welkom en mededelingen

aanvangslied         Evangelische Liedbundel 278

stil gebed

votum en groet    

openingstekst       ‘Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt U een sterk fundament gelegd.’ (Psalm 8:3 HSV)

zingen          Opwekking 518

de dopeling wordt binnengebracht

lezing doopformulier en doopgebed

beantwoorden van de doopvragen

zingen Voorzichtig Licht van A.F. Troost 111:1,2 (melodie van Gezang 291 uit de Hervormde Bundel 1938)

kindermoment

Pas vroeg iemand aan mij: ‘Leeft Klaas de Kerkkauw nog? We zien hem nooit meer!’ En zelfs de papa en mama van Gisele die straks gedoopt wordt, vroegen ook of Klaas vandaag naar de kerk zou komen. Zou die gekomen zijn?
Ja, ik heb hem gezien. Maar hij durft niet. Hij blijft daar op die stoel zitten, naast de preekstoel. Wie van jullie wil hem halen?
Nou zeg, Klaas, waarom ben je nou zo verlegen? Je weet toch dat jij er ook bij hoort? (Klaas verstopt zich en doet verlegen en piept wat).
Wie van jullie verstaat dit? Ik toevallig wel. Ik zal maar even de tolk zijn. Klaas zegt dat hij niet durfde, omdat z’n stem vandaag zo piept. Trouwens, al een hele tijd. Hij was al weggestuurd bij het kauwenkoor ‘De zangvogeltjes’. En nou durft hij hier ook niet te zijn, want hier in de kerk zingen ze ook veel en mooi.
(Klaas piept en piept) Hij zegt nog wat. Wie verstaat dat? Zal ik weer tolk zijn? Klaas heeft eigenlijk een vraag: ‘Vinden jullie het wel fijn dat hij er is? Is hij bij jullie wel welkom?’ Ach, wat lief.
Weet je, vanmorgen gaat het in de kerk ook over welkom, over welkom zijn bij God. Bij Hem is plaats genoeg, voor nachtegalen en schorre kerkkauwen zeg maar. Voor grote mensen en kleine mensen. Voor mensen die veel goed hebben gedaan en voor mensen die het fout hebben gedaan. Bij God zijn ook de allekleinsten welkom: zo’n baby’tje als Gisele. En daarom zal ze gedoopt worden. En vergeet het zelf ook maar nooit: ‘Ik mag altijd naar God toe. Hij laat me niet zitten. Hij is mijn Vader.’

bediening van de Heilige Doop aan Gisele Leyla van Dijke (persoonlijke dooptekst: Psalm 139:13,14)

zingen         Voorzichtig Licht 111:8 en 9

vraag aan de gemeente (zo mogelijk staande beantwoorden)

Gemeente, wilt u dit kind, dat gedoopt is, dragen in uw gebeden, opnemen in uw midden en naar uw vermogen helpen groeien in geloof en voorgaan in het volgen van Jezus Christus?

Antwoord: Ja

ouderling van dienst, overhandigt de doopkaars

kinderen naar kindernevendienst en dopeling weggebracht

felicitatie     

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezingen      Psalm 87 en Marcus 10:13-16    

zingen         Psalm 87:1,4

tekstlezing ‘Laat de kinderen bij Me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij.’ (Marcus 10: 14b)

verkondiging         Thema: Welkom!

Rob en Sharmila, gemeente van Jezus Christus,

In een kinderbijbel thuis kwam ik het volgende stukje tegen:

‘We hebben veel verhalen gehoord over de goede dingen, die Jezus voor vrouwen en mannen deed toen Hij op aarde was. Maar Jezus hield ook van kinderen. Denk maar eens aan het dochtertje van Jaïrus en aan de jongen uit Naïn, die Hij weer tot leven bracht!
Toen Jezus op een dag weer door heel veel mensen omringd was, waren daar ook moeders met hun kinderen. Zij wilden hun kinderen naar Jezus brengen, zodat Hij hen zou kunnen zegenen.’

‘Moeders met hun kinderen…’ Zo kwam ik het ook in 4 andere kinderbijbels tegen die her en der verspreid in ons huis liggen. En zo zit het waarschijnlijk ook in uw en jouw hoofd, met vast nog een plaatje erbij: moeders met hun kinderen aan de hand of op de arm, op weg naar Jezus. En misschien klinkt er nog een liedje bij: ‘eens brachten de moeders de kinderen tot Jezus.’
Maar zo staat het er niet! Tenminste, in de Bijbel zelf staat niet dat het alleen moeders waren. Er staat alleen “de mensen probeerden kinderen bij Jezus te brengen om ze door Hem te laten aanraken, maar de leerlingen berispten hen.’ ‘Mensen’, dat is algemeen. En in de oorspronkelijke taal, het Grieks, wordt bij ‘hen’ een mannelijk woord gebruikt. Dat wil niet zeggen dat er geen vrouwen, geen moeders bij waren, maar wel dat er in ieder geval ook mannen, vaders bij waren!
En dat is veelzeggend, ook voor nu, ook voor ons. Want kinderen naar Jezus brengen, geloofsopvoeding, is niet iets wat alleen de moeders aangaat. Nee, de vaders horen daar ook helemaal bij, hebben ook de verantwoordelijkheid, de volle verantwoordelijkheid, om hun kinderen daarin voor te gaan of de moeder daarin te ondersteunen, hoorden we vanmorgen.
Vanmorgen stond er immers niet alleen een moeder bij het doopvont. Nee, de vader ook. Ik hoop dat de vaders in ons midden dat nooit vergeten en alles wat in hun vermogen ligt daaraan willen geven om hun kinderen naar Jezus te brengen.
Dat wij allemaal daar voor gaan. We gunnen onze kinderen toch het beste? We gunnen ze een gelukkig leven, een goede school, een goede vervolgopleiding, een uitdagende sport, een leuke hobby, hippe kleding, genoeg speelgoed en zakgeld, enzovoort, enzovoort. Allemaal belangrijk. Maar als je het belangrijkste maar niet vergeet: je kind naar Jezus brengen, naar Hem verwijzen. Niet geforceerd of dwangmatig, maar liefdevol en ontspannen, in de taal en de belevingswereld van je kind. Als dat geen prioriteit is en blijft, dan kan je kind heel veel hebben en krijgen, maar mist het uiteindelijk het belangrijkste. Dan mist het uiteindelijk alles.
Die ouders en misschien ook wel grootouders die daar met de kinderen naar Jezus toe gaan, beseffen dat: dat de zegen en de aanraking van Jezus goed is voor het leven en de toekomst van hun kinderen, zo kwetsbaar en afhankelijk als deze juist zijn. Zonder zijn zegen en hulp kunnen ze niet. En daarom zijn ze bij Jezus met hun kinderen.
De discipelen van Jezus hebben daar hele andere ideeën over. Zij springen ertussen, als een soort beveiligingsdienst: ‘Wegwezen! Dit kan niet!” Waarom niet? ‘Nou, zie je niet dat Jezus met veel belangrijkere zaken bezig is! Hij is aan het leren. Hij geeft hen onderwijs, op hoog niveau. De mensen hangen aan zijn lippen. En er kan ook iemand tussen zitten, die ziek is, die verlegen zit om genezing. Dat heeft toch een veel hogere prioriteit dan die kinderen!’
Ach, als het over kinderen gaat en hun plek toen, waren Jezus’ leerlingen de enigen niet, die er zo over dachten. De gangbare opvatting toen was dat kinderen eigenlijk nog te weinig wisten en dat je hen nog niet serieus kon nemen. En de Griekse filosofen zeiden: ‘Kinderen zijn te speels, ze handelen te weinig consequent volgens één gedragslijn.’ Is deze opvatting intussen helemaal uitgestorven?
Ik weet het niet. Zo maar wat meningen, die ik weleens opvang: ‘Kinderen hoeven niet bij het huisbezoek te zijn. Wat hebben ze er aan? Dat gaat toch boven hun pet!’ Of: ‘kinderen in de kerkdienst? Dat geeft toch alleen maar onrust! Ze houden hun mond niet. Ze zitten continue te bewegen. Ik word er alleen maar door afgeleid. En moet je kijken hoe ze terugkomen uit de kindernevendienst of de kinderoppas: wat een drukte, wat een herrie!’
Nou gemeente, ik preek ook wel eens ergens anders en dan kom ik ook wel eens in kerken waar het heel stil is, ijzig stil. Ik zie daar namelijk geen enkel kind. Alleen grijze hoofden. En ik heb niets tegen grijze hoofden. Integendeel, ouderen zijn me lief en hun levenservaring en geloofskennis zijn heel waardevol in de gemeente, maar een gemeente met heel weinig kinderen is niet gezond. Nu niet en voor de toekomst niet. In dat opzicht hoor ik graag wat geroezemoes, wat achtergrondgeluiden, een kind dat spontaan ‘amen’ zegt na het gebed, of z’n opa luidkeels begroet, snapt u?! Helemaal als je beseft, dat het aantal kinderen weer toeneemt. En gelukkig hoor ik daar ook heel veel dankbare geluiden over, ook van ouderen. Laten we blij met al die kinderen zijn en er tegelijk zuinig op zijn en ze een volwaardige plek in ons midden geven, ook die tijd dat ze in de kerk zijn, waar ze met ons meevieren, samen met ons het huisgezin van God vormen, samen met ons, hoogstpersoonlijk de zegen ontvangen.
Een volwaardige plek. Jezus gúnt ze die plek ook. Kijk eens, hoe dichtbij Hij ze laat komen. Hij omarmt ze. Ik vond ergens op internet het plaatje dat op de voorkant van de liturgie terechtgekomen is: kinderen met blije gezichten. Het kindje dat Hij op schoot heeft, lijkt aan zijn baard te voelen. Een knuffel is mee. Een ander kijkt verwachtingsvol naar Hem. En als ik er naar kijk, hoor ik als het ware geroep, gelach, gekwetter en geschetter. Want daarin waren de kinderen toen echt niet anders dan nu. Gunnen we hen een plek bij Jezus, binnen Zijn gemeente, binnen de kerkdienst? Of lijken we op de discipelen: ‘Mijn aandacht, mijn rust, mijn ideeën zijn eigenlijk belangrijker’?
Jezus’ reactie op Zijn discipelen is fel, ongekend fel: ‘Hij wond zich erover op.’ Eigenlijk is dat nog een beetje zwak vertaald. Letterlijk staat er zoiets als dat Jezus furieus werd, laaiend. Zo’n sterke reactie van Jezus komen we verder nergens in het Evangelie tegen. Zelfs niet tegen de Farizeeën of bij de tempelreiniging. Nee, alleen hier tegen zijn discipelen, tegen zijn eigen leerlingen, als ze kinderen te toegang tot Hem ontzeggen. Ze wilden Hem beschermen, maar ze lopen Hem zo juist ontzettend voor de voeten en ze hebben er niets van begrepen, waar het Jezus in zijn koninkrijk om gaat en wie er welkom bij Hem zijn: ‘Houd ze niet tegen, laat de kinderen bij Me komen.’

Dat warme welkom kom je ook in Psalm 87 tegen, waar de Here God zijn armen wijdopen houdt: ‘Ik noem Rahab en Babel mijn getrouwen, Filistea, Tyrus en Nubië zijn allen hier geboren.’ Laten daar nu diverse volken bij zitten die gezworen vijanden van Israël waren. Maar Gods liefde is zo breed: die betreft niet één volk, of bepaalde individuen. De Here God denkt, met eerbied gezegd, niet isolationistisch. Die heeft weinig met gesloten grenzen. Nee, zijn liefde is er voor iedereen. ‘Alzo lief had God de wereld’, lezen we in het Evangelie. Ruimer kan niet. Iedereen is welkom.
Weet je, Rob en Sharmila, het raakte mij toen ik hoorde dat jullie vanaf het allereerste begin zeiden: ‘Hoe dan ook – al komt dit kindje onverwacht en ongepland – het is welkom! Laten we wel wezen: hoe anders wordt daar tegenwoordig vaak over gedacht, maar jullie hielden het ongeboren leven, het was welkom. Bijzonder ook hoe jullie beider ouders dat ook zeiden en met jullie meeleefden en alles in het werk stelden om Gisele welkom te heten. Ik zie het als een verwijzing naar de hemelse Vader bij wie ieder mensenkind welkom is. En Jezus lijkt daarin sprekend op zijn Vader. Zo Vader, zo Zoon…
Ook die kinderen, die de discipelen de weg versperren. Bij Jezus mogen ze komen zoals ze zijn en niet om wat ze zullen worden. Jezus behandelt ze niet als volwassenen in spé, maar als kinderen op zichzelf.
Zo mogen ze komen. Tot de zuigelingen toe. Want die benaming heeft de evangelist Lukas voor de kinderen die bij Jezus gebracht worden. Ook zij zijn welkom. Is het vreemd dat de kerk al heel snel deze geschiedenis heeft doorgetrokken naar de kinderdoop? En dat vele doopliederen juist hier mee beginnen?
Ja, waarom zijn jullie vanmorgen met Gisele naar Jezus toegegaan, om haar te laten dopen in Zijn naam? We hadden het daar tijdens het voorbereidingsgesprek over afgelopen week. Jij zei, Sharmila: ‘Omdat ik wil dat ze bij God hoort.’ Nee, je hoeft niet te wachten om je kind te brengen als het zelf dingen gaat beseffen, als ze kan begrijpen wat geloven is. Nee, daarvoor mag je al komen, nodigt Hij al en biedt Hij Zijn liefde, Zijn genade aan. Zo zeker als je het water zag gaan over het hoofdje van Gisele: als een onuitwisbaar watermerk: teken van echtheid, van grote waarde! Ja, zo laat de kinderdoop juist zo mooi zien, dat God, dat Jezus ons voor is. Vanaf het begin al. Vroeger hadden ze daar een prachtige term voor – intussen een beetje uit de roulatie geraakt, maar ik noem ‘m graag weer – “voorkomende genade”. God is ons met zijn genade, met zijn vergeving en vernieuwing, altijd voor! En zeg nou zelf: Als dat voor jullie, voor ons allemaal, geen geweldige steun in de rug is en geen geweldig nieuws is, dan weet ik het niet meer! Dat de Here God al zo vroeg Zijn hand naar je kind uitsteekt en dat blijft doen, dat Hij die weg meegaat en voorgaat en er altijd wil zijn. Om stil van te worden. Om niet over uit verwonderd te raken.

Ik zou nu ‘amen’ kunnen zeggen. Ik doe dat niet. Niet omdat de preek dan wel erg kort zou zijn. Ach, dat is maar betrekkelijk. Nee, ik doe het niet, omdat Jezus zelf ook nog niet stopt. Het gaat hem namelijk niet alleen om de kinderen en om hun ouders. Het gaat hem om iedereen, om ons allemaal: kind, jongere, oudere, met of zonder partner, hoe of wat dan ook. Voor ons allemaal heeft Jezus nog een toepassing en daarbij dient een kind als uitgangspunt, want zegt Jezus: ‘Het Koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het Koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan.’ ‘Als een kind’ moeten we worden, willen we althans het Koninkrijk van God binnengaan, m.a.w: willen we bij God horen, een onderdaan van Hem zijn, en uiteindelijk zijn eeuwig koninkrijk binnengaan. ‘Als een kind worden’; wat betekent dat? Wat is er nu zo specifiek aan een kind? Zijn onbevangenheid, zijn onschuld, zijn onbedorvenheid?
Zijn kinderen dat? Of is dat wel erg naïef gedacht? Ik bedoel: observeer eens een tijdje kinderen, dan merk je dat ze ook keihard naar elkaar kunnen zijn, met hun woorden, met hun vuisten en voeten, en niet voor niets heeft elke school tegenwoordig toch zoiets als een pestprotocol… Nee, kinderen zijn ook mensen en wij mensen zijn niet onbedorven en onschuldig, integendeel. Vanaf het begin zit het in ons om juist niet te doen wat God van ons vraagt en de ander even lief te hebben als onszelf. Dat doen wij niet uit onszelf en dat blijkt ook echt wel op een gegeven moment. Bij kinderen, bij volwassenen. Bij u, bij jou en bij mij. Dat we God en elkaar zoveel schuldig zijn. En die schuld wordt alleen maar hoger. Vandaar dat wij allemaal, van klein tot groot die genade van God zo bitterhard nodig hebben en het een godsgeschenk is dat Hij die ons aanbiedt en blijft aanbieden.
En daar gaat het Jezus om, daarin stelt Hij de kinderen ten voorbeeld: hoe ze kunnen ontvangen. Prachtig kun je dat op een verjaardag zien. Een kind heeft al heel wat cadeautjes gehad en heeft ze allemaal in z’n armen, maar daar komen opa en oma met wel een heel groot cadeau, want daar zijn opa’s en oma’s vaak best goed in. Het kind ziet dat cadeau, laat al die cadeautjes uit z’n handen vallen en rent met uitgestrekte, open handen naar z’n grootouders en hun cadeau toe.
Zo wil Jezus dat we Gods koninkrijk, Zijn liefde en leiding, ontvangen. Zo afhankelijk, zo open, zo vol vertrouwen dat de ander je niet bedriegt. En dat kunnen kinderen ons leren. Kijk, het gaat Jezus in zijn vergelijking niet om de dingen die een kind heeft, maar om de dingen die het niet heeft. Een kind kan zichzelf niet redden. Is echt op de hulp en de liefde van anderen, van groteren, aangewezen. Daar hadden we het ook nog over, weet je nog? Hoe kwetsbaar en afhankelijk Gisele is.
Ja, alleen als we dat we dat beseffen: dat we onszelf niet kunnen redden, dat we het Koninkrijk van God zelf niet kunnen verdienen, maar ontvangen moeten, en dat betekent echt de handen leeg, net als dat kind, al onze eigen machtsgevoelens, en grootheidsfantasieën, loslaten en alles uit Zijn handen ontvangen. En dat is meer dan genoeg: genade op genade, vergeving, een weg om te gaan, die Hij je wijst.  Daar word je niet slechter van. O nee, je mag een koningskind zijn: een prins, een prinses, een kind van de hemelse Vader. Om Christus’ wil. Om Hem die ons wees op de kinderen, ook vanmorgen, in de doop, in de preek: in het sacrament en in het Woord:

 

Een kind in ons midden.
Een kind, zie hoe klein.
Zo klein moet je worden
Zo klein moet je zijn.
Zo hulpeloos.
Zo broos.
Ontdaan
van eigen waan,
van eigen kunnen.
Die raakt Hij aan.
Die zal Hij gunnen.
Die mogen Zijn Koninkrijk
binnen gaan.

Amen

zingen         Opwekking 599

dankgebed en voorbeden        

collecten

zingen         Nieuwe Liedboek 416

zegen