zingen         Psalm 95:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst       ‘Vrij als ik ben ten opzichte van iedereen, ben ik de slaaf van iedereen geworden om zo veel mogelijk mensen te winnen.’ (1 Korinthe 9:19)

zingen        
Evangelische Liedbundel 244a: vers 1 en 2 ‘Het Lutherlied’

gebed om verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing                    Galaten 5:1-6; 13-18

zingen        Psalm 31:1,12,13

verkondiging  Thema: ‘Vrij!’

Gemeente van Jezus Christus,

A.s. dinsdag is het precies 500 jaar geleden dat ene Maarten Luther z’n 95 stellingen op de slotkapel van Wittenberg spijkerde, waarmee de Reformatie publiekelijk begon.
500 jaar Reformatie. Het zal u waarschijnlijk niet ontgaan zijn. Onze eigen PKN besteedt er ook aandacht aan. Er was een estafette langs alle provincies, waarbij ook Gouda in juni werd aangedaan en deze estafette wordt a.s. dinsdag afgesloten met een viering in de Utrechtse Domkerk, waar ook onze koning bij aanwezig is.
In Duitsland is 2017 tot officieel Lutherjaar bestempeld. En dat is niet alleen heel serieus. Een playmobil-poppetje van Luther, met ganzenveer en Bijbel in de hand, werd zelfs het meest verkochte playmobil-artikel ooit. En er zijn ook ‘Luther-sokken’ te verkrijgen met de toepasselijke tekst daarop ‘Hier sta ik, ik kan niet anders.’

Dit is allemaal natuurlijk leuk en aardig, maar vanavond willen we naar de kern: waar ging het Luther nou eigenlijk om? Wat dreef hem? En wat is het belang daarvan voor ons, mensen van 500 jaar later? In 1520, dus echt nog in de beginjaren van de Reformatie, schreef Luther het boekje De vrijheid van een christen. Eigenlijk is het meer een pamflet, een soort geloofsbrief van Luther: hier geloof ik in, hier gaat het om, dit is de ‘hoofdsom van het christelijk geloof’, zoals hij dat zelf verwoordt. Afgelopen week herlas ik het en ik werd wederom diep geraakt: het is zo fris, zo direct, zo persoonlijk, zo bijbels ook.
Het boekje begint met twee stellingen, waarin Luther op een noemer brengt wat de vrijheid van een christen inhoudt, die hij vervolgens uitwerkt: 1) ‘Een christen is een vrij heer over alle dingen en niemands knecht’ 2) Een christen is een dienstbare knecht van alle dingen en ieders onderdaan.’ Deze twee stellingen lijken elkaar tegen te spreken: een vrij heer en niemands knecht tegenover een dienstbare knecht en ieders onderdaan. En toch zijn ze allebei waar. Het is een paradox, een schijnbare tegenstelling. De spanning die er in zit, is juist goed en nodig. Bovendien zijn die stellingen ten diepste ook geen verzinsel van Luther, maar heeft hij ze gedestilleerd uit de Bijbel. Bijvoorbeeld uit die eveneens paradoxale tekst uit 1 Korinthe 9 waar we de dienst mee begonnen: ‘Vrij als ik ben ten opzichte van iedereen, ben ik de slaaf van iedereen geworden om zo veel mogelijk mensen te winnen.’ En ook onze schriftlezing uit Galaten 5 kent die dubbelheid van een werkelijk vrij mens en tegelijk een dienaar zijn.

Eerst de eerste stelling: ‘Een christen is een vrij heer over alle dingen en niemands knecht’. Dat sluit ook helemaal aan bij wat Paulus in Galaten 5 schrijft (vers 1): ‘Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven’, (vers 13): ‘Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn.’ Die vrijheid is dus een geschonken vrijheid: ‘Christus heeft ons bevrijd.’ Bevrijd van de zonde, bevrijd van het oordeel, bevrijd van de dood, bevrijd van de duivel. En we zijn geroepen om vrij te zijn, om dus bij die vrijheid te blijven: de vrijheid die we in Christus vinden en hebben. Want dat is het geheim van die vrijheid: in Christus zijn, van Hem zijn. Christus is immers een vrij Heer.
Hoe zijn we in Hem, hoe blijven we in Hem? Door het geloof. Luther wordt niet moe om daar ook elke keer op te hameren. Dat was ook zijn grote ontdekking dat je alleen door het geloof gerechtvaardigd bent, niet door je eigen verdiensten, niet door je eigen werken. Die schieten altijd tekort. Omdat je toch telkens weer terugvalt en tegenvalt. Het geloof is niet anders dan de lege hand die je ophoudt naar Christus, zodat Hij je alles kan gegeven wat Hij heeft: z’n gerechtigheid, z’n vergeving, z’n vernieuwing, zichzelf.
Ja, voor Luther is Hij dus de kern van de zaak: Christus. Hij is de levende Heer, die tot me komt vanuit het Woord, die me vrij wil maken. Vrij van de zonden en het kwaad dat me telkens weer belaagt en uit me naar boven komt. In een preek maakt Luther dat heel aanschouwelijk en ook heel persoonlijk: ‘De zonde kan maar op twee plaatsen zijn. Of ze is bij jou, waar ze bij jou aan de nek hangt, of ze is bij Christus, het lam Gods. Als de zonde bij jou op de rug ligt, dan ben je verloren; als ze echter bij Christus is, dan ben je vrij en word je zalig. Kies nu maar wat je wilt. Dat de zonden op jou blijven, dat is volgens de wet en het recht. Maar naar de genade zijn ze op Christus, het Lam, geworpen.’ Waar kiest u voor? En jij? En ik? Voor de vrijheid of de gebondenheid?

Luther werkt die vrijheid van een christen in het boekje verder uit aan de hand van twee woorden: koning en priester. Een christen is als een koning die heerst over alle dingen. Nogmaals: alleen omdat hij dus verbonden is aan Christus, dé koning. Dat maakt hem ook vrij van alle dingen. Niet alleen van de zonde, maar ook van de duivel. Natuurlijk, satan is een geduchte tegenstander, maar Christus heeft ‘m overwonnen. Dus verbonden aan Christus kan hij ons ten diepste niets maken. Een christen is ook een koning die heerst over de dood. Ook die vijand moeten we niet onderschatten: het is zelfs de laatste vijand, schrijft Paulus. Maar Christus heeft ‘m met Pasen de nekslag gegeven, dus verbonden aan Christus hoeven we niet bang te zijn voor de dood. Kijk, als je uitgaat van jezelf, klinkt dat heersen over zonde, duivel en dood hoogmoedig en al te zelfverzekerd, maar niet als je daarin juist richt op Christus en het van Hem verwacht.
Dat is ook de blijvende actualiteit van de Reformatie, van Luthers inzet: om je niet te focussen op de mens, op je eigen mogelijkheden en onmogelijkheden, maar op Christus. In Hem, door Hem, ben je werkelijk vrij, kun je zelfs heersen over zonde, duivel en dood en alles wat daaraan vastzit. Daarom kon Luther in ‘Een vaste burg’ ook zingen: ‘Delf vrouw en kinderen ’t graf, neem goed en bloed ons af.’ Ik ken genoeg mensen die grote moeite hebben om dit te zingen: is dit is geen vorm van geestelijk sadomasochisme of jezelf overschreeuwen? Nee: het is de diepste vrijheid die er in Christus is. Wat er ook gebeurt, ik blijf van Hem en Hij van mij. Niets kan dat weg krijgen.
Bij die vrijheid van een christen hoort ook dat je priester mag zijn. Een priester treedt voor God. Zo mag je als christen voor God komen, bidden voor anderen; en zo, zegt Luther, zelfs heersen over God. Dat is geen hoogmoed. Nee, ook hier moet je het weer helemaal verbinden aan Christus. God hoort altijd naar Christus, verhoort zijn gebed. Als wij, door het geloof, in Christus zijn, ziet Hij dus in ons Christus zelf. Dan treft Gods rechtvaardige oordeel ons niet. Zo ‘heersen we over God’, zijn we vrij van zijn oordeel, vrij van zijn aanklacht. En zo mogen wij bidden voor anderen, voor deze wereld, voor onszelf. En om dat gebed in Christus’ naam kan God niet heen! Een christen is vrij en heerst zo over alles en iedereen… Als koning, als priester.
Luther is klip en klaar: dit geldt voor ieder christen. Hij of zij is een koning, een priester. Ook dit sluit weer helemaal aan bij de Schrift. We lazen het nog niet zo lang geleden hier in de kerk, uit de Petrusbrief: ‘Gij zijt een koninkrijk van priesters.’ En daar bedoelde Petrus ieder gelovige mee, niet alleen de ambtsdragers. Moet je je voorstellen hoe revolutionair dat in ieder geval in de tijd van Luther geklonken heeft in de oren van horigen, van boeren, van mensen die heel weinig in te brokkelen hadden. In de maatschappij hadden ze geen enkele inspraak. In de kerk waren ze de leken, werden ze beschouwd als een soort marionetten. Maar nu is hier iemand die hen op het hart drukt: ‘Je bent vrij. Je bent een koning, een priester, een vrij heer over alles en niemands knecht.’ Woh, daar voel je de vrolijkheid toch van door je bestaan stromen?! Dat geeft je toch een geweldig zelfbewustzijn?! En het is tegelijk toch ook een kritische spiegel voor iedereen die zichzelf boven een ander verheft en die ander als niet meer dan voetveeg of marionet ziet?! Niet voor niets liggen hier ook de wortels voor de persoonlijke verantwoordelijkheid, vrijheid en de democratie. Ieder mens is in Christus gezien, gekend en heeft een geweldige waarde!
Dit betekende trouwens niet volgens Luther dat de horigen en boeren zich maar ontworstelen moesten aan hun heren, in opstand moesten komen. Nee, het betreft hier een geestelijke vrijheid: je mag heersen over de zonde, de duivel, de dood, en door Christus dus zelfs over God. En niemand kan van daaruit over jouw geweten heersen. Jij staat zelf direct en persoonlijk voor God en mag leven voor zijn aangezicht, als een vrij mens.

Die vrijheid is wel iets wat je moet bewaken. Of zoals Paulus schrijft in Galaten 5: ‘Houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.’
In Galatië waren er de laatste tijd mensen in die gemeente gekomen die zeiden: ‘Die vrijheid in Christus is niet genoeg. Je moet je aan een aantal gebruiken houden: je moet bijvoorbeeld als man besneden zijn en zo zijn er nog een aantal regels meer waar je je aan te houden hebt; anders kun je niet bij God horen.’ En zo dreigden die gelovigen daar hun vrijheid weer te verliezen…
Dat klinkt voor ons misschien als een ver-van-mijn-bed-show, maar mag ik het actualiseren? Zijn er dingen die u minder vrij maken? Bijvoorbeeld WZDMWNZ… Nooit van gehoord? Dat is vreemd, want WZDMWNZ komt veel voor… Het staat namelijk voor Wat Zullen De Mensen Wel Niet Zeggen? Nou, dat maakt je geen vrij mens, want je wordt eigenlijk vooral bepaald door anderen. Je wilt hen niet teleurstellen. Je doet het om hun goedkeuring, hun bevestiging. Je bent bang om buiten de groep te vallen. Ja, er zit vaak angst onder: angst om afgewezen te worden, door mensen, maar dat kun je ook met God hebben. Dat hadden die mensen in Galaten: ‘Als God ons uiteindelijk toch maar niet afwijst… Laten we dan maar allerlei extra’s aandragen.’ Maar zo ben je ook niet vrij.
Wat je ook bij veel mensen ziet, is dat ze alles onder controle willen hebben. Je ziet dat vooral bij hoe mensen met hun gezondheid omgaan en met voeding, die soms wel een nieuwe religie lijkt. Alles ‘in control’, maar ik las ergens heel terecht: ‘Het is een illusie dat wij mensen ooit in control kunnen zijn. Eén verkeerde beslissing, één ongeval, één klompje cellen dat er op los deelt… en alles valt in duigen.’ Dus die controledwang is ook een soort onvrijheid. Het medicijn hiertegen is de overgave, het uit handen geven aan Christus, je enige troost/trust/vertrouwen in leven en in sterven. Dat is vrijheid.
In de kerk kunnen we ook niet vrij zijn als we vastzitten aan allerlei tradities: zo hebben we het altijd gedaan en zo moet het blijven gaan. Kijk, Calvijn zei het al: ‘Traditie is een prima gids, maar een slechte meester’… In het laatste geval worden we slaaf en is er geen ruimte voor verandering, voor de Heilige Geest die ook buiten de bekende kaders kan treden. Dat is trouwens oerreformatorisch: ‘Ecclesia semper reformanda est’ is niet voor niets het adagium: ‘een kerk moet telkens weer hervormd worden.’ Dan is de traditie niet de norm, maar het Woord en de Heilige Geest. En die zetten in de vrijheid!
Je kunt ook je vrijheid kwijtraken, omdat je vastzit aan bepaalde verslavingen of misschien wel op weg bent om verslaafd te raken. Dat kan aan drank, aan andere genotsmiddelen, aan seks, aan bezit, maar ook aan bepaalde negatieve gedachten, aan leugens. Het zijn boeien.
Vandaar dat Paulus ook zegt: ‘houd stand en laat je niet opnieuw een slavenjuk opleggen.’ Blijkbaar is dat een reële valkuil. En de enige die al deze boeien kan verbreken, is Jezus Christus. Ga met al die boeien naar Hem en laat ze bij Hem. Luister naar zijn stem en laat dan al die andere stemmen maar zwijgen. Bij Hem mag je vrij zijn, vrij van al dat andere dat je wil vastzetten en over je wil heersen.

Paulus plaatst nog wel een kanttekening bij die vrijheid (vers 13): ‘jullie zijn geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om je eigen verlangens te bevredigen.’
Ook deze kanttekening is zo actueel. Hoe vaak hoor je dat mensen namelijk niet zeggen: ‘Ik ben vrij, dus dan kan ik doen waar ik zin in heb. Een ander moet me daar niet in beperken.’ Of: ‘Ik ben voor vrijheid van meningsuiting, dus ik moet kunnen zeggen wat ik wil en wat ik vind; en als een ander daardoor gekwetst is, dan is dat zijn probleem!’
Maar dan draait het dus in feite alleen om jezelf, om je eigen verlangens, om je eigen ego. Maar is dat vrij zijn, als alles alleen om jouzelf draait? Volgens mij zit je dan behoorlijk vast, namelijk aan jezelf.
Vrijheid is bij God niet alleen vrij zijn ván, maar ook vrij zijn tót. Of zoals Luther het verwoordt in die tweede stelling: ‘Een christen is een dienstbare knecht van alle dingen en ieders onderdaan.’ Dat hoort evengoed bij die vrijheid, die niet alleen een vrijheid is ván, maar ook een vrijheid tót: tot het dienen van de ander. Dienen in liefde, schrijft Paulus.
Ja, ook hier is Christus weer het ijkpunt: Hij die niet kwam om gediend te worden, maar om te dienen. Luther schrijft dat je hierdoor een Christus voor een ander wordt, zodat we wederkerig Christussen zijn en Christus in allen dezelfde is. In de Evangelische Liedbundel staat een lied: – en we gaan het straks ook zingen – ‘Ik wil jou van harte dienen en als Christus voor je zijn.’ Voorheen vond ik dat wel erg grote woorden. ‘Als Christus voor jou zijn’, je zegt zoiets toch niet over jezelf?! Nou ja, je kunt het hooguit willen, maar of het nu lukt… Maar Luther gaat hier helemaal niet uit van de mens, maar van de werkelijkheid van Christus die in ons woont. En ik denk dat die Reformatie, die verandering, telkens weer in ons moet plaatsvinden, om datzelfde uitgangspunt te nemen en daaruit te leven, dit: als je gelooft, heb je deel aan Christus. Dat ben je een werkelijk vrij mens. Vrij over alles én vrij om te dienen, om een Christus voor de ander te zijn.
Die vrijheid komt dus van binnenuit. Vanuit je verbondenheid met Christus. Dat is niet de vrijheid van willen wat ik zelf wil, maar de innerlijke vrijheid in Jezus, dat is: ‘van binnenuit willen wat God wil.’

Misschien kan ik het tot slot uitleggen aan de hand van drie soorten honden. De eerste soort ligt altijd aan de ketting en jankt en blaft omdat hij vrij wil zijn van de macht van zijn baas. Is die hond gelukkig?
De tweede soort zwerft door de straten en heeft geen baas. Hij is eigen baas en loopt altijd in vuilnisbakken te zoeken. Is die hond gelukkig?De derde loopt naast zijn baas. Er is geen lijn, maar toch blijft hij in de buurt van zijn baas en luistert naar hem als die hem roept. Is deze hond gelukkig? Ik denk het wel.
Ik hoop en bid dat wij ons herkennen in dat derde soort, oftewel de vrijheid van een christen,  ontdekken, kennen en bewaren! Dat betekent dus in de buurt blijven van Christus, naar Hem luisteren en tot Hem bidden. Zullen we dat nu ook doen, met een gebed van Luther zelf:

Zie Heer, ik ben een leeg vat,
dat het zeer nodig heeft gevuld te worden.
Mijn Heer, vul het.

Ik ben zwak in het geloof.
Sterk mij.

Ik ben koud in liefde.
Verwarm mij,
geef mij zoveel vuur dat mijn liefde uitstroomt op mijn naaste.

Ik heb geen vast, sterk geloof.
Soms twijfel ik en kan ik u niet volkomen vertrouwen.
Ach Heer, help mij, vermeerder het geloof en het vertrouwen.

Alles wat ik heb, ligt in u besloten.
Ik ben arm, u bent rijk.
En u bent gekomen om u over de armen te erbarmen.

Ik ben een zondaar. U bent rechtvaardig.
Bij mij heet de ziekte zonde, maar in u is de volheid van gerechtigheid.
Daarom blijf ik bij u.

Aan u moet ik niet geven, van u kan ik nemen.

Amen

zingen        Evangelische Liedbundel 213 ‘Ik wil jou van harte dienen en als Christus voor je zijn’

geloofsbelijdenis   uit de Kleine Catechismus van Luther het artikel dat handelt over het geloof

dankgebed en voorbeden (afgesloten met het Luthers avondgebed)

inzameling van de gaven

slotlied  Evangelische Liedbundel 244b:3,4 ‘Het Lutherlied’

zegen