aanvangslied         Gezang 178:1,4

stil gebed

votum en groet

openingstekst        ‘En in zijn uiterlijk als een mens bevonden heeft Hij (dat is Christus) zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.’ (Filippezen 2:8)

zingen Evangelische Liedbundel 114

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing  Lukas 23:33-49 (uit de NBG-vertaling)

tekstlezing   ‘En Jezus riep met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de Geest.’ (Lukas 23:46)

zingen  Psalm 31:4,12

verkonding

Gemeente van Jezus Christus,

‘Heeft hij of zij nog wat gezegd?’ Deze vraag wordt nog weleens gesteld als iemand net overleden is. ‘Wat waren z’n laatste woorden?’ Daaraan kan zwaar worden getild. Soms lijkt het zelfs alsof dat allesbeslissend is.
Maar niet alleen iemands laatste woorden zijn belangrijk, ook de woorden die ervoor gesproken zijn, het leven dat diegene daarvoor geleefd heeft. Bovendien is het ook niet iedere stervende vergund nog te spreken. De dood kan plotseling intreden of iemand kan buiten bewustzijn sterven. Dan is het toch wel goed te weten dat niet alles afhangt van laatste woorden die gesproken zijn.
Aan de andere kant kan het voor de nabestaanden wel troostvol en bemoedigend zijn als iemand voor het heengaan nog heeft gesproken, woorden van afscheid, woorden van uitzicht vooral.

Vanavond horen we Jezus’ laatste woorden. Het zijn woorden waar we zeker zwaar aan mogen tillen, die zelfs allesbeslissend zijn.
Opvallend is trouwens al hoe Jezus zijn laatste woorden uitspreekt: ‘Jezus riep, met luider stem.’ Dat is hoogst ongewoon, dat iemand aan een kruis zijn laatste woorden met luide stem roept! Normaal – als iemand al wat kon zeggen – kwamen die laatste woorden er rochelend en zachtjes uit. Wat denk je? 10 centimeter-lange spijkers door de handen of eigenlijk de polsen. Met het eigen gewicht daaraan hangend. Een martelende pijn. In de brandende hitte. Stekende insecten. Steeds moeizamer adem kunnen halen. Zo verschrikkelijk was het lijden, de pijn, de uitputting. En dán praten, laat staan roepen, met luider stem nota bene? Jezus doet het. Jezus sterft niet onopgemerkt. Zijn laatste woorden klinken luid. Iedereen mag het horen. Het geeft Jezus’ sterven, temidden van die verschrikkelijke omstandigheden, iets koninklijks.

‘Vader , daar beginnen Jezus’ laatste woorden mee. ‘Vader’… Waar heb ik dat eerder gehoord in het Lukasevangelie? Al op één van de eerste bladzijden. Sterker nog: het eerste woord dat we van Jezus in de Bijbel kennen, gaat over zijn Vader! Als Hij als 12-jarige vermist is en zijn ouders hem drie dagen later in de tempel vinden. Als ze hem dat verwijten, zegt Jezus: ‘Wist gij niet dat Ik bezig moest zijn in de dingen van Mijn Vader.’ De eerste woorden van Jezus die we kennen betreffen zijn Vader en ook Zijn laatste woorden, vlak voor zijn sterven, gaan over Zijn Vader, zijn gericht aan zijn Vader. Zo is Jezus van begin tot eind verbonden met Zijn Vader. Het is een onlosmakelijke band. Of zoals dominee Buskes het eens treffend  zei: ‘Het leven van Jezus was uit de Vader, door de Vader en tot de Vader.’

‘Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest,’ roept Jezus. De omstanders bij het kruis zullen het direct herkend hebben. Want wat Jezus hier roept, is namelijk een regel uit het avondgebed, zoals een gelovige Jood dat elke dag bad. Sterker nog: een regel uit een kindergebedje. Zoals onze kinderen voor het slapengaan bidden: ‘ik ga slapen, ik ben moe’ zo baden Joodse kinderen toen: ‘In uw handen beveel ik mijn geest.’ Jezus’ laatste woorden zijn dus een avondgebed, een kindergebedje!
Wat een mooi gebed eigenlijk. Wat een diepe betekenis heeft het: als het avond wordt en je gaat slapen, beveel je je geest in Gods handen. Letterlijk staat er dat je je geest als een kostbaar voorwerp in bewaring geeft bij God. Want dat is slapen toch: je geeft je geest uit handen. Je bewustzijn, je denken en je voelen, je hebt er geen controle meer over als je slaapt. Wat dat betreft ben je helemaal overgeleverd, als je slaapt. Dat maakt je dan ook zo kwetsbaar. Als je gaat slapen, geef je je dus helemaal over. Ja, waaraan? Dat kindergebedje zegt: ‘In Uw handen beveel ik mijn geest.’ Voor het slapengaan geef je je over in Gods handen, in de hoop dat Hij je beschermt en je de volgende morgen wekt.
Ontroerend: voor Zijn sterven, dus aan de avond van Zijn leven, voor het ontslapen, bidt Jezus ditzelfde avondgebed en legt zo zijn geest, zijn leven, in de handen van Zijn Vader, in het vertrouwen dat zijn geest bij Hem mag rusten, veilig zal zijn. En mogen we het niet verder doortrekken: ook in de hoop dat God Hem wakker zal maken uit de slaap van de dood, Hem zal wekken, Hem op zal wekken? Gloort zo in dit avondgebed van Jezus, Pasen al niet door?!

Die regel uit dat kindergebedje ‘in Uw handen beveel ik mijn geest’ komt trouwens, zoals gezegd, oorspronkelijk uit een psalm. De Psalm die we vanavond zongen: Psalm 31. Psalmen spelen een cruciale rol bij Jezus’ levenseinde. Eerst al Psalm 22, die aangrijpende beginregel daaruit: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten’ en nu de 31e Psalm. Zo houdt Jezus, te midden van die helse pijnen, dat verschrikkelijke lijden en die Godverlatenheid, vast aan de Schrift en wel in het bijzonder aan de Psalmen. De Psalmen die bij Hem tot kruiswoorden geworden zijn. Als die Psalmen Jezus’ houvast waren, met name in de diepte van Zijn lijden, zouden wij dan zonder kunnen?! Nee! Ook wij mogen ons aan die Psalmen vastklampen, en al zingend, lezend en biddend ontdekken hoe ze een houvast bieden. Jezus heeft dat ons voorgedaan.
Tot op het allerlaatst, met woorden van Psalm 31. Een Psalm van vertrouwen en overgave. Zo heeft David het ooit gedicht. En deze Psalm citeert Jezus dus aan het kruis: dit lied van vertrouwen en overgave. Dat vertrouwen en die overgave worden nog eens versterkt doordat Jezus de regel begint met ‘Vader’. Dat ontbreekt in Psalm 31, lees het maar na. Zo baden de Joden het gebed ook niet. Jezus wel: ‘Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest.’ ‘Abba’, roept Jezus letterlijk, in zijn moerstaal, het Aramees. ‘Abba’, dat zeiden kinderen tegen hun vader toen: ‘lieve vader, papa’ betekent dat dus eigenlijk. Zo intiem, zo hecht is de vertrouwensband tussen Jezus en zijn hemelse Vader, zo groot is Jezus’ overgave.
Als je ook maar iets beseft van het lijden dat Hij daar aan het kruis meemaakt: niet alleen lichamelijk, – dat is al gruwelijk -, maar vooral ook geestelijk: de last van de zonde, het oordeel van God daarover, dat in al z’n hevigheid op de volmaakt goede en onschuldige Jezus neerkomt, dan zou je toch eerder opstand en boosheid verwachten. Maar niets van dat alles. Jezus blijft in Zijn Vader geloven en aan Hem vasthouden. Heel bewust geeft Hij Zich over in de handen van Zijn Vader: ‘Abba, in Uw handen beveel Ik mijn geest.’ Zo sterft Hij.

Hoe laat trouwens? Het negende uur, vermeldt vers 44. Oftewel drie uur ’s middags onze tijd: exact het tijdstip dat in de tempel verderop het avondoffer gebracht wordt. Op dat moment beveelt Jezus zijn geest in de handen van Zijn Vader. Zijn geest, je kunt ook zeggen: zijn leven. Jezus legt het neer in de handen van Zijn Vader, als hét avondoffer: het volmaakte offer. Het enige offer dat de schuld, de onmetelijke schuld van de wereld, van ons, verzoenen kan. Alle andere offers die gebracht waren, hadden dat niet kunnen doen, ook alle avondoffers niet, want elke keer moest er opnieuw geofferd worden, moest er opnieuw een lam sterven, vloeide diens bloed op het altaar. Maar nu is hier het Lam van God. Hij legt zijn geest, zijn bloed, zijn leven in de handen van Zijn Vader: ‘Hier Vader, hier geef ik het als een offer, voor al die mensenkinderen. Ook die mensenkinderen die rond mijn kruis hebben staan schreeuwen, hebben staan spotten, die me gefolterd hebben. Hier geef Ik mijn leven, ook voor al die mensen die later zullen leven, maar net zo goed schuldig zijn aan Mijn dood. Ik bied het U aan als een offer, als een verzoenend offer. Ook voor die mensen die anno 2017 bij elkaar zijn in Gouda om daar mijn lijden en sterven te gedenken aan het Avondmaal en er van te zingen en er over te horen. Ook voor hen leg ik mijn leven voor U neer als een offer.’
En de Vader? De Vader heeft al geantwoord, want in de tempel scheurt een gordijn, het loodzware gordijn dat tussen het heilige en het heilige der heilige hing, als symbool voor de ontoegankelijkheid van God. Eén keer per jaar, op Grote Verzoendag mocht daar één persoon langsheen: de hogepriester.
Maar nu op de Grote Verzoendag, nu de Hogepriester, Jezus, Zijn offer brengt, zichzelf geeft; nu scheurt het gordijn, dwars doormidden, als teken dat de toegang tot de Vader ontsloten is. Je hoeft geen hogepriester meer te zijn om tot God te naderen. Door Jezus is de toegang helemaal vrij en mag je Hem kennen als Vader, als ‘Abba’, lieve Vader. Een Vader die je helemaal kent en begrijpt, wiens kind je mag zijn en blijven, voor altijd.
Da’s pas een leven! Ja, leven. Het gaat vanavond niet alleen over sterven. Het gaat juist over leven. Door Christus’ sterven is er voor ons leven. Zo wonderlijk paradoxaal is het. Dankzij Christus’ sterven, dankzij Zijn offer, dankzij zijn gebed waarmee Hij zijn geest in de handen van Zijn Vader legde, is er voor ons leven. Een leven in vertrouwen, ook te midden van alle angst en nood. Een leven in overgave, ook bij alle strijd en aanvechting. Eeuwig leven, waar uiteindelijk de dood geen grip meer op krijgt.

Tot slot, na Jezus’ woorden schrijft Lukas: ‘Toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest.’ Zo bewust sterft Jezus. Hij is geen passief figuur aan wie alles gebeurt, nee Hij geeft zelf zijn geest in de handen van zijn Vader.
‘Jezus gaf de geest.’ Natuurlijk, dit is een omschrijving van het sterven van Jezus. Zo zeggen wij dat ook wel als iemand sterft: hij of zij gaf de geest. Maar onwillekeurig denk je bij Jezus toch ook aan meer. ‘Jezus gaf de Geest, dé Geest, met een hoofdletter, zeg maar. De Heilige Geest. Jezus geeft Hem in de handen van de Vader, en uit Zijn handen zal straks de Geest uitgestort worden, in overvloedige mate.
Zo schemert er op Goede Vrijdag niet alleen al iets door van Pasen, maar ook van Pinksteren. En laten we eerlijk zijn, zonder Pinksteren zouden we ook helemaal niets van Goede Vrijdag begrijpen. Zonder de Geest van Pinksteren blijft het kruis voor ons een ergernis, een dwaasheid. Maar de Heilige Geest wil ons juist te binnen brengen dat dat kruis ons behoud is. De Geest wil dat grote geheim van Goede Vrijdag, het offer wat daar gebracht wordt, in ons hart neerleggen, het daar toepassen, zodat we het ons toe-eigenen, eigen maken. Zodat we het geloven, er ‘amen’ op zeggen, voor tijd en eeuwigheid. Daarom:

O Heilige Geest, o heilige God,
doe ons geloven ondanks spot.
Het kruis is ons een ergernis,
zolang uw hulp niet met ons is,

O Heilige Geest, o heilige God,
wil onze geest verlichten tot
hij God, den Vader, kennen leer’
en Jezus Christus, onze Heer.

Amen.

zingen Gezang 250:1,3,5

lezing gedeelte uit het avondmaalsformulier van Calvijn

zingen  Gezang 351:1,3

viering Heilig Avondmaal

aan tafel werd gelezen uit 1 Korinthe 1 en 2 en gezongen uit Gezang 192

gebed

inzameling van de gaven

zingen  Gezang 392:1,3,5

zegen