welkom en mededelingen 

stil gebed 

votum en groet 

openingstekst  ‘We dragen in ons bestaan altijd het sterven van Jezus met ons mee, opdat ook het leven van Jezus in ons bestaan zichtbaar wordt.’ (2 Korintiërs 4:10)

lied     Gezang 173:3,4

lezing gebod          Kolossenzen 3:12-17

gebed om verlichting met de Heilige Geest

kindermoment

Vandaag is de lente begonnen. Nou ja, dat had je sowieso misschien wel door. Waar merk je dat aan, dat de lente begonnen is?
Niet alleen de natuur wordt weer nieuw. Mensen gaan ook nieuwe kleren kopen. Ik deed dat al een tijdje geleden. Ik zag op internet deze bloes.

En ik was er gelijk gek op. Moet je kijken, je ziet er allemaal leeuwen op staan. En weet je, waar die leeuw me aan doet denken? Aan Aslan, uit Narnia. Die prachtige boeken van C.S. Lewis. Een paar zijn er ook verfilmd. En op wie lijkt die leeuw Aslan? Op Jezus! Nou, je begrijpt dat ik alleen al daarom die bloes wilde hebben. Hoe vinden jullie hem?Maar weet je wat mijn vrouw toen zei: ‘Hoe zit het dan met die andere blouses van jou? Die ruitblouses bijvoorbeeld? Volgens mij trek je die eigenlijk niet meer aan. En terecht…’
Ze had gelijk. Maar ze waren eigenlijk nog best mooi. Kijk maar…
Toen dacht ik: deze week ging het bij die scheurkalender over het kleden van de naakten. Ik kan die blouses natuurlijk ook weggeven. Hier buiten bij de brug staat een kledingcontainer. Hier zie je ‘m. Die is bedoeld voor de Non-foodbank. Die zorgen ervoor dat mensen die zelf niet genoeg geld hebben om kleding te kopen, die kleding krijgen. Dus die blouses doe ik in een tas en die gaan de kledingcontainer in.


Dat kan jij natuurlijk ook doen. Als je bepaalde kleding niet meer draagt, omdat die te klein is, of omdat je intussen weer nieuwe kleren hebt, om die kleding te verzamelen en ook weg te geven voor die kledingcontainer. Of voor vluchtelingen. Of voor wie maar weinig kleding heeft en daar heel blij mee is.
Weet je wat Jezus zei: ‘Als je zoiets doet, dan doe je het eigenlijk voor Mij.’ Hoe mooi is dat!
Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing                        2 Korinthe 4:16-5:10

tekstlezing   ‘We zijn er echter zeker van dat we ook ontkleed niet naakt zullen zijn. Zolang we in onze aardse tent verblijven zuchten we onder een zware last, omdat we niet willen dat deze kleding wordt uitgetrokken; we willen dat er nieuwe over wordt aangetrokken, zodat het sterfelijke door het leven wordt verslonden.’ (2 Korinthe 5:3,4

verkondiging          Thema: Niet naakt

Gemeente van Jezus Christus,

Afgelopen week las ik een prachtig interview met oud-diplomaat Edy Korthals Altes. Hij is intussen 97 jaar, maar nog immer gezegend met een helder verstand. Helaas zijn zijn ogen zo achteruitgegaan dat hij nog maar weinig ziet. Hij zegt daarover: ‘Op een gegeven moment kon ik zelfs mijn boekenkast niet meer zien, en ik ben verknocht aan mijn boeken. Dus dat vond ik verschrikkelijk. Maar vele malen erger is dat je aan tafel zit tegenover de vrouw die je liefhebt en dat je haar gezicht niet meer kan zien. Maar ik ben en blijf een dankbaar mens, want ik heb tot mijn zesentachtigste nog kunnen zien en kunnen autorijden. Ook is er veel liefde om mij heen, van kinderen en kleinkinderen en tal van anderen. Vooral dat is heel belangrijk. Dat brengt me tot het kernpunt waar het in het leven in wezen om gaat: de relatie met de oergrond van ons bestaan en die met de medemens. Dat is duizenden ­keren belangrijker dan het aantal nullen dat je achter je naam hebt staan.’
Nu klinkt dat ‘oergrond van ons bestaan’ misschien nog een beetje vaag, maar in hetzelfde interview blijkt dit voor Kortes Altes alles te maken te hebben met zijn Heer, Jezus Christus. Hij vertelt daarover: ‘Nog nooit in mijn leven had ik zo’n intense ervaring gehad, toen ik droomde over een grote kerk op een heuvel, met veel mensen. Eerst wilde ik daar niet in. Een oude vrouw pakte me bij de hand en leidde me naar binnen, naar een plaats links voor het altaar. Boven het altaar hing een groot kruis. Ik zag dat er zaagsel uit het houten kruis viel. Het volgende ogenblik was er het gelaat van Christus, die me aankeek. Ik ervoer intense compassie en in de levende ogen zag ik één vraag: ‘En jij? Wat heb jij gedaan, met jouw ­mogelijkheden?’ Een droom is meestal chaotischer en vervaagt snel, maar deze ­indringende ervaring heeft mijn ­leven voorgoed veranderd.’

Vanmorgen hebben we gelezen uit de Bijbel, uit een brief van iemand die ook zo’n alles veranderende ontmoeting met Christus heeft gehad: Paulus. Hoe dat zijn leven én z’n verwachting heeft veranderd, doet hij uit de doeken in ons tekstgedeelte. Uiterst eerlijk en kwetsbaar. Neem waar het mee begint in vers 16: ‘ons uiterlijke bestaan gaat verloren.’ Hoe eerlijk wil je het hebben?! Hoe we ook ons best doen, de strijd tegen de veroudering en de aftakeling winnen we niet. Dat proces begint al heel vroeg. Vanaf ons 18e gaan onze ogen al achteruit. En uiteindelijk volgt alles, van geest en lichaam. In het begin merk je dat nog niet zo. Dan voel je je nog in de kracht van je leven. Hoewel, ook jonge mensen kunnen blessures krijgen, kwetsuren oplopen, ziek worden, psychisch in de knoop raken. En naarmate de jaren verstrijken, wordt het steeds merkbaarder en voelbaarder: ons uiterlijke bestaan gaat verloren. Misschien weet u er alles van en ervaart u het aan den lijve. Of ziet u het bij uw partner. En jij bij je ouders, bij je opa of oma. Hoe zoveel niet meer gaat. Wat er allemaal niet ingeleverd wordt. Hoe de wereld steeds kleiner wordt.
Ik was afgelopen week bij een ouder gemeentelid. Haar ogen waren nog goed. Op tafel lag een open boek, waarin ze aan het lezen was. ‘Ik ben zo blij dat ik dat nog kan, het is voor mij grote afleiding’, zei ze. ‘En verder?’, vroeg ik. Ze slaakte een diepe zucht: ‘De rest is eigenlijk helemaal versleten.’ Ze was even stil, maar toen keek ze me indringend aan: ‘En toch, toch geef ik de moed niet op. Want hoop verloren, al verloren.’

Het raakte mij, want ik hoorde daar diezelfde dankbaarheid én hoop in als bij die Edy Korthals Altes, én niet te vergeten in ons tekstgedeelte. Daar zet Paulus tegenover dat uiterlijke bestaan dat verloren gaat het innerlijke bestaan dat van dag tot dag vernieuwd wordt. En tegenover dat tijdelijke onvolmaakte bestaan hier het eeuwige bestaan bij God in zijn volmaakte heerlijkheid, dat alles omvat en alles overtreft.
Vervolgens gebruikt Paulus daar twee beelden voor. Het eerste is dat van de tent versus het huis. Het bestaan hier is als een tent. Die wordt uiteindelijk afgebroken. Maar als het doek van ons leven is neergegaan, dan is het niet voorbij. Nee, dan maakt dat plaats voor een eeuwig huis van God, niet met handen gemaakt. Dus sterven is verhuizen, van een tent die staat te klapperen in de wind, naar een eeuwig huis, dat alles overtreft.
Het tweede beeld is dat van de kleding. In vers 2 lopen die beelden in elkaar over: ‘Wij zuchten in onze aardse tent (oftewel ons lichaam nu) en zouden willen dat onze hemelse woning (oftewel onze eeuwige toekomst) er nu al over wordt aangetrokken.’ De hemelse toekomst dus als prachtige kleding die je uiteindelijk mag aantrekken. Wie ziet er niet uit naar die hemelse make-over?!
Of zoals Paulus het in het volgende vers zegt: ‘We zijn er echter zeker van dat we ook ontkleed niet naakt zullen zijn.’

Wat bedoelt Paulus hier met naakt? Kijk, in zijn tijd was er in het Griekse denken sprake van ‘de naakte ziel’. En dan bedoelde men dat heel positief, in tegenstelling tot het lichaam. Het lichaam zag men juist als gevangenis van de ziel. En die ziel, die naakte, ongerepte ziel moest bevrijd worden. Dat gebeurt als je sterft. Dan leeft de onsterfelijke ziel verder, eindelijk bevrijd uit dat vermaledijde lichaam, dat er immers niet beter op werd. Aldus het Griekse denken, dat je al tegenkomt bij Plato, maar ook in Paulus’ dagen nog springlevend was, en misschien wel nooit uitgeraakt is. Tot op de dag van vandaag.
Maar het christelijk geloof maakt die tegenstelling zó niet. De mens is een eenheid: lichaam en ziel horen bij elkaar. Zo zijn we geschapen. En Gods schepping is goed. Maar helaas kiezen wij zelf niet altijd voor het goede. Sterker nog, heel vaak juist niet. Waarom zou anders God zijn Zoon naar deze wereld hebben gezonden? Om dat te doen, wat ons niet meer lukte: Gods wil volmaakt te doen, dat wat immens scheef was gegroeid, recht te zetten. Maar hoe de mensen vervolgens met Jezus zijn omgegaan, laat zien hoe wij uit onszelf zijn: het goede van God, zijn zachtmoedige zelf in Jezus, willen we niet, dat werpen we de stad, de wereld uit, hoorden we vorige week zondagavond.
Dat niet-goede van ons, van God en Jezus vervreemd, dát noemt Paulus hier naakt. Beschaamd. Onbedekt. In je hemd. Nee, sterker nog: bloot aan de verlorenheid. Reddeloos.
Maar goddank is Jezus nu juist voor zulke verloren, naakte mensen in zichzelf, gekomen. Om hen te redden, te verzoenen, te bedekken. Juist door zelf naakt aan de kruispaal te gaan. Al onze schuld, onze schande, onze onbeschaamdheid te dragen. Tot in de dood. En zo met ons te ruilen. Plaatsbekleding. Treffend woord in dezen! Plaats-bekleding. Want daardoor bekleedt Hij ons met zichzelf. Ieder die in Hem gelooft, die zich aan Hem overgeeft, die mag die oude mens zoals we uit onszelf zijn, uitdoen én aandoen de nieuwe mens, in Christus een nieuwe schepping, met Hem bekleed. Als God de Vader dan naar je kijkt, ziet Hij zijn eigen Zoon. En iets mooiers kent Hij niet.

Met Christus bekleed. Een nieuwe schepping. Dat maakt alles anders. Ook wat je verwachten mag. Want dit lichaam mag dan aftakelen en teloorgaan, er wordt uiteindelijk, zoals onze tekst zegt, een nieuw lichaam over aangetrokken, ‘zodat het sterfelijke door het leven wordt verslonden.’ Wat een geweldige metamorfose: dat nieuwe lichaam als spiksplinternieuwe, onverslijtbare kleding: een outfit om ‘u’ tegen te zeggen. Hoe hoopvol, hoe moedgevend is dat, juist als je nu tobt met je gezondheid, als je lichaam niet meer doet wat je wilt, als het leven ‘zo zwaar’ is geworden, zoals deze week nog iemand tegen me zei. Er wacht je een geweldige metamorfose, een nieuw bestaan, dat altijd nieuw blijft, zonder enige sleet.
Hoe weet Paulus dat? Hoe is hij daar zo zeker van, zoals onze tekst begint? Nou, niet zoals de Grieken dachten: omdat onze eigen binnenkant zo top is, zo’n ijzersterke onsterfelijke ziel heeft. Nee, het komt van de andere kant. Van Gods kant (vers 5): ‘Hiervoor heeft God zelf ons gereedgemaakt door ons de Geest als onderpand te geven.’ De zekerheid zit dus niet in ons, maar in God, in zijn Heilige Geest, die Hij schenkt aan ieder die in Jezus gelooft. En die ontvangen Geest is het onderpand, oftewel de eerste aanbetaling, de vaste garantie dat de rest ook volgt: dat nieuwe lichaam.
En die Geest geeft je daar nu dus al een indruk van. Sterker nog: Paulus schrijft in vers 16 dat onze innerlijke mens door Hem van dag tot dag vernieuwd wordt. Dan mag je uiterlijke mens wel achteruitkachelen, je te maken krijgen met ziekte, pijn, beperking en welk leed ook. Maar in je draag je die schat, die Heilige Geest, de Geest van Christus, die je vernieuwt, die je verder leert kijken dan dit bestaan hier, die je ogen opent voor Gods werkelijkheid. Zoals dat gemeentelid, dat ondanks haar versleten lichaam hoop blijft houden en mij wees op de schoonheid van de lucht: ‘Dominee, als je toch eens weet hoeveel kleuren grijs er al niet zijn. Ik kan er echt van genieten. En dan te bedenken dat het allermooiste nog komt.’

‘Van dag tot dag wordt onze innerlijke mens vernieuwd’… Mag dat in het bijzonder ook onze ouderen bemoedigen. Ze worden in onze samenleving nogal eens naar de rand geduwd. Dan wordt er in verkleinwoorden over hen gesproken: ‘die ouwetjes’. Dan heet het ‘voltooid leven’, dat ze hebben. Het is eigenlijk klaar. Het hoeft niet meer. Maar dat alles komt vanuit ons tekstgedeelte in een heel ander perspectief: de innerlijke mens wordt van dag tot dag vernieuwd. Dat is toch echt iets heel anders dan voltooid leven. Nee, dan wordt het elke dag nieuw, omdat je opnieuw beginnen mag, dankzij Gods oneindige genade. Dan mag je je verwonderen over Gods grote trouw en zijn barmhartigheden, die elke morgen nieuw zijn. Dan mag je stellig verwachten dat het allermooiste echt nog komt. Dan ben je niet iemand die er niet meer toe doet, maar dan mag je getuigen, ook tegen de jongere generatie, dat je je niet nutteloos voelt, maar dat je een volwaardig mens bent, iemand die veel van God heeft gekregen en daarvan mag delen: met woorden, met aandacht, met meeleven, met gebed.

Maar ik zeg het ook tegen de jongeren. Toen ik deze preek maakte, zag ik een bericht in het nieuws voorbijkomen: een kwart van de Nederlandse jongeren is onzeker over het eigen lichaam. Bij meiden is dat zelfs een derde. Ze hebben hierover vaak last van negatieve gedachten. Misschien herken je dat wel. Weet je, door de Heilige Geest bén je een mooi mens, word je van binnenuit vernieuwd – en dat is pas echte schoonheid! – en mag je naar jezelf en naar anderen met Jezus’ ogen kijken, ogen vol liefde, ogen vol acceptatie. En het zal in Gods toekomst alleen nog maar mooier worden. Het allermooiste komt nog.

En hier en nu? Ook daarin wijst ons tekstgedeelte de weg (vers 9): ‘We stellen er een eer in om te doen wat God wil.’ En wat wil God? Dat we goed doen. Dat we zorgvuldig met ons eigen lichaam omgaan, en met dat van de ander. Dat we zorgen voor deze schepping, zuinig zijn op de wereld waarin we wonen, het milieu, het klimaat. En dat we omzien naar hen die het minder hebben. Die werken van barmhartigheid doen, die in deze Veertigdagentijd centraal staan: de gevangenen niet vergeten, gastvrij zijn voor vreemdelingen, hongerigen voeden én naakten kleden.
Ja, dat doet er toe. Dat is niet om het even. Nee, Paulus is er heel helder over – zoals de hele Schrift dat is – wat we hebben gedaan of juist hebben nagelaten zal door Christus beoordeeld worden, en beloond worden, of niet…
En wat lees ik daarover in het laatste bijbelboek, in Openbaring? Als het Bruiloftsfeest gevierd wordt, als Jezus Christus en zijn Bruid verenigd worden in de eeuwigheid. Oftewel allen daar zijn die hier niet zonder Hem gekund hebben, die Hem hebben lief gekregen. Over die bruid wordt gezegd dat ze gekleed is in zuiver, stralend linnen. ‘En’, staat er dan bij: ‘dit linnen staat voor al het goede dat gedaan is door de heiligen.’
Ja, lieve mensen, wie wil er zo niet stralend voor Christus zijn en eens ook zo voor Hem verschijnen? Niet in je hemd, laat staan naakt, maar bekleed met Hem, met zuiver stralend linnen van al het goede dat we hebben gedaan voor Hem en anderen? Dat laat je toch niet in Gods garderobe hangen?! Amen

meditatief orgelspel en collectemoment 

lied     Psalm 73:9,10

dankgebed en voorbede     

lied Evangelische Liedbundel 263;1,3,4

zegen