uitgesproken in de richting van het oosten

Responses  Dienst der Gebeden

Gezongen Onze Vader

Avondgebed   met woorden van het slotcouplet van de Avondzang

Anthem         This is the record of John van Orlando Gibbons (n.a.v. Johannes 1:19-23)

Hymn      Nieuwe Liedboek 446 Zijt Gij waarop de wereld wacht

Final Responses

Zegen

Organ Voluntary Toccata ‘Songs of Praise’ – Robert Prizeman

Met dank aan Stichting Goudse Sint-Jan voor het beschikbaar stellen van de afbeeldingen van Glas 18.