de orde van dienst:

zingen voor de dienst     –         Evangelische Liedbundel 122:1-4
– Evangelische Liedbundel 125:1-3
– Evangelische Liedbundel 18

welkom en afkondigingenzingen         Psalm 68:7

stil gebed

votum en groet    

openingstekst        ‘‘De dood is opgeslokt en overwonnen. Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel? (…) Laten we God danken, die ons door Jezus Christus, onze Heer, de overwinning geeft.’ (1 Korinthe 15:54b-57)

zingen          Evangelische Liedbundel 341     

lezing van het gebod       uit Kolossenzen 3

Cantorij zingt         Opwekking 470

gebed         

kinderlied     Hij leeft! van Elly & Rikkert

kindermoment       

Ik heb vanmorgen iets heel kleins bij me. Het zit in dit doosje. Ik zal het voorzichtig openmaken. Heeft iemand van jullie een idee wat dit is? Als ik het schud, hoor je dat er iets in zit… Wat zou dit toch zijn? Er zit een dood diertje in. Dit is een cocon. Wat zou er dan voor diertje in zitten? Een rups! Een zijderups om precies te zijn. Hij had er eigenlijk uit moeten komen, maar dat is niet gebeurd. Als dat wel gebeurd was, weet je wat hij dan was? Een rups? Nee, een vlinder! Zo prachtig, het is hetzelfde dier, maar dan toch anders. Lijkt eigenlijk op Pasen vind je ook niet? De Here Jezus ging in het graf. Gestorven. Net als die rups in die cocon. Maar Jezus kwam daaruit. Dezelfde, maar toch ook anders. Want de vrouwen en de discipelen herkenden Hem niet gelijk.
Terug naar die rups. Wat was z’n moeder nou: een rups of een vlinder? Een vlinder! Daarom heb ik maar even een plaatje meegenomen om dat duidelijk te maken. Op het scherm.

                                                                                          zijderups

Bovenaan zie je de vlinder. Die legt eitjes. Uit die eitjes komen larfjes die uitgroeien tot rupsen. Die rupsen eten zich helemaal dik aan de bladeren. Zijderupsen houden vooral van moebeiboombladeren. Dan komt het moment dat hij zich gaat inspinnen: z’n huisje gaat maken, de cocon. Dat doet de zijderups met een zijdedraad. Weet je hoe vaak hij die draad ronddraait om zich heen voordat die cocon klaar is? 300.000 keer!! Het is een draad van bij elkaar tussen de 2000 en 3000 meter. Misschien vind je het raar, maar toen moest ik ook denken aan wat de Here Jezus deed voordat Hij stierf en het graf inging, zijn cocon zeg maar. Wat Hij allemaal moest doorstaan. Wat ze met Hem deden en wat Hij deed. Kijk, zijde is kostbaar, maar je hebt 3000 van zulke coconnetjes nodig (die je dan moet afwikkelen) om een kilo zijde te maken. Maar de Here Jezus deed alles in zijn eentje. Voor ons. Voor jou en voor mij. Maar Hij stond op. Uit dat graf. Dat vieren we vandaag. En weet je, door Hem mogen ook wij eens opstaan. Dan zullen we een nieuw lichaam krijgen, dat ook zo heerlijk zal zijn. Net zo heerlijk als dat van Jezus. Geen handicaps meer. Geen ziekte meer. Geen beperking meer. Geen dood meer. Prachtig!
Dat n.a.v. deze cocon van de zijderups. Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezingen       Lukasevangelie 24:1-12 en 1 Petrus 1:3-9

zingen          Evangelische Liedbundel 137 (wisselzang met cantorij)

tekstlezing   ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is hier niet, Hij is uit de dood opgewekt.’ (Lukas 24:5b en 6a)

verkondiging          Thema: de Levende

Gemeente van Jezus Christus,

Van alle liederen die we in de kerk zingen, hebben die met Pasen het hoogste ‘Halleluja-gehalte’. ‘Da’s logisch’, zou Johan Cruijff gezegd kunnen hebben. Niet voor niets is toch één van de klassieke paaswensen: ‘Vrolijk Pasen!’ Pasen is toch bij uitstek het feest van de blijdschap?! Dat blijkt ook wel uit de liederen die we vanmorgen gezongen hebben: ‘Daar juicht een toon’, ‘Geprezen zij de Heer’, ‘Heer God, U loven wij’. Ook daar zijn de halleluja’s niet van de lucht!
Heeft dat niet iets irreëels, iets wereldvreemds, iets wrangs ook? Méér dan iets zelfs na de afgelopen week. Die gruwelijke aanslagen in Brussel. Met bommen, gevuld met o.a. spijkers, die dood en verderf zaaiden. De shock waarin mensen verkeerden. Het verdriet van de nabestaanden. De zorg om de gewonden. De dreiging die veel mensen in de greep heeft. Dat alles schuurt toch met die blije paasliederen?!
Misschien had je dat sowieso al door wat er in je eigen leven gebeurd is of dreigt te gebeuren. Het grote verdriet dat je met je meedraagt. Die lege plek die juist met Pasen zo schrijnt. Een baan die je bent kwijtgeraakt of dreigt kwijt te raken. De ziekte die ontdekt is en het de vraag is hoe dat verder gaat. Iets anders wat zo op je drukt, dat je die intense blijdschap van Pasen maar moeilijk kunt meemaken.

Eigenlijk ligt dat dicht bij hoe het Paasevangelie begint. Aanvankelijk loopt daar niemand met opgeheven hoofd te zingen. Het lied is verstomd. Je leest over vrees, over schrik en ontzetting. Er is verlegenheid. Somberheid. Twijfel. De theoloog Noordmans had het daarom over ‘de nevelen van Pasen.’ Er hangt een nevel, een dikke mist van ongeloof, twijfel, verdriet, somberheid en vrees om de mensen, tot in hun hart toe.
Dat geldt ook die vrouwen. Ze zijn op weg naar het graf van Jezus. Ze zijn in alle vroegte opgestaan. Ik las ergens: ‘Het laat zich raden hoe ze wakker geworden zijn. Vooral als je zelf hebt meegemaakt dat een geliefde is gestorven, kun je je dat indenken. Je wordt wakker met de pijnlijke gedachte, dat er iets vreselijks gebeurd is. Dan denk je: laat het een droom zijn; maar de werkelijkheid haalt je toch in. ‘Wakker worden is het moeilijkste’, zei eens iemand in zo’n situatie. Zo zijn die vrouwen op weg gegaan.’
Ze komen aan bij het graf. Hun gezwollen oogleden van het huilen openen zich wijd, van ontzetting: de steen is weg! En die schrik wordt nog heviger als ze in het graf zien dat het leeg is. Jezus is weg! Hierdoor raken ze helemaal van streek, vermeldt vers 3. Letterlijk staat er: ‘er was geen doorwaadbare plaats.’ Dat doet denken aan het volk Israël dat eens voor de Rode Zee stond. Achter hen kwam farao eraan met z’n leger. Voor hen de zee. Geen kant meer op kunnen. Zo voelen de vrouwen zich als ze het lege graf zien. Zo kunnen wij ons ook voelen.
Maar de hemel antwoordt. Bij Israël via Mozes, die met z’n staf moest heffen over de zee, en er kwam toen wel een doorwaadbare plaats. Bij de vrouwen zijn het twee engelen, Gods boodschappers. Ze houden een baanbrekende paaspreek. Geen lange. O nee: kort, maar krachtig én confronterend. Want hij begint met een hele directe vraag. Een vraag waar het verwijt in doorklinkt: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden?’ M.a.w.: ‘Jullie zijn hier op de verkeerde plek, bij een graf, in het gebied van de dood. Daar vind je de Levende niet!’ Het verwijt dat er in doorklinkt, is: ‘Dat had je toch ook kunnen weten. Waarom zijn jullie dan hier!’ Maar zelden klonk een verwijt ook zo vrolijk. Dat zit ‘m in dat woord ‘Levende.’ Het is voor mij één van de lievelingsnamen voor God. Ooit, eergisteren precies 20 jaar geleden, schreven we op het geboortekaartje van Job: ‘ontvangen uit de hand van de Levende.’ We hebben een God die leeft, gemeente. Er is een prachtig Joods verhaal, dat vertelt over Mozes en Aäron die bij farao kwamen: ‘We komen in de naam van de God van Israël, Jahwe.’ Farao antwoordde: ‘Wacht even, ik moet even kijken wie dat is.’ En hij ging naar binnen in zijn paleis en hij opende de boeken. Toen hij weer terugkwam, zei hij: ‘Ik heb hier wel een god van Moab, en een god van Sidon en een god van Ammon, maar Jahwe, de God van Israël, die ken ik niet.’ Toen zei Mozes: ‘Gij dwaas, wat zoek je de levende bij de doden?’ Inderdaad, want God is de levende God. De enige. De Levende; het is een erenaam voor Hem, die Hij waarmaakt ook. Als Israël jaren later bij de ondoorwaadbare Jordaan staat, zegt Jozua: ‘Vandaag zal openbaar worden dat de levende God in uw midden is.’ En als de priesters met de ark het water instappen, splijt de Jordaan. Als David de reus Goliath hoort schelden en spotten, zegt hij: ‘Jullie laten door die onbesneden Filistijn de gelederen van de levende God beschimpen?!’ Ja, steeds op cruciale momenten lees je die erenaam terug in de Bijbel. Wat zoek je de Levende bij de doden? En dan maakt de Heer het ook waar: zorgt voor een weg, waar geen weg meer leek. Ik hoop dat u en jij dat ook ontdekt hebben. Dat waar je zelf soms geen kant meer op leek te kunnen, met je rug tegen de muur stond, er geen gat meer inzag, dat de Levende je eruit, erdoor en verder hielp. Zo ook hier, na hét cruciale gebeuren van Jezus’ sterven én de Paasmorgen. ‘Waarom zoek je de Levende onder de doden?! Hij is hier niet, Hij is uit de dood opgewekt.’ De dood heeft Hem niet kunnen houden. Hij is door zijn eigen Vader opgewekt, wakker geschud uit de doodsslaap.
‘En dat hadden jullie kunnen weten’, bedoelen de engelen, ‘herinner u wat Hij u gezegd heeft toen Hij nog in Galilea was.’ Toen al had Hij immers – meermalen! – gezegd dat Hij niet alleen zou lijden en sterven, maar ook na drie dagen zou opstaan uit de dood.
‘Herinner u…’ Eigenlijk is dat een beetje armetierig vertaald. Letterlijker betekent het woord oorspronkelijk ‘gedenk’. ‘Gedenken’, dat is echt zo’n Bijbels sleutelwoord. Dat toch wel anders is, verder reikt, dan ons woord ‘herinneren’. Herinneren is gericht op het verleden. Blijft daar ook bij hangen. Neem al die herinneringen aan Johan Cruijff waar we de afgelopen dagen bijna – vergeef met de uitdrukking – mee platgegooid werden: z’n mooiste doelpunten (en ze waren fraai), z’n eigenzinnigheid, z’n meest legendarische uitspraken (en wat waren ze vaak kostelijk). Maar we krijgen er nr. 14 niet mee terug. Net zoals die In Memoriams die in rouwdiensten klinken. Al die herinneringen die worden opgehaald. Vaak mooi, ontroerend en met de nodige humor. Maar soms denk ik ook wel eens: ‘Als dit nu het enige is, is het eigenlijk arm. Want al die herinneringen zijn voltooid verleden tijd. En als je verder niets anders hebt, niets meer te zeggen hebt, dan is het in feite niet meer dan nostalgie, verlangen naar iets dat voorbij is.
Hoe anders dan het woord gedenken. Dat richt zich ook op iets dat in het verleden gezegd of gedaan is, door de Here God. Maar omdat Hij de Levende is, heeft het juist ook betrekking op het heden, mag je geloven dat het nog altijd geldt, dat God zich aan die woorden houdt, dat Hij zijn belofte waarmaakt en dat dat de toekomst opent: een weg baant, waar wij geen weg meer zien.
Zo roepen die engelen de vrouwen op te gedenken wat Jezus, de Levende, gezegd heeft. Hij had beloofd dat Hij door de dood heen zou worden gehaald, zou worden opgewekt. Met alle gevolgen van dien! Breng je dat in gedachten. En geloof dat het waar is, omdat Hij het heeft gezegd, de Levende. En als de vrouwen dát doen, dan kantelt het. Dan keren ze het graf de rug toe – want daar hebben ze niets meer te zoeken; Hij leeft! – en gaan naar de apostelen om het hen te vertellen. Ze nemen het stokje van de engelen over en worden nu zelf de verkondigers, de eerste menselijke paaspredikers!
Het kantelpunt zit ‘m dus in dat gedenken, in dat ter harte nemen wat Jezus heeft gezegd, wie Hij is. Ook daarin staan die vrouwen toch dicht bij ons? Althans, dat hoop ik echt. Niet alleen als het over die nevels van Pasen gaat, die aan het begin van de preek aan de orde kwamen, zeker na de afgelopen week, zeker als we zelf ook hardhandig botsen op de gebrokenheid van het bestaan. Maar juist ook als het gaat over dat kantelpunt: hoe het Pasen wordt in je leven. Zeker ook daarin mogen we ons dichtbij die vrouwen weten. Dat kantelpunt zit ‘m niet in één of andere spectaculaire beleving, of een hoogstbijzonder wonder of …. Nee, het zit ‘m in je te binnen te brengen wat de Levende heeft gezegd, wat Hij heeft gedaan, wie Hij is. Door je hand te leggen op zijn beloften, die je in zijn Woord zwart op wit hebt meegekregen. Die in je doop aan je voorhoofd zijn bevestigd. Die je bij het Avondmaal aangereikt krijgt via de tekenen van brood en wijn. Zo laat Hij je keer op keer laat horen, dat Hij leeft. Dat is de kern van Pasen. Niet hóe dat precies gebeurd is op de vroege Paasmorgen. Dat verhalen de Evangelisten stuk voor stuk niet, ook Lukas niet. Dat is immers een mysterie. Dat weet alleen God zelf. Het gaat om het dát van Pasen, de kern, dat Hij de Levende is en wij met Hem. En dat ontvangen we via zijn woord, dat we mogen geloven, omdat het Zijn Woord is. Dat Hij waarmaakt. We ontvangen het via Zijn Geest, die de nevelen van Pasen verdrijft. Zie Petrus op de Pinkstermorgen immers staan. Dan is al z’n twijfel en aarzeling, die we hier nog zo tegenkomen, verdwenen en verkondigt hij frank en vrij de Levende. Zo schrijft hij ook over Hem in zijn brief, in feite één lange Paasbrief. Daarbij ontkent hij ook niet de moeite, het verdriet en het leed dat er is. Hij noemt dat in vers 6 ‘een korte tijd van beproevingen.’ Ja, die zijn er. Maar vanwege Pasen, vanwege de Levende, mogen we daarin hoop hebben. Hoop op die geweldige erfenis die ons wacht, aan het eind van de tijd, aan het eind van ons leven. Maar waarin we ons nu al mogen verblijden. Pasen kleurt ook ons leven nu. Ja, ook overmorgen, als je weer naar school moet, als je werkweek weer begint, als het feest weer achter je ligt. Maar de Levende gaat mee. Hij is als een ondergronds meestromende rivier in ons leven. En telkens zijn er weer momenten, dat het water naar boven komt in je leven. Dat er opstandingskracht naar boven borrelt, bijvoorbeeld door het kanaal van het gebed, de kerkdienst, het lezen en overdenken van de Schrift, een ontmoeting met een medegelovige, enz. enz. waardoor je die opstandingskracht merkt en verder kunt, ook in een tijd van angst en dreiging. Over opstandingskracht gesproken. Het deed me denken aan een gedicht van Jaap Zijlstra. Hij overleed eerder dit jaar. In dit gedicht verwoordt hij zo treffend hoe Pasen, hoe de Levende, nu en eerder, mensen bezielde. Hoe die opstandingskracht naar boven komt, ons in beweging brengt, hoop en moed geeft. Ik hoop dat u en jij het herkent:

Opstanding

Opstanding is een groot woord,
ik probeer het kleiner te zeggen,
schaal één op tienduizend.

Opstanding is wakker worden
en de lijsters preken van de daken
en de raven van de kansels:
Jezus leeft!

Opstanding is Luther
die er niet meer tegenop kon
en met grote letters
op de spiegel schreef,
dwars door zijn eigen
mismoedige gezicht:
Vivit! Hij leeft! 

Opstanding is mijn moeder,
ten dode opgeschreven
door alle mogelijke doktoren
en een razend knappe professor,
maar kijk: ze leeft
zo bedrijvig als een huismus.

Opstanding is een berm vol bloemen,
een poldersloot vol leven,
beter geen vogel in de hand
en tien in de lucht.

Opstanding is de grafsteen
van Martin Luther King
en daarop de letters:
God zij dank,
ik ben eindelijk vrij.

Opstanding is licht
dat terugkeert naar de zon,
regen naar de wolken,
woorden terug in mijn mond.

Opstanding is een wonder,
een verwondering,
je wrijft je ogen uit,
het is een klaarlichte nacht.

Opstanding is een schaterlach van licht,
de hoeken van je mond krullen om,
je ogen gaan open
en dicht
van zoveel licht
na zoveel waarom.

Amen

Muzikaal Meditatief moment ‘Aus Liebe’ van J.S. Bach door Maartje de Bruijn en Annette Abrahamse-de Bruijn

zingen          Zingende Gezegend 158: 1 en 3

Cantorij zingt         Opwekking 509

dankgebed en voorbeden        

inzameling van de gaven en slotlied    Evangelische Liedbundel 132

zegen

zingen         (als gezongen amen) Gezang 456:3