aanvangslied          Evangelische Liedbundel 297:1,3

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst        Onze ziel verwacht de HERE, Hij is onze hulp en ons schild. (Psalm 33:20)

zingen           Psalm 33:7,8

geloofsbelijdenis   met zondag 45 van de Heidelbergse Catechismus

zingen  Gezang 465:1

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing             2 Koningen 6:1-7

zingen           Gezang 350

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Een bijzonder verhaal, dat van die drijvende bijl. Een wonderlijk verhaal ook, letterlijk en figuurlijk… Maar wat moet je er eigenlijk mee, om maar eens een moderne vraag te stellen…
Nou, de theoloog Kuitert is daar in één van zijn boeken heel duidelijk over: ‘Zoals dat gaat bij beroemde profeten, speelt Elisa het klaar de bijl te laten drijven, zodat de bijl zomaar weer gepakt kan worden. Een verhaal ter meerdere glorie van de profeet Elisa, bijlen drijven immers niet.’
‘Een verhaal tot meerdere glorie van de profeet Elisa’, is dat het enige wat wij hier mee kunnen, dus in feite helemaal niets? Zou het daarom in de Bijbel staan? Dat kan toch niet waar wezen! Laten we het verhaal maar eerst eens op de voet volgen en op zoek gaan naar de kern, en van daaruit lijnen proberen door te trekken naar vandaag de dag.

Het begint allemaal met de vraag van ‘de zonen der profeten’, want dat staat er letterlijk in vers 1, hun vraag om een nieuwe verblijfplaats. Het gaat hier om zogenaamde profetenleerlingen. In die tijd hadden profeten vaak een aantal leerlingen om zich heen. Leerlingen die ‘opgeleid’ werden tot profeet. Intussen is die profetenschool van Elisa zo gegroeid, dat het leerhuis, om het maar zo te noemen, te klein geworden is. Ze puilen er uit. Er is ruimtegebrek.
Elisa heeft blijkbaar mondige leerlingen, want ze stellen zelf voor om een nieuwe ruimte te gaan bouwen, bij de rivier de Jordaan. De belangrijkste rivier van Israël. Een rivier met een geschiedenis…. Elisa gaat mee. ‘Project nieuw leerhuis’ kan van start.
Het wordt een gezellige boel daar bij de Jordaan, lijkt me. Tenminste, dat schept toch een band, om samen aan zo’n bouwproject te werken?  Ik kan me er wel iets bij voorstellen, daar op die bouwplaats bij de Jordaan: gezang, gelach, gezaag, geklop van hamers en….  gehak van bijlen. Want om te bouwen heb je hout nodig, en diverse bomen worden geveld. Opeens een schreeuw; en kort daarop een grote plons… Wat is er gebeurd? Bij één van de profetenleerlingen is het blad van de bijl er af geschoten, zo plons, het water in. Pech. De anderen leggen er het bijltje bij neer en kijken met elkaar naar Elisa, de man Gods. ‘God redt’ of ‘God is mijn hulp’, betekent die naam Elisa. Nou, die hulp hebben ze nu nodig.
‘Wacht even, moet je nou echt God met zoiets gewoons, zoiets alledaags als een bijl, lastig vallen? Je hebt inderdaad van die mensen die bij alles om Gods hulp vragen, bij wijze van spreken bij het kiezen van een auto, of het vinden van zoekgeraakte sleutels. Is dat hier ook zo?
Tja, wat moet je nu inderdaad met zo’n verhaal uit de Bijbel? Zo’n alledaags verhaal over een kapotte bijl… Dat is toch hetzelfde als voor ons een kapotte stofzuiger of een defecte boormachine? Wat hebben die met God te maken?!
Let op, die profetenleerling roept wat: ‘Wat nu, heer! Ik had hem te leen!’ Geleend? ‘Nou, pech dan. Dan koop je toch een nieuwe bij de Fixit of de Praxis!’ Ja, zo gaat dat bij ons, maar ook bij zo’n profetenleerling?? Het is wel goed om iets van de achtergrond te weten van profetenleerlingen in die tijd. Die behoorden echt tot de sociale minima, tot de armsten in de maatschappij. Dus ook deze profetenleerling. En als je dan ook nog bedenkt dat in die tijd ijzer een zeer schaars artikel was en dus zeer kostbaar, begrijp je misschien iets van z’n kreet ‘Wat nu, heer! Ik had hem te leen!’ Die man verkeert opeens door dat ongeluk met die bijl in grote financiële nood. Hoe kan hij ooit die geleende bijl terugbetalen?!
Elisa ziet die nood achter die wanhoopskreet. Want Elisa is profeet. Een ‘ziener’, zoals een profeet in de Bijbel ook wel genoemd werd. Een prachtige omschrijving: ‘ziener’. Iemand die echt ziet, als het ware kijken kan met Gods ogen. Dus ook kan doorzien. Elisa ziet de nood achter het verhaal. Of misschien beter gezegd: de mens achter z’n verhaal.

Is Elisa hierin geen beeld van Jezus? Dat begint al met de naam. Qua betekenis ontlopen die elkaar hoegenaamd niets. ‘Elisa’, ik zei het al: ‘God redt of God is mijn hulp’ en ‘Jezus’: ‘De Heer redt, of de Heer is mijn hulp’. En juist Jezus weet als geen ander iemand te doorzien, de mens achter z’n verhaal te zien, de nood van iemand te peilen. Nood in geestelijke en lichamelijk zin. ‘De zondaar en de bedelaar’, zou de theoloog Noordmans zeggen.
Als wij nu christenen heten en willen zijn – dus naar Christus zelf genoemd zijn en bij Hem willen horen. Als wij tot de gemeente van deze Here Jezus Christus behoren, dan zullen wij daarin toch ook op Hem lijken, toch allicht een beetje? Dan kunnen wij toch ook doorzien? Vandaag de dag bijvoorbeeld heen kunnen kijken door al die prachtige verhalen, van een weer bloeiende economie bijvoorbeeld. Want aan dat succesverhaal zitten ook andere kanten. De kant van God niet meer nodig hebben, want het gaat zo goed. De kant van een tweedeling in onze maatschappij; dat er ook hele groepen zijn die er niet van profiteren, die een steeds grotere kloof ervaren met hen die het wel voor de wind gaat. Die leven van een uitkering, die naar een voedselbank moeten, die door omstandigheden buiten het arbeidsproject geraakt zijn. Die door een beperking tegen zoveel muren aanlopen…
En op deze biddag, waarin we toch ook bidden voor gewas en arbeid, denken we ook aan de agrarische sector, aan de visserij. Daarin zijn er velen die het echt moeilijk hebben. Je zult maar pulsvisser zijn bijvoorbeeld of melkveehouder.  Je hebt investeringen gedaan. Je moest lenen. En het was al krap. Ja, ook lenen, wel geen bijl, maar geld, grote sommen geld. En de schulden lopen op. Worden op een gegeven moment een soort zwaard van Damocles boven het hoofd.
Ik spreek er nu nog in algemene termen over, maar het gaat om mensen, het gaat om gezinnen, waar er echt nood kan zijn. En als dan de koelkast kapot gaat, of de stofzuiger…. Als er een feestje is….
Zien wij die nood? Raakt het ons? Speelt het een rol in ons gebedsleven? Leggen we deze nood, dichtbij en ver weg, voor God neer, roepen we Zijn ontferming in? Tegelijk hoort bidden altijd ook een weerslag te hebben op ons handelen. Alleen maar je handen gevouwen houden, zonder ze uit de mouwen te steken, klopt natuurlijk niet. Bidden voor mensen in nood, maar er vervolgens niets aan doen, met de gaven die jij hebt, is verkeerd bidden.
Elisa laat het zien. Hij houdt geen preek, geen bemoedigend praatje, maar helpt direct en concreet: de bijl komt terug. De nood wordt gelenigd.
Hoe wij vervolgens kunnen helpen, bij de mensen om ons heen, dat werk ik nu niet verder uit. Dat hoeft toch ook niet?! Ik geloof dat de Geest ook daarin creatief maakt. Het begint met zien, doorzien en omzien naar.

Intussen laat dit verhaal zien dat God, – want al wordt Hij dan niet letterlijk hier genoemd, Hij is wel de handelende persoon, door de man Gods, door Zijn profeet Elisa –  dat God niet te groot is om Zich in te laten met de zogenaamde kleine dingen van het dagelijks leven, die trouwens wel tot grote zorgen kunnen leiden. Hij is niet te groot om zich te bekommeren om een gezonken bijl.
De catechismus is daar ook zo heel royaal in, – we hoorden het eerder al -, als de vraag gesteld wordt: ‘Wat heeft God ons bevolen van Hem te vragen’, – toch een hele relevante vraag voor deze biddag! -, dan luidt het royale antwoord: ‘Alles wat wij naar geest en lichaam nodig hebben’. Daar gaat het dus wel om, wat wij nodig hebben. Die profetenleerling had die bijl weer nodig, want hij was geleend. Hij had hem nodig, omdat anders de nood misschien wel ondraaglijk voor hem zou worden, financieel ondraaglijk dan.
Alles wat wij echt nodig hebben, geestelijk en lichamelijk, dat mogen we de Here God vragen, Hem om bidden. En daarmee wil Hij Zich blijkbaar ook inlaten, wil Hij dat wij ons inlaten, naar anderen toe.

Terug naar de Jordaan. Na de wanhoopskreet van de profetenleerling gaat Elisa direct tot actie over. Als de man, zo goed en kwaad als het kan, de plek heeft aangewezen waar de bijl in het water is terechtgekomen, snijdt Elisa een tak van een boom en werpt die in het water. En dan komt het ijzeren blad bovendrijven!
Nu zijn hiervoor wel rationele verklaringen gezocht. Elisa zou een punt aan die stok hebben gemaakt en die precies door de opening van de bijl hebben gegooid, of net zo lang met die stok op de bodem hebben gewoeld, tot het ijzeren blad aan de stok zat en zo boven kwam. Ja, je moet er maar opkomen, denk ik dan, bijna ook een wonder….
Of wat dacht u van deze: dat Elisa een zwaar stuk hout in het water werpt, en door de zware golfslag, komt het ijzer naar boven…. Nee, zo met dit verhaal omgaan, kan in ieder geval niet! Kuitert doet dat ook niet. Hij is in ieder geval heel duidelijk, voor hem is het klip en klaar: ‘bijlen drijven niet’, punt. Inderdaad, maar een wonder is nu net dat wat onze wetmatigheden overstijgt. De Here God is immers niet gebonden aan die wetmatigheden, of er afhankelijk van. Laat staan van onze werkelijkheidsbeleving, want die blijft maar heel beperkt.
Ik zou zeggen: Laat het wonder maar gewoon staan. Of zoals dat mooie gezang zingt: ‘Komt verwondert u hier mensen, ziet hoe dat u God bemint’. Want daar gaat het hier wel om. God bemint de arme zo, ook deze arme profetenleerling, dat Hij ingrijpt in de wetten van de zwaartekracht. De nood van deze profetenleerling wordt door God zo serieus genomen, dat Hij dat een wonder waard vindt om hem te helpen.

‘Ja, heel mooi gezegd allemaal’, denkt u misschien nu wel, ’maar waarom toen wel, bij Elisa, bij Jezus: zulke concrete tekenen van Gods hulp; en waarom nu niet, bij mij, in mijn ziek zijn, in mijn alleen zijn, in de financiële zorgen, in de zorgen om ons kind, enzovoort? Geen wonder, geen concreet teken van Zijn hulp. Terwijl ik er zo naar verlang, er zo om bid. Terwijl mijn nood misschien nog wel groter is dan die man met z’n bijl. Ziet God mij wel? Mijn nood? Mijn zorgen? Waar blijkt dat dan uit? Er gebeurt niets. De wonderen zijn blijkbaar de wereld uit.’
Is God dan veranderd? Nee, Hij is dezelfde. Hij is nog steeds een God van wonderen. Dat maakte Blumhardt mee, een Duitse predikant uit de 19-e eeuw. Ook een echte ziener trouwens, want ook hij zag de mens in en achter de nood. Hij was een sociaalbewogen predikant, die zich inzette voor met name mensen aan de rand van de maatschappij.
Hij maakte ook mee dat de wonderen de wereld nog niet uit waren. In zijn gemeente werden zieken genezen, bezetenen bevrijd, gebeurden wonderen. Hij zei het zo: ‘Als we als kerk echt geloven dat de gekruisigde Heer alle macht heeft, dan kunnen we van Hem grote verwachtingen hebben, dan kunnen er wonderen gebeuren.’ En de mensen kwamen van heinde en verre naar zijn gemeente. Maar ondanks die enorme toeloop maakte Blumhardt er geen show van, geen wondervoorstelling. Want wonderen waren voor hem niet het belangrijkste. Hij zei zelfs: ‘Zoek ze niet. Bid en preek, in waakzaamheid, in nuchterheid, heb oog en oor voor de mens in nood, wees bereid in de navolging van Christus met hen te lijden.’
Ach, gemeente. Misschien is dat juist wel het punt. Dat we ons veel te veel richten op het bijzondere, op het spectaculaire. Maar het komt aan op bidden, op waakzaam en nuchter Christus verwachten. Om oog en oor te hebben voor de mens in nood, dichtbij en ver weg. Daar hebben we toch al onze handen vol aan?! Of niet? Willen we onze handen daar vol aan hebben?
Met andere woorden: we kunnen ons wel op het wonder fixeren, ook n.a.v. het verhaal van vanavond, maar dat is de bedoeling niet. Het wonder staat in dienst van, is een teken van, het Koninkrijk. Wijst daar naar toe! Wijst naar God zelf, naar Zijn hulp en liefde voor de hulpeloze, Zijn zorg aan de hulpbehoevende, waarbij Hij ons inschakelt. Dat is het allerbelangrijkste, de kern, ook van de geschiedenis van vanavond. Die profetenleerling ervoer het in zijn geleende bijl die boven kwam drijven. Op zich natuurlijk heel bijzonder, maar eigenlijk een klein verhaal. Ik bedoel, bij diezelfde Jordaan was er ook wel eens een pad gebaand, waar het volk met de ark van het verbond doorheen kon trekken. Het water, oftewel de machten van het kwaad en de chaos, moesten wijken voor de aanwezigheid des Heren. Een waar Paasverhaal. Maar in de Bijbel staan niet alleen de grote verhalen van uittocht en doortocht, van Pasen en Pinksteren, maar ook de ‘kleine Paasverhalen’, zoals ik ergens las. Zo’n verhaal van Elisa en de drijvende bijl.
Zulke kleine Paasverhalen zijn er nog steeds. Ik moest denken aan een vrouw, die vreselijk opzag tegen een telefoontje om een afspraak met de specialist te maken. Want ze was bang, bang dat het echt niet goed zat. Uiteindelijk belde ze toch, met trillende stem, en toen ze de hoorn er op gelegd had, klepperde de brievenbus: er viel een kaart naar binnen, met een regel uit Psalm 121 erop: ‘Zie de bewaarder van Israël sluimert noch slaapt.’ Ze zag het als een rechtstreekse bemoediging van God. Een wonder in haar eigen bestaan.
Zomaar een voorbeeld, uit het leven gegrepen. Ik hoop dat u er over mee praten kunt. Misschien moesten we daar wel eens meer over praten met elkaar, over zulke wonderen van God. Over de manieren waarop Hij zich met ons leven inlaat. Geen grote verhalen, waar we zelf door stijgen. Maar verhalen, waardoor Hij groter wordt, een grotere plek in ons leven inneemt. Als je er oog voor hebt, is het vol wonderen om ons heen. Signalen van de Here God in ons kleine bestaan.
Reden genoeg om te blijven bidden, om te blijven geloven, om te blijven volgen op de weg van Christus, toch? Amen.

zingen           Gezang 380:2,3,6,7

dankgebed en voorbeden

dienst der offeranden 

slotlied          Psalm 66:7

zegen