orgelspel

welkom en mededelingen 

stil gebed 

votum en groet

openingstekst       ‘Juich, Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin.’ (Zacharia 9:9)

lied     Psalm 118:7,8

lezing gebod         vanuit 1 Petrus 2:11-17; 21-25

gebed om verlichting met de Heilige Geest 

lied Hosanna, wij maken een rij

kindermoment 

Vandaag is het Palmzondag. Nou, je zag net in dat filmpje wel waar die naam vandaan komt hè… Waarom heet het vandaag Palmzondag? Inderdaad, omdat de mensen met palmtakken zwaaiden toen Jezus hun stad, Jeruzalem, binnenkwam op dat ezeltje.
Stel je voor Jezus zou bij jou door de straat komen. Wat zou jij dan doen?
Als Hij bij mij door de straat zou komen dan zou ik Hem ook welkom heten. Dan zou ik voor Hem juichen en zingen. Ik zou ook best takken van de bomen willen halen. Deze bijvoorbeeld.


Want die groeit bij ons in de tuin. En hij bloeit ook precies. Altijd maar een paar dagen in het jaar, in het voorjaar, maar dan is hij wel schitterend. Weten jullie van welk merk eh soort boom deze takken, deze bloemen zijn? De magnolia. We hebben daar een boom van, en ook nog twee kleinere boompjes. In de boom zijn de bloemen roze. In de kleinere boompjes wit.
En weet je wat ik toen las? Over wat die magnolia betekent? Met een moeilijk woord waar de magnolia symbool van is. Van ‘reinheid en trouw’. Reinheid betekent mooi, goed, zonder kwaad. Nou, past dat bij Jezus of niet?! Hij deed alleen maar goed. Hij is volmaakt goed. En Hij wil dat wij rein worden, dat onze verkeerde dingen vergeven worden. Daarvoor is Hij gekomen. En trouw is Hij zeker. Hij bleef trouw aan zijn discipelen, ook toen ze Hem één voor één in de steek lieten. Na zijn opstanding zocht Hij ze weer op. En zo is Hij nu ook. Hij laat ons niet in de steek. Hij blijft trouw. En daarom zwaai ik voor Hem met deze magnolia, teken van reinheid en trouw.
Een fijne kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing           Filippenzen 2:1-11

tekstlezing    ‘Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had.’ (Filippenzen 2:5)

verkondiging     Thema: Omdenken
Gemeente van Jezus Christus,

De bekende kardinaal Alfrink vertelde eens hoe hij aanwezig was bij de verkiezing van een nieuwe paus. Dat was Johannes I geworden. Nu is het de gewoonte dat alle kardinalen die aan die verkiezing hebben deelgenomen vervolgens direct knielen voor de kersvers gekozen paus, die plaatsgenomen heeft op zijn zetel.
Kardinaal Alfrink was echter op leeftijd en kon nauwelijks knielen. Paus Johannes I merkte dat en kwam direct van zijn zetel af.
Laat nu ‘humilitas’ de wapenspreuk zijn van deze paus. ‘Humilitas’ is Latijn voor ‘nederigheid.’ Johannes I bracht die hiermee ook in praktijk! Want niet voor niets zit in het woord ‘nederigheid’ het woord ‘neder’, oftewel ‘neer, naar beneden’. Je bent nederig als je naar beneden komt, van je zetel afkomt. Maar als je jezelf wilt handhaven en geen stap naar een ander doet, dan heb je van nederigheid niets begrepen…

‘Humilitas – nederigheid’, in feite zou iedere gelovige dat als wapenspreuk moeten dragen én in praktijk brengen. In ons tekstgedeelte schrijft Paulus immers – en ik citeer nu uit de Herziene Statenvertaling: ‘Laat in nederigheid de één de ander voortreffelijker achten dan zichzelf.’ Paulus laat echter de oproep tot nederigheid niet alleen hóren, hij laat de nederigheid ook zien. Niemand heeft de nederigheid namelijk meer body gegeven dan Jezus. Paulus laat dat zien aan de hand van een lied dat hij aanhaalt in vers 6-11. Dat lied wordt wel de ‘Christushymne’ genoemd. Het is een al bestaand lied, dat waarschijnlijk in de Joodse christengemeente ontstaan is. Het heeft namelijk stilistisch veel weg van een Psalm, maar dan één die helemaal over Jezus gaat en zijn weg. Dat is een weg naar beneden, en dan echt naar de bodem zeg maar, en van daaruit weer omhoog.

Dat het een weg naar beneden was, blijkt al uit het begin in vers 6, waar staat dat Jezus zijn gelijkheid aan God niet vasthield. In oudere vertalingen staat dat Hij het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht. Als Zoon van God, dus als God zelf, heeft Hij die heerlijkheid niet krampachtig vastgehouden. Zoals een roofdier z’n prooi vasthoudt in zijn klauwen: van mij! Nee, Jezus heeft dat losgelaten. Hij deed er afstand van. Hij werd mens. Een mens zoals wij. Hij nam zelfs de gestalte aan van een slaaf. Nederiger en kleiner als mens kan niet. Neem die keer dat Hij de voeten van zijn discipelen waste. Slavenwerk in die tijd, waar zij hun neus voor ophaalden. Maar hun Heer deed een slavenschort om, knielde voor zijn leerlingen en waste hun vieze, stoffige, bezwete voeten. Hoe nederig wil je het hebben?! Maar nog dieper ging Hij, toen Hij uiteindelijk aan het kruis geslagen werd. De kruisiging, voor Joden de meest vervloekte doodstraf die er is, en voor heidenen de straf die een weggelopen slaaf toen ontving.

Deze weg neerwaarts is Jezus niet overkomen, als een lot. Nee, in de hymne worden allemaal actieve werkwoorden gebruikt: ‘Hij deed afstand van zijn goddelijke gestalte. Hij nam de gestalte aan van een slaaf. Hij vernederde zichzelf. Hij was gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.’ Met andere woorden: Jezus koos hier vrijwillig voor. Hij koos bewust voor deze weg naar beneden. Zo nederig was Hij.
En daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de allerhoogste naam geschonken. In één zin horen we hier het gebeuren van de opstanding, de hemelvaart en het zitten aan Gods rechterhand in terug. En uiteindelijk zal iedereen, bij zijn wederkomst, Hem belijden als Heer. En dat is die allerhoogste naam. ‘Heer, kurios’. De naam die alleen God geven kan. De naam waarin zijn Godheid, zijn Heerschappij bezongen en beleden wordt. Juist omdat Hij zo diep is gegaan, zich zo vernederd heeft, voor ons.

Dat is Jezus’ gezindheid, waar onze tekst over spreekt: de weg naar beneden, zijn nederigheid. En onze tekst roept op om die gezindheid onder ons te laten heersen.
Nu is ‘gezindheid’ niet zo’n gangbaar woord misschien. In het Grieks wordt er een woord gebruikt dat ‘bedenken’ betekent. ‘Bedenk dat wat Christus Jezus ook bedacht.’ Denk daar dus aan. Telkens weer. Focus je daar op, zouden we misschien nu zeggen. Ja, het is ook meer dan alleen een verstandskwestie. Dat blijkt wel in de verschillende vertalingen. De aloude Statenvertaling heeft het over ‘het gevoelen, hetwelk ook in Christus Jezus was.’ De Groot Nieuws Bijbel heeft het over ‘de instelling’ en The New American Standard Bible over ‘this attitude.’ Het heeft dus met verstand, met gevoel en met de wil te maken. Met richting en houding. Jos Douma noemt het de mentaliteit van Jezus Christus. Het gaat erom dat we die ons eigen maken. Niet voor niets staat er letterlijk: ‘Laat die gezindheid ín u zijn, die Christus Jezus had.’

Paulus doet deze klemmende oproep aan de gemeente in Filippi. Zijn brief aan hen is een dankbare brief. Paulus is blij om hun geloof, hun volharding, hun band met Christus. Maar tegelijk schort er ook nog wel het nodige aan. Er is in de gemeente onenigheid ontstaan. Verderop in de brief heeft hij het over Euodia en Syntyche, die met elkaar overhoop liggen. Maar het gaat verder dan alleen deze twee personen. Is er rivaliteit ontstaan tussen de verschillende huiskerken? Dreigt er verwijdering? Hoe dan ook, Paulus heeft het in vers 3 over geldingsdrang en eigenwaan, die daar opgeld doen. Het virus van zelfzucht en hoogmoed waart rond in de gemeente.

‘Is dat eerlijk gezegd niet een beetje ordinaire achtergrond voor dat prachtige lied, die Christushymne?! De meeste preken uit Filippenzen 2 gaan ook daarover. Ook ik preekte een aantal jaar geleden over dat lied, met kerst. Begrijpelijk toch? Het is een magnifiek lied, met zulke diepe tonen en een grootse finale, met elke tong die Jezus zal belijden als Heer. Dan is die achtergrond van die verdeeldheid in de gemeente wel een beetje kleinburgerlijk toch? En ach, van wat onenigheid en gedoe kun je ook weer sterker worden toch? Ging het nou over verschrikkelijk onrecht, over grof machtsmisbruik, over welk groot kwaad dan ook. Maar dit…’

Tja, voor je het weet, denken we in dat geval: nou, dan gaat het niet over ons. Want zulk verschrikkelijk kwaad doen wij niet. Zulk groot onrecht kleeft ons niet aan. Maar hoogmoed… Denken dat jij toch een stuk beter afsteekt bij die ander, dat er genoeg veel mindere mensen zijn dan jij. En zelfzucht… Vooral uit zijn op je eigen belang, op wat jij er aan hebt, en dat jij niets te kort komt. Ja, dat komt een stuk dichterbij. Toch?
En laten we niet vergeten dat veel kwaad hier z’n bron heeft: in hoogmoed en zelfzucht. Was niet juist hoogmoed de oerzonde? Dat Adam als God wilde zijn? En herhaalde zich dat ook weer niet bij de Torenbouw van Babel?! Hoogmoed is een hele hardnekkige oerzonde. En ook zelfzucht kleeft ons makkelijk aan: het egocentrisme. Het dikke ‘ik’ tiert ook welig vandaag de dag
Maar dat staat dus haaks op die gezindheid, die mentaliteit van Jezus. Want dat is niet de mentaliteit van ‘ikke, ikke, ikke’, maar de weg van het dienen: hoe kan ik een ander helpen, bijstaan, tot zijn of haar recht laten komen? Dat is ook niet de weg van hoger, beter, wat heb ik er aan? Maar juist die van: lager, nederiger en wat kan ik geven?

Nu was nederigheid in Paulus’ tijd niet populair in de heersende Grieks-Romeinse cultuur. Nederigheid was daar inderdaad voor slaven. Die waren niet vrij. Die moesten wel nederig zijn. Maar als vrije burger moest je je daar verre van houden, moest je zulke nederigheid juist overwinnen. De filosoof Nietzsche sloot daar veel later bij aan. Hij bracht nederigheid ook in verband met de moraal van slaven. Hij haalde daar z’n neus voor op. Hij schamperde over het christendom met z’n slavenmoraal. Hij pleitte voor de herenmoraal, dat je je als mens niet van je plaats laat dringen, maar de drang volgt om te zijn wie je voelt dat je moet zijn.
Nou, die insteek van de antieke cultuur en van Nietzsche is nog springlevend. Hoe vaak hoor je het niet: ‘Houdt het geloof met z’n nadruk op nederigheid mensen niet bewust klein? Staat dat echte ontplooiing niet in de weg? Word je zo als mens niet een soort nul, omdat je je zo moet wegcijferen, dat je niets meer voorstelt?

Nou, dat dus niet. Nederigheid betekent niet dat je je moet reduceren tot een nul, dat je je zo moet wegcijferen dat jijzelf er helemaal niet meer toe doet. Paulus gaat daar in ons tekstgedeelte eigenlijk heel nuchter en evenwichtig mee om, als hij in vers 4 zegt: ‘Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen.’ Hij zegt niet: ‘Heb niet uw eigen belang voor ogen’, maar ‘niet alleen’. Met andere woorden: het eigenbelang is niet alles, maar het mag er wel zijn. Je mag ook aan jezelf denken. Dat kan ook hard nodig zijn, om jezelf niet te vergeten, om jezelf niet uit te putten en te verwaarlozen. Iemand zei eens terecht: ‘voor zelfverloochening is het ook nodig dat we een zelf hebben.’ We mogen er zijn. Zo zijn we ook geschapen en bedoeld. Onszelf echt tekort doen, onszelf verwaarlozen, is dan ook een belediging aan onze hemelse Vader. Of zoals professor Van Ruler ooit zei: ‘Een pauw kan toch zijn veren niet inhouden…’
God schakelt ons niet uit, maar in. Met wie wij zelf zijn, in onze uniekheid. We hoeven ook echt geen kloon van een ander te worden. Eensgezindheid is ook niet dat we allemaal hetzelfde worden en hetzelfde denken. De gemeente is geen eenheidsworst. Nee, we zijn verschillend: in karakter, qua generatie, in geestelijke zin, in accenten die we daar leggen. Over een aantal zaken kunnen we ook heel verschillend denken in de kerk. Juist dan is het de uitdaging, de roeping zelfs, om niet alleen je eigen belang en je eigen voorkeuren voor ogen te houden, maar juist ook dat van de ander. Want die ander doet er ook toe, is je broeder of je zuster, lid van dat ene Lichaam van Christus. Bij verschillen en onenigheid is het juist nodig om van je zetel af te komen. Als er verwijdering is gekomen of een conflict is ontstaan. Om dan die stap naar die ander te zetten.
Ga je dan voor je eigen gelijk, voor alleen je eigen zin en inzicht? Ja, dan liggen die hoogmoed en die zelfzucht op de loer, hebben ons zo in de smiezen. Juist dan is die gezindheid van Jezus ook zo nodig en goed. Zijn mentaliteit gaat de andere kant op: de weg naar beneden, de weg naar de ander toe, de weg van het dienen. ‘Laat die gezindheid onder u heersen.’ Het staat in de tegenwoordige tijd. Telkens weer dient dat dus te gebeuren. Het is een herhalingsoefening. Om dit continue te bedenken. Je daarop te focussen. Dat betekent mijn eigen ego kruisigen, mijn eigen zelfzucht aan het kruis spijkeren. En zijn gezindheid, zijn mentaliteit in me toelaten, zijn genade me laten vernieuwen.

‘Laat die gezindheid in u zijn, die Christus Jezus had.’ Het is voor mij persoonlijk een hele bijzondere tekst, die ik al dertig jaar met me meedraag. Het is namelijk onze trouwtekst. En daarmee zijn we inderdaad nooit klaar. Telkens weer wijst die ons de weg, corrigeert die, spoort die aan, leidt die naar Jezus. Mirjam en ik zijn behoorlijk verschillend. Niet automatisch eensgezind dus. We zijn allebei ook best eigenzinnig en eigenwijs. Dan liggen verwijten en verwijdering op de loer. Maar goddank is daar Jezus Christus, en zijn genade, zijn gezindheid, zijn weg naar beneden. Bij Hem en door Hem mogen we elkaar altijd weer vinden. Maar ook naar anderen toe, naar onze kinderen, onze families, onze werkkringen, in de gemeente en daarbuiten.

Weet je, met die gezindheid van Jezus, met zijn mentaliteit, ben je een gezegend mens. Want die weg naar beneden, die nederigheid, dat dienen, het leidt uiteindelijk tot de verhoging. ‘Wie zich vernedert, zal verhoogd worden.’ Dat is een wet in Gods koninkrijk. Een vaste belofte: wie zich vernedert, zal verhoogd worden.
Ja, het is een manier van omdenken. Misschien ken je die rode posters wel van Omdenken: uitspraken die je aan het denken zetten, die de boel op z’n kop zetten, waarbij in een lastige situatie een nieuwe en verrassende uitweg wordt geboden. Nou, hier in Filippenzen 2 wordt er zeker omgedacht: God zelf, de Allerhoogste, vernedert zich.
Je hebt een gedichtje van J.B. Charles, een lightverse zoals dat heet, en dat gaat als volgt:

Hij alleen zou met een grote sigaar
in de mond op straat mogen lopen,
met de duimen in zijn vest,
want hij is God.
Maar hij doet het niet,
want hij is God.

Nee, God is anders. Hij laat zich er met eerbied gezegd niet op voorstaan. Hij is in Jezus juist de weg naar beneden gegaan, de weg van de vernedering. Over omdenken gesproken… Dat zal ons toch moeten veranderen?
Zoals Augustinus zei: ‘Hoe is het mogelijk dat, terwijl God al nederig is, de mens nog hoogmoedig blijft?’ Onbegrijpelijk eigenlijk!
Nee, laat daarom die gezindheid bij je zijn, die Christus Jezus had. Of zoals een lied zingt (in feite ook een vorm van omdenken):

Wij willen worden als Hij.
Elkanders lasten dragen wij.
Wie is er nederig en klein?
Die zal bij ons de grootste zijn.   

Amen

meditatief orgelspel en collectemoment 

lied     Evangelische Liedbundel 118:1,3,4 Hij kwam bij ons heel gewoon, Evangelische Liedbundel

dankgebed en voorbede

lied      Zie, hoe Jezus daar loopt in Jeruzalem

zegen           

orgelspel