zingen           Psalm 84:2

stil gebed

votum en groet

openingstekst        In het begin van zijn brief schrijft Petrus: ‘Laat uw geest voortdurend paraat zijn, wees waakzaam en vestig al uw hoop op de genade die u zult ontvangen wanneer Jezus Christus zich openbaart.’ (1 Petrus 1:13)

zingen           Psalm 84:4,6

lezing van het gebod       uit Efeze 5:8-20

zingen (met het combo)          Psalmen voor Nu 145

gebed om verlichting met de Heilige Geest

zingen (met het combo)           medley van Opwekking 262 en 148

schriftlezing   1 Petrus 1:1-3 en 1 Petrus 5:10-14

zingen           Gezang 328:1,2

tekstlezing   ‘Met de hulp van Silvanus, die ik als een betrouwbare broeder beschouw, heb ik u deze korte brief geschreven, om u de moed in te spreken en om u er nadrukkelijk van te verzekeren dat het werkelijk de genade van God is die u staande houdt.’ (1 Petrus 5:12)

verkondiging    Thema: Petrus’ P.S.

Gemeente van Jezus Christus, beste kinderen,

Onderaan een brief of een mailtje schrijven mensen wel eens p.s. Dan weet je dat er nog wat komt. P.s. is een afkorting, van een Latijns woord: postscriptum. Dat betekent ‘naschrift.’
Ook de brief van Petrus heeft een p.s., een naschrift. En dat staat vanmorgen centraal. Nu zijn die p.s.-jes in brieven of mails niet altijd even belangrijk – het zijn vaak nabranders of losse flodders – maar dat is-ie bij Petrus zeker niet het geval. Zijn p.s. is van het grootste belang, want Petrus schrijft hier namelijk waarom hij deze brief geschreven heeft, wat z’n bedoeling ermee was. Hij heeft het hier dus over de kern van de brief. Het is dus echt een p.s. met een uitroepteken!
Voordat Petrus de brief in een envelop stopt, wil hij dit nog kwijt, wat z’n lezers (en dus ook wij) er in ieder geval van moeten meenemen.

De brief wordt trouwens bezorgd door Silvanus. In die tijd hadden ze nog geen postbodes en koeriersdiensten. Nee, je gaf zo’n brief mee aan iemand die ook net die kant op ging. Dat is Silvanus. Het is de Latijnse naam voor Silas. Die is bekender. Silas was namelijk een medewerker van Paulus. Hij ging mee op diens tweede zendingsreis. En ook Petrus kent hem. Sterker nog: waarschijnlijk heeft hij zijn brief ook geschreven. Beter gezegd: Petrus heeft ‘m gedicteerd en Silas oftewel Silvanus schreef het op. Niet vreemd bij iemand als Petrus, die toch een eenvoudige visser was. En nu mag Silvanus de brief ook bezorgen bij die verschillende gemeenten in klein-Azië, het adres van Petrus’ brief zeg maar. Silvanus zal de brief ook kunnen toelichten. En dat is bij hem in goede handen, want zegt Petrus er expliciet bij: hij is een ‘betrouwbare broeder.’

Die brief is weliswaar kort, maar er zit genoeg in. Dat hebben we ook wel ontdekt het afgelopen seizoen. De groeigroepen waren er een heel seizoen mee bezig. En deze laatste preek is wel de 15e die ik over deze brief houd…
En wat wil Petrus dan dat we er vooral uit meenemen? ‘Ik heb deze korte brief geschreven om u moed in te spreken…’ Nu kun je dat Griekse woord dat Petrus hier gebruikt ook goed vertalen met ‘vermanen.’ Petrus heeft de brief geschreven om te vermanen. Nu klinkt dat woord ‘vermanen’ in onze oren misschien erg naar een geheven vingertje. Nogal negatief. Maar dat zegt meer over ons. Dat Griekse woord betekent namelijk letterlijk ‘erbij roepen’. Heel positief dus! Daar zit de notie in van iemand die de verkeerde kant dreigt op te lopen, richting afgrond bij wijze van spreken, om die tot de orde te roepen, zodat hij rechtsomkeert maakt. Als je iemand dan niet ‘vermaant’ oftewel ‘erbij roept’, dat is pas negatief! Ja, die kant heeft de brief van Petrus ook: een scherpe kant, een vermanende kant. Het Evangelie is niet soft.
Kijk, als jij de straat dreigt over te steken terwijl er net een auto aan komt, dan roept je vader of je moeder ook: ‘Hé, let op! Stop! Niet doen!’ Zo is het met de Bijbel, met het Evangelie ook: dat schudt ons wakker, dat roept ons tot de orde. Dan is het geen aai over onze bol, maar een por in onze rug: ‘Stop, draai je om, bekeer je! Anders gaat het niet goed. Dan kom je niet tot je bestemming. Dat gaat het mis.’ Die por, die vermaning, is dus niet om ons te weg te duwen, maar juist ons erbij te roepen.
En daarom is het ook zo moedgevend! God wil niets liever dan ons erbij roepen, ons bij zich hebben, en bij zich houden! Dat heeft Petrus met z’n brief beoogd: om ons op deze wijze moed in te spreken. Ja, want je kunt de moed ook verliezen. Wat dacht je van die eerste lezers van Petrus’ brief?! Ze hadden het niet makkelijk. Ze werden gediscrimineerd, omdat ze in Jezus waren gaan geloven. Dat maakte hen wel tot uitzondering, tot een minderheid. Ze werden zelfs vervolgd. Dan zou de moed je in de schoenen zinken. Maar nee, Petrus heeft ze met z’n brief erbijgeroepen, tot de orde, en ze zo moed ingesproken.
En dat hebben wij, anno 2018, net zo hard nodig. De kerk is in ons land ook een minderheid geworden, marginaal. Ik weet niet hoeveel er vanmorgen uit je straat naar de kerk gingen… Een liberale politicus sprak pas nog trots uit dat zij van de kerk gewonnen hadden. Maar in plaats van in een hoekje te gaan zitten, verslagen, niets voorstellend, moeten we ons juist moed laten inspreken door die brief van Petrus: wie we in Christus zijn en wat ons dat schenkt.

Petrus heeft ons met z’n brief niet alleen moed willen inspreken, maar ons ook nadrukkelijk willen verzekeren. Letterlijk staat er dat hij dat betuigd heeft. Hij heeft er getuigenis van gegeven. Petrus was namelijk een ooggetuige van Jezus, een discipel die met Hem opgetrokken was, die het met eigen ogen gezien heeft, die door Jezus persoonlijk geroepen was, zelfs opnieuw, toen hij Jezus zelf had verloochend. Petrus weet uit eigen ervaring hoe moedgevend en alles veranderend het is om bij Jezus te horen. Daarvan heeft hij in z’n brief z’n lezers ook willen verzekeren. Het is echt een onzin, geen fake news, maar waar en zo waardevol!

Wat dan? Petrus vervolgt: ‘Dat het werkelijk de genade van God is die u staande houdt.’ Vooral dát wil Petrus dat z’n lezers vasthouden en meenemen, hun leven lang. Die genade van God is ook echt de rode draad in z’n brief. In elk hoofdstuk vind je die terug, letterlijk van begin tot eind. Daarom lazen we ook weer het begin van de brief: ‘Genade zij u en vrede, in overvloed.’ En direct daarna: ‘Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid – en dat is niets anders dan zijn genadige liefde – daarin heeft Hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop.’ Gods genade is dus de motor tot die geweldige verandering: een levende hoop, een leven in hoop. En elders: ‘Door zijn striemen bent u genezen.’ Door Jezus’ lijden en sterven, door zijn genadige ruil met ons, mogen wij vrijuit gaan: vergeven, genezen, gered!
Nou, die genade van God houdt je staande. Ik las ergens: ‘Ook dat klinkt heel bemoedigend. Ze zijn er niet bij gaan zitten. Zij gaan ervoor en ze staan erin: in de genade van Jezus Christus.’
Wat houdt je nou overeind? Waar kun je nou echt op steunen? Er kunnen veel dingen in je leven veranderen. Dat geldt ook voor jullie: naar een andere school, of naar een volgende klas. Van de kindernevendienst af. Een nieuwe fase in je leven. Spannend. Onzeker misschien. Maar er is dus een hele stevige basis, die niet verandert, waar je op mag staan, waarmee je verder kunt gaan: de genade van God, de liefde van de Here Jezus, de hoop die je in Hem vindt.

We zullen straks mevr. Sekeris gedenken. Zij overleed in de afgelopen week. Zij heeft heel veel meegemaakt in haar leven. Uiteindelijk was ze nagenoeg blind. En ze kwam ook nog in een rolstoel terecht. Dan zou je toch denken: wat heb je dan nog?! Wat heeft zo’n leven voor zin? En toch zei zij: ‘Ik heb het hier in de Irishof zo naar mijn zin. En ik ben zo blij met de kerk. Ik ben zo blij met m’n Heer. Met zijn genade. Ik wil vooral dankbaar zijn.’ Dan kijk je dus niet naar wat je mist, maar naar wat Hij je schenkt: zijn genade. Die je ook ontdekt in mensen om je heen, in de warme zon op je lijf, in de liederen die je zingt en die vooral in jou zingen, in het stukje brood en het slokje wijn die je hier in de kerk bij het avondmaal ontvangt, die staan voor die genade, zo oneindig groot en goed.

Petrus spreekt trouwens over meervoud: ‘Het is de genade van God die jullie staande houdt.’ Je hoeft dat niet in je eentje te doen. Geloven in je eentje is ook hondsmoeilijk. Nee, er zijn ook anderen. Godzijdank. Kijk maar om je heen, de andere kinderen van de kindernevendienst, de leiding, je vader en moeder, al die mensen in de kerk.
Petrus noemt er ook een paar. Hij geeft zelfs de groeten van ze door aan de mensen aan wie Silvanus de brief gaat bezorgen. Ze krijgen de groeten van ‘de uitverkorenen in Babylon.’ Waarschijnlijk is ‘Babylon’ een soort codenaam voor Rome. Ze krijgen ook de groeten van Petrus’ zoon Markus. Ook dat moet je niet letterlijk nemen. Het betreft een ‘geestelijke zoon’. Petrus had hem waarschijnlijk bij Jezus gebracht, door hem was Markus tot geloof gekomen. En later werd hij ook een medewerker van Petrus, een tolk die hem hielp als Petrus het Evangelie verkondigde op zijn zendingsreizen. Uit Petrus’ ooggetuigenverslag ontstond ook het Evangelie van Markus. Ook van hem geeft Petrus de groeten door aan z’n lezers. Met andere woorden: er zijn anderen die aan jullie denken, met jullie meeleven, voor jullie bidden.
Hoe geweldig is het dat je dat hoort: ‘Ik bid voor je hoor!’ Of iemand die je een bemoedigend kaartje stuurt. Of vervolgde christenen die zeggen: ‘Wij bidden voor jullie in het westen, omdat jullie ook je strijd hebben, omdat het voor jullie ook niet vanzelfsprekend is om te blijven geloven.’

De groeten komen niet alleen van elders (vers 14): ‘Groet elkaar.’ En wel op de volgende wijze: ‘met een kus als teken van uw onderlinge liefde.’ Het doet me denken als wij in Frankrijk naar de kerk gaan. Het valt me op dat de gemeenteleden elkaar een kus geven, eigenlijk twee kussen, op iedere wang één. Wij staan daar als Nederlanders altijd een beetje raar bij te kijken. Wij knikken elkaar hooguit toe en zeggen dan ‘goedemorgen’. Maar daar die kussen. Nou, in de gemeenten waar Petrus aan schrijft deden ze dat dus ook: ‘Groet elkaar met een kus als teken van onderlinge liefde.’ De wang, daar kan op geslagen worden, dan is het een uiting van belediging, van afkeuring. Maar een kus daarop is juist een uiting van liefde, van verbondenheid, van verzoening (daar zit toch het woordje ‘zoen’ in). Door Christus’ verzoening aan elkaar verbonden, als bloedbroeders en -zusters. Paulus heeft het in dat opzicht over de heilige kus. ‘Heilig’, dus helemaal passend bij die verzoening, bij die eenheid in Christus. Dus geen onheilige kus, met onzuivere bedoelingen. Overal kan immers misbruik van gemaakt worden. Juist in deze tijd van #MeToo beseffen we dat.
Nee, die ‘heilige kus’ kreeg zelfs een plek in de liturgie, na de schriftlezing of het gebed.
Ach, het zit ‘m niet in die kus natuurlijk. Misschien dat het ook het beste past bij de oosterse cultuur. Daar zie je mannen elkaar nog altijd kussen als teken van begroeting. Maar het is aan de andere kant misschien wel tekenend dat wij als het over aanraking gaat in de kerk het al zo snel problematiseren. Er kunnen ook situaties zijn waarin woorden tekortschieten. Als ik bij het sterfbed van iemand ben, of bij iemand die dementerend is, dan is het de vraag wat woorden nog kunnen doen. Maar een lied zingen, een hand vastpakken, iemand de zegen geven met handoplegging, kan iemand dan juist het gevoel geven van Gods nabijheid. We zijn ook geschapen met tastzin.
Maar het belangrijkste is dat we uitdrukking kunnen geven aan die onderlinge liefde. Dat kan met een kus, een hand, een arm om een schouder, een bemoedigend klopje, een vriendelijke knik, een liefdevol kaartje, enz. enz.

De slotwoorden zijn ook een groet. Een groet van Petrus aan al z’n lezers: ‘Vrede zij met u allen, die één bent in Christus.’ In het Grieks staat er niet eens een werkwoord, dus: ‘Vrede met u allen.’ Dat is nog krachtiger. Vrede voor u, vrede met u. Als een geschenk. Als een belofte. Als de groeten van de Allerhoogste zelf. Het is namelijk de vrede van Christus. Ja, wat zei Jezus zelf, toen Hij na zijn opstanding verscheen aan zijn discipelen? – Petrus is het nooit meer vergeten! – ‘Vrede zij u!’ De Opgestane is onze vrede. Door Hem hebben we vrede met God. In Hem hebben we vrede met elkaar, zijn we ‘één in Hem’, zoals Petrus schrijft. In Hem vinden we vrede met onszelf, kunnen we onszelf aanvaarden. In Hem vinden we vrede met de omstandigheden, omdat niets ons kan scheiden van zijn liefde, zelfs de ergste omstandigheden niet.

De genade die u staande houdt. De vrede met u allen. Zo rijmt dit slot van de brief helemaal op het begin: ‘Genade zij u en vrede.’ In de eerste preek, bijna een jaar geleden, klonk het zo (en waarom zouden we het niet herhalen, als de cirkel met die genade en vrede zo rond is?!): ‘Genade zij u en vrede – dat zijn ook de woorden van de groet, die elke kerkdienst klinkt, ook aan het begin. Ik heb het vaker gezegd, maar dat is voor mij al een reden om naar de kerk te komen. ‘Genade zij u en vrede.’ Dat is het eerste in de dienst zeg maar dat God laat horen. Het zijn immers de groeten van God, met eerbied gezegd. En dan niet als een soort wens, nee als werkelijkheid: genade voor u en vrede. Dat als eerste! Ik bedoel: wat we in die afgelopen week ook hebben gedaan, gezegd, gedacht. God zegt dan niet: ‘Zo kun je Me niet onder ogen komen’. Nee, ‘genade en vrede voor u’. Wat fantastisch eigenlijk!
En dan schrijft Petrus ook nog eens: ‘genade zij u en vrede, in overvloed.’ Letterlijk zegt hij: ‘Genade en vrede zij u vermenigvuldigd.’ Met andere woorden: ze zijn er al, die genade en vrede. Ze zijn al aanwezig in de gemeente. Inderdaad, want anders was er helemaal geen gemeente geweest. Zij is het bewijs van die genade en vrede. Maar God wil die dus vermenigvuldigen! Kijk, er is genoeg in deze wereld, maar ook in je eigen leven, dat het wil verminderen, niet vermenigvuldigen, maar aftrekken. Maar God wil vermenigvuldigen. Genade op genade, een overvloedige vrede. Dat mag je hier ontdekken. Keer op keer. Wie Hij is. Wie jij bent. In Hem en door Hem. Daarom:

Wij loven God, ons leven lang!
Hij gaat zijn koninklijke gang
Hij laat niets varen van zijn werk –
zijn rechterhand is trouw en sterk!

Genadevol weerklinkt zijn groet,
vrede daalt neer in overvloed.
Hier in ons midden staat de troon
van God de Vader en zijn Zoon.

Want daar waar twee of drie tezaam
gekomen zijn in Christus’ naam
daar wil Hij in hun midden zijn
met Woord en Geest, met brood en wijn. 

Daar klinkt de taal van Kanaän
die niemand ooit begrijpen kan
tenzij die ons wordt uitgelegd
zoals de Geest het heeft gezegd. 

Gods aangezicht ziet op ons neer,
genade, vrede van de Heer,
van Hem die immer is geweest,
van God de Vader, Zoon en Geest. 

Wij zingen Hem ons leven lang
met heel zijn kerk een nieuw gezang –
Hem zij de eer, de heerlijkheid,
Hem zij de lof in eeuwigheid! (uit: A.F. Troost, Zingende Gezegend)

Amen

zingen           Gezang 477

overstap: afscheid van Stephanie, Rixt, Myrthe, Ruben en Loek van de kindernevendienst en hun welkom in de kerk

Jullie nemen afscheid van de kindernevendienst. Er komt een nieuwe fase: de middelbare school en voortaan de hele kerkdienst meemaken. Dat heeft ook te maken met groeien. Je wordt niet alleen ouder en groter, maar je mag ook groeien in je geloof. Gelukkig hoef je dat niet alleen te doen. De mensen in de kerk zijn er voor je. Ze leven graag met je mee. Dat mag je juist ook vandaag ontdekken.
En niet te vergeten is de Here God er voor je. Om dat extra te benadrukken mogen jullie straks één voor één je hand in het doopvont mag steken. Die hand in het doopwater is geen nieuwe doop, maar wel een herinnering aan je doop. God was bij je, toen je nog nergens van wist, en Hij is bij je gebleven. En Hij gaat met je mee. Dat vertelt de doop, waar je nu, juist bij deze overstap, weer aan herinnerd wordt. En niet te vergeten je vader en moeder en alle mensen in de kerk.
Als je je hand in dat doopvont steekt, lees ik een bijbeltekst voor die de leiding van de kindernevendienst voor jou uitgezocht heeft.

Stephanie
De Heer is mijn licht en mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de Heer is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn? Psalm 27:1

Rixt
Ik geef inzicht en wijs de weg die je moet gaan. Ik geef raad, op jou rust mijn oog. Psalm 32:8

Myrthe
De Heer is mijn herder. Het ontbreekt mij aan niets. Psalm 23 vers 1

Ruben
Maar wie hoopt op de Heer krijgt nieuwe kracht: hij slaat zijn vleugels uit als een adelaar. Hij loopt, maar wordt niet moe, hij rent maar raakt niet uitgeput.  Jesaja 40:31

Loek
Vertrouw op de HEER met heel je hart, steun niet op eigen inzicht. Denk aan hem bij alles wat je doet, dan baant hij voor jou de weg. Spreuken 3:5-6

zingen (staande)   Evangelische Liedbundel 501

toespraakje van ds. Kees van den Berg
Welkom in de kerk, in de kerkdienst, in de hele kerkdienst! Daar waren jullie natuurlijk al. Twee zondagen per maand blijven de kinderen van groep 7 en 8 al in de kerk, maar nu dus alle zondagen. Jullie zijn echt fulltime kerkgangers geworden. Gefeliciteerd. Weet je, en als je het soms wat moeilijk vindt, dan mag je altijd naar me toe komen na afloop om te vragen wat er bedoeld werd. Of je vraagt dat aan anderen. En gelukkig is er ook nog iets speciaals voor jullie waarin je al je vragen kunt stellen, waarin we leren over God en de Bijbel, over het geloof. Dat is de catechisatie. Die beginnen na de grote vakantie. Daar zijn jullie ook van harte welkom. Je krijgt daar nog een persoonlijke brief voor. Maar ik wil jullie daar nu alvast van harte voor uitnodigen.
Dus voor de komende tijd, als fulltime kerkganger, als iemand die overgestapt is: Ga met God en Hij zal met je zijn!

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven           

slotlied          Evangelische Liedbundel 270, ‘Gaat nu heen in vrede’.

zegen