zingen         Gezang 127:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst        ‘Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God, van Hem is mijn heil.’ (Psalm 62:1)

zingen          Psalm 62:1

de biechtspiegel (aan de hand van de Tien Woorden)

Een spiegel, voor persoonlijke bezinning

Waar kan ik in mijn leven van op aan?
Waar ben ik bang voor?
Aan wie behoort mijn hart toe?

Wat betekent de naam ‘God’ voor mij?
Gebruik ik die gedachteloos als ik praat?
Ben ik bang Hem voor anderen te belijden?
Doe ik mij vromer voor dan ik ben?
Gebruik ik de naam van God als een middel
om bovennatuurlijke machten te manipuleren?
Waardoor wordt mijn gebed bepaald?
Door sleur of door behoefte?
Zit er ook dankbaarheid in mijn gebed?
Zelfs voor aanvechtingen?
Waarom bid ik eigenlijk?
Voor de vergeving van mijn zonden?
In nood en in vreugde?

Hoe ziet mijn zondag eruit?
Welke rol spelen de kerkdienst en de maaltijd van de Heer in mijn leven?
Wat zoek ik in de kerk?
Waarin dien ik de gemeente waarvan ik deel uitmaak?

Hoe waardeer ik mijn ouders?
Wie heeft invloed op onze kinderen?
Hoe sta ik tegenover mijn meerderen?
Draag ik mijn eigen verantwoordelijkheid?
Ben ik bereid die van de anderen te aanvaarden?

Gun ik de ander ruimte om te leven?
Ben ik een ellendige, die juist mijn hulp nodig had, uit de weg gegaan?
Pleeg ik roofbouw op mijn gezondheid?

Besef ik mijn verantwoordelijkheid voor mijn (huwelijks)relatie?
Handel ik daarnaar?
Blijf ik van de (huwelijks)relatie van anderen af?
Ben ik mij bewust dat ik in mijn (huwelijks)relatie
of in mijn alleen staan altijd door God gedragen word?

Heb ik achting voor het eigendom van een ander?
Op welke manier kom ik aan mijn geld?
Dient mijn bezit anderen tot vreugde en hulp?

Waar praat ik over?
Over de fouten van anderen?
Over mijn eigen prestaties?
Heb ik iemand verloochend?
Sta ik snel klaar met mijn oordeel over anderen,
maar ben ik langzaam om hen te verontschuldigen?
Heb ik aan mij toevertrouwde geheimen bewaard?
Meen ik wat ik zeg en zeg ik, waar dat nodig is, wat ik meen?
Zorg ik ervoor dat in het leven van de gemeenschap de waarheid het opneemt tegen de leugen?
Ben ik trouw in de voorbede, juist voor hen met wie ik moeite heb?

Houd ik er rekening mee
dat God grenzen stelt die ik niet moet overschrijden:
grenzen aan mijn begaafdheid, aan mijn invloed,
aan mijn macht, aan mijn leven?
Heb ik mij aan de onbegrensde aanspraak
van God op mijn leven onttrokken?
Ben ik mij bewust, dat ik door de doop toebehoor aan de Heer Jezus Christus?
Laat ik dagelijks God over mij oordelen
of rechtvaardig ik mijzelf?

zingen   Psalm 130:1,2

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

zingen (kinderlied)  Evangelische Liedbundel 188 ‘Ik stel mijn vertrouwen’ a capella en in canon

kindermoment

Wat heb ik hier bij me? Het hangt bij ons in de keuken. Het is een bordje, waar je met krijt op kunt schrijven. Dat is ook gebeurd. Het is nog het Kerstmenu van een paar jaar geleden.
Maar wat is nu het handige van krijt? Je kunt het er afkrijgen. Gewoon met een veger, of met een doek. Zo dus… En dan kun je weer met een schone lei beginnen… Hé, dat is ook een spreekwoord. Wat betekent dat? Dat er vergeving is en dat je dan weer opnieuw mag beginnen. Dat komt hier vandaan. Bij zo’n bord, dat noem je ook wel een lei. Wat er op staat, kun je wegvegen. Zo doet de Here God dat ook met onze verkeerde dingen. Als je dat aan Hem vertelt en Hem om vergeving vraagt, dan haalt Hij het weg, net als dat krijt op dat bord. En dan ís het ook weg. Helemaal. En zo wil Hij ook dat we elkaar vergeven. Opnieuw met elkaar beginnen, met een schone lei.
Ik heb dat bordje nog ergens anders voor meegenomen. Want er is een verhaal in de Bijbel over iemand die zo’n bordje ook nodig had. Het was nog de enige manier waarop hij duidelijk kon maken wat hij bedoelde. Praten ging namelijk niet meer… Wie bedoel ik? Zacharias inderdaad. Dat verhaal ga ik niet vertellen. Dat doen de jufs in de kindernevendienst. Maar hij had wel zo’n krijtje zeg maar nodig.
Jullie krijgen van mij ook een krijtje. Maar dan niet zo eentje waar je mee kunt schrijven, maar een eetbare, een snoepje in de vorm van een krijtje. Ik vind het zelf één van de allerlekkerste snoepjes die er zijn. Kijk, als straks hier de preek begint, nemen heel wat mensen een snoepje. Jullie zitten altijd in de kindernevendienst. Dat eigenlijk best jammer. Daarom krijgen jullie van mij ook een snoepje. Sorry, ik heb niet genoeg voor de hele kerk, maar ik ga er zomaar van uit dat u zelf bij u heeft…
Jullie in ieder geval een goede kindernevendienst. En ik hoop dat je het belangrijkste niet vergeet: bij God mag je altijd opnieuw beginnen, met een schone lei.

schriftlezing  Lukas 1:5-25

zingen          Psalm 113:2,3

tekstlezing   Lukas 1:24,25 ‘Korte tijd later werd zijn vrouw Elisabet zwanger. Ze leefde vijf maanden lang in afzondering en zei bij zichzelf: De Heer heeft zich mijn lot aangetrokken. Hij heeft dit voor mij gedaan opdat de mensen me niet langer verachten.’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Een jongetje liep met zijn moeder door een oude kerk. Hij wees naar de glas-in-lood-ramen en vroeg: ‘Mama, wie zijn daar die mensen in het glas?’ – Dat zijn heiligen, jongen.’ Waarop het jongetje zei: ‘Dan zijn heiligen gewoon mensen waar licht doorheen komt.’
En zo is het. Heiligen zijn mensen waar licht doorheen komt, mensen die in het licht van God verkeren – Hij die de Heilige is – en dat licht weerkaatsen.

Vanmorgen komen we twee zulke heiligen tegen: Zacharias en Elizabeth; twee gewone mensen. Natuurlijk, Zacharis is priester en zijn vrouw Elizabeth komt ook uit een priesterlijk geslacht. Maar het zijn mensen, net als wij, met hun dagelijkse beslommeringen, met hun vreugdes en hun verlangens, met hun verwachtingen en teleurstellingen.
Maar ze verkeren in Gods licht. Dat blijkt ook wel uit hoe de evangelist Lukas ze typeert in vers 6: ‘Beiden waren vrome en gelovige mensen, die zich strikt aan alle geboden en wetten van de Heer hielden.’ Letterlijk staat er: ‘zij waren beiden rechtvaardigen voor God.’ ‘Rechtvaardig voor God’. In het Hebreeuws is dat ‘tsaddik’, oftewel: iemand die betrouwbaar is, die eerlijk is tegenover anderen en tegenover God, die vasthoudt aan het Woord en de dienst van God. Dat blijkt ook wel uit het vervolg van de zin in vers 6: (en ik vertaal dat gelijk ook maar wat letterlijker) ‘ze wandelden naar alle geboden en inzettingen van de Heer, onberispelijk.’ Ze hielden met heel hun hart van God en hielden zich aan zijn leefregels. Gewoon twee gave mensen!
En dat in een tijd waarin het land bezet was door de Romeinen. Een tijd waarin Koning Herodes regeerde, een soort zetbaas van de Romeinen. Maar vooral een wreed heerser, die zich juist niets van Gods goede geboden aantrok. Terwijl er geen profeet was, die zo’n koning namens God de wacht aanzette. Nee, van profeten was al tijden niets meer vernomen. Kortom: een hele moeilijke tijd. En in juist in die tijd zoomt het Evangelie in op twee van die gewone mensen, helemaal niet opvallend, die in alle ernst en bescheidenheid God blijven dienen, vast blijven houden aan zijn geboden, betrouwbare, godvrezende mensen zijn.
Natuurlijk, wij leven in een andere tijd. Maar dat het allesbehalve vanzelfsprekend is om te blijven geloven, om het vol te houden, dat is nu net zo. Dan hoor je bij een minderheid. Een ‘rest’ noemt de Bijbel dat: mensen die overblijven, die trouw blijven op hun post. Iemand vergeleek Zacharias en Elizabeth met veel kerken vandaag de dag in Nederland, waar de laatste mensen toch trouw elke zondag bij elkaar blijven komen om God te zoeken, Hem te prijzen, elkaar vast te houden. Ja, ook qua leeftijd is er overeenkomst… Zacharias en Elizabeth zijn al op gevorderde leeftijd en in veel kerken van nu is de gemiddelde leeftijd van de kerkgangers vijftig +. Maar ze blijven komen. Ze blijven volhouden. Als een rest, die overblijft.
Ach, hoe oud u of jij ook bent, het komt op volharding aan, om te blijven komen, om met God te blijven leven, om Zijn geboden hoog te houden en er naar te leven, om in Gods licht te blijven verkeren, net als Zacharias en Elizabeth. Met minder zal het niet gaan… Want ook hier is een achterdeur, waar mensen geruisloos kunnen vertrekken. Ook hier zijn er die vertrokken zijn. En wij zijn niks beter. Het komt er daarom op aan om te blijven volharden, om niet op te geven, om er voor te blijven gaan.

Maar ondanks het feit dat Zacharias en Elizabeth die volharding en vasthoudendheid hebben, rechtvaardig voor God zijn, mensen zijn waar het licht doorheen komt, wordt dat blijkbaar niet gezegend door God, want ze kennen een grote leegte in hun leven. Ze zijn kinderloos. Ongewild. Dat is erg. Geen vader of moeder worden. Terwijl om je heen wel iedereen kinderen lijkt te krijgen. En later krijg je het nog een keer, zei iemand me eens: als iedereen wel opa of oma lijkt te worden en je dat ook weer moet missen.
Toentertijd speelde daar ook nog een religieuze dimensie in mee. In het oude Israël was kinderloosheid verschrikkelijk. Door jou kwam de Messias niet. En jouw nageslacht zou ook geen deel hebben aan die toekomst van de Messias. Nee, het liep dood bij jou. Geen toekomst dus…
Dat oordeel hing als een zwaard boven het leven van Zacharias en Elizabeth. ‘Elizabeth was onvruchtbaar…’ In het eerste deel van de Bijbel komen we ze meermalen tegen: vrouwen van wie de baarmoeder is toegesloten: Sara, Rebekka, Rachel… Ja, uiteindelijk zijn het de aartsmoeders van Israël geworden. Maar wel ondanks hun onvruchtbaarheid. Het ontstaan van Israël was geen natuurlijke zaak. Nee, het was een wonder. Een schepping van God; net als in den beginne uit het niets!
‘En’, wil Lukas ons zeggen, ‘zo gaat het in het Nieuwe Testament ook. Ook daar onvruchtbaarheid. Ook daar schept God uit het niets iets nieuws.
Ja gemeente, dat is ook de boodschap van Advent. Behoorlijk confronterend en ontdekkend wel. Het is niet zo dat als God komt, dat Hij dan voortborduurt op wat wij al begonnen zijn. Dat Hij gaat bouwen op het fundament dat wij al hebben aangelegd. Nee, Elizabeth is onvruchtbaar… Samen zijn ze kinderloos. Dat drukt ook uit wie wij mensen zijn. Wij zijn zelf niet in staat om het heil voort te brengen, om de toekomst te garanderen. Als het aan ons zou liggen, mislukt het faliekant. God moet er scheppend aan te pas komen. Dat zet ons op onze plaats. Dat is ook Advent: we ontdekken wie wij zijn: hoe vaak het bij ons mislukt, dat het bij ons zo doods en dor kan zijn.
Niet voor niets kent Advent de kleur paars: van verootmoediging, van jezelf kleinmaken voor God, van al je pretenties loslaten. En laat dat tegelijk ook zo bevrijdend zijn! Ja, het is toch bevrijdend dat God niet aansluit bij wat wij eerst zouden moeten neerleggen. Dat Hij zelf iets nieuws schept. Dat God niet pas met ons aan de slag gaat, als wij zelf een bepaalde geestelijke staat hebben bereikt, als wij zelf voor ons gevoel aan zijn normen voldoen. Nee, want hoe moet dat kindje van Zacharias en Elizabeth gaan heten? ‘Johannes, oftewel: God is genadig!’. Genade is een wonder, dat God niet op iets van onze kant wacht, maar het ons schenkt, onvoorwaardelijk en met ruime mate! Goddank!

Elizabeth heeft Zacharias uitgezwaaid toen hij naar Jeruzalem vertrok. Ze zag de verwachtingsvolle spanning in zijn ogen. Ze zag vooral ook die mengeling van ernst en blijdschap. Wat dacht je: het lot was op hem gevallen om het reukwerk in het heilige te gaan brengen. Een hele bijzondere dienst voor een priester. Als je bedenkt dat er zo’n 18.000 priesters waren in die tijd, dan begrijp je ook dat velen toen nooit die gunst ten deel viel. En Zacharias wel!
Na een aantal dagen keert hij terug. Hij heeft nu een hele andere blik in zijn ogen: dof, berustend en vooral machteloos. ‘Wat is er?’ vraagt Elizabeth. Zacharias heft zijn handen vragend omhoog. Hij wil praten, maar er komt geen geluid uit. Elizabeth neemt hem mee naar binnen. Blijkbaar was die unieke ervaring in het heiligdom zo overweldigend geweest dat hij er geen woorden voor kan vinden. Maar ook binnen de beschutte muren van hun huis, in alle rust, kan Zacharias nog steeds niets zeggen. Hij pakt een schrijfplankje en schrijft het op met krijt. Wat er gebeurd was. De engel Gabriël. Met zijn aankondiging. Dat Elizabeth zwanger zou worden. Dat hun zoon een bijzondere taak zou krijgen. Een profeet zou worden. De wegbereider van de Messias. Dat hij het niet geloofde en daarom nu niet kan spreken.
Na een tijdje merkt Elizabeth dat ze inderdaad zwanger is. Dat ontlokt haar spontaan een lied, want zo klinken haar woorden toch… Okke Jager noemt Elizabeth een vroege vogel. Ja, je hebt van die vogels die voor dag en dauw al hun lied laten horen. Letterlijk vroege vogels. Nou, vroeg is Elizabeth ook. Zij is de eerste die een lofzang zingt, nog voor Maria, nog voor haar man Zacharias en voor Simeon. De lofzang van Elizabeth is de allereerste! Een vroege vogel, die haar lofzang zingt. Ja, het is een lofprijzing op de Here God, kort maar krachtig: ‘de Heer heeft zich mijn lot aangetrokken. Hij heeft dit voor mij gedaan, opdat de mensen me niet langer verachten.’ Die laatste woorden zijn zo ongeveer identiek aan wat Rachel zegt als zij zwanger is geworden en haar zoon Jozef baart. Ook zij was onvruchtbaar en ook haar baarmoeder werd geopend door God. Ook zij mocht Gods scheppende werk ontvangen! Elizabeth zegt deze woorden na, met mond en hart! Ja, ze is diep verwonderd over Gods goedheid. Ze prijst Hem ook al bij voorbaat voor alles wat Hij nog gaat doen. Ik bedoel: ze is net zwanger, haar man is letterlijk met stomheid geslagen, haar kindje moet nog geboren worden – zal dat allemaal goed gaan? – en ze prijst God om alles wat Hij heeft gedaan! Alsof het allemaal al voltooid is! Dit raakte mij, gemeente. Want wat een vertrouwen is dit, om God bij voorbaat al te loven en te danken om wat Hij gaat doen.
Is dat ook geen geheim van advent, gemeente? Je kunt je blindstaren op je eigen moeiten, je eigen onmogelijkheden, op wat er allemaal niet gelukt is in je leven, maar je kunt je daarin ook en vooral richten op wie God is, op Zijn daden, op wat Hij gaat doen! O God, wat heerlijk dat U mijn lot hebt aangetrokken, dat U mij niet laat zitten, wat U gedaan hebt en zult doen. Daar verwacht ik het van. Daar vertrouw ik op. En wat zou een mens mij dan aandoen? Wat zullen de omstandigheden mij dan kunnen schaden?!
Tegelijk heeft die korte en krachtige lofzang van Elizabeth ook een binnenkant, een stille keerzijde moet ik misschien zeggen. Want ze verbergt zich. Vijf maanden lang leeft ze in afzondering. Ze trekt zich terug en laat zich niet of nauwelijks meer zien in het openbaar.

Okke Jager vergelijkt dat met een andere vogel: de Neushoornvogel. In de broedtijd maakt het mannetje een hol in een boom. Hij smeert dan de toegang met leem zover dicht dat het vrouwtje nog maar net naar binnen kan. Als zij daar dan zit, metselt het mannetje rustig verder, tot er nog maar een spleet ter grootte van de snavel vrij is. Zo kan het vrouwtje gevoed worden. Vier en halve maand zit het vrouwtje zo totaal van de wereld afgesloten, zodat zelfs geen slang de eieren kan bereiken. Zo blijft ook Elizabeth, de vroege vogel, verborgen.
Waarom houdt ze zich schuil? Omdat ze zich schaamt? Op haar leeftijd zwanger? Wil ze dat zo verborgen houden? Nee, de eerste maanden zie je dat juist veel minder en bovendien: had ze niet juist in haar lofzang gezegd dat God haar schande had afgenomen?! Verbergt ze zich dan omdat ze eerst zekerheid wil hebben? Nee, want die had ze al in haar geloof, hoorden we: ‘dit hééft de Here gedaan!’
Nee, ik denk dat het allereerst met haar eigen man te maken heeft. Ze wil blijkbaar solidair met Zacharias zijn. Hij die door zijn stomheid ook geïsoleerd is.
‘Ja, je hebt het nu wel vooral over Elizabeth – en dat is goed hoor – maar wat ik toch echt niet begrijp, is waarom die Zacharias zo streng gestraft wordt. Dat hij twijfelde, is toch ook heel begrijpelijk?! Als je al zo oud bent, als je al die jaren je knieën hebt stukgebeden om een kind, en dat is niet gebeurd, dan heb je je toch neergelegd bij de situatie? Dan is het toch logisch dat je zo’n aankondiging van een geboorte niet gelijk gelooft?’
Ach weet u, het is meer een teken dan een straf. Zacharias had ook om een teken gevraagd, vers 18: ‘Hoe kan ik weten of dat waar is?’ Die vraag was in feite gehonoreerd. Hij had een teken gekregen! Alleen een ander dan hij natuurlijk gehoopt had. Een beschamend teken. Een teken dat zoiets zei als: ‘zoals God in staat is de mond van Zacharias te sluiten, zo is Hij eveneens in staat de baarmoeder van Elizabeth te openen.’
En het mooie is dat Elizabeth solidair is met haar man. Ze zondert zich ook af. Voor hen was een tijd van zwijgen aangebroken. Voor Zacharias was dat ook inkeer: ‘waarom heb ik te weinig van God verwacht?’ En voor Elizabeth was het een tijd van verwachting: het kindje voelen groeien, de belofte langzaam vervuld, maar ook wachten op de Here God.
Ja, een wachten in zwijgen. Misschien zouden wij dat ook meer moeten doen, gemeente. Niet voor niets zegt de Prediker: er is een tijd van spreken en een tijd van zwijgen. Ja, ook van zwijgen. Zacharias had teveel gezegd. Misschien hebben wij ook wel eens teveel gezegd over God alsof we het beter wisten. Misschien hebben wij de naam van God ook wel eens te makkelijk in de mond genomen. Naar anderen toe, naar onszelf toe. Kunnen er ook geen tijden, geen situaties zijn, waarin we het beste kunnen zwijgen? De raadsels kunnen toch te groot zijn? De pijn te diep? Of juist de verrukking en de verwondering te groot? Is het dan niet beter om te zwijgen?! En zou juist als wij zwijgen, niet God zelf weer het woord kunnen nemen? Kunnen we daarop wachten in plaats van zelf die stilte maar te vullen met gepraat, die zo goedkoop is, zo de plank misslaat?! Stil worden voor God. Stil worden tot God. Zodat we zijn stem gaan horen…

Elizabeth verbergt zich. Ze wacht. Ze is stil. Maar het is niet doelloos. Nee, terwijl ze in verwachting is van Johannes, is ze ook in afwachting van de Here.
En in de zesde maand is de afzondering voorbij. Dan komt namelijk haar nicht Maria, nog maar net zwanger op wonderlijke wijze van een wonderlijk kind: Gods eigen Zoon. Als de vrouwen elkaar dan ontmoeten, springt Elizabeths kindje in haar buik  op. Ook een teken: wat jij draagt Maria, is de Beloofde, de Heer zelf!

Heiligen zijn mensen waar licht doorheen komt. Zo stelde Elizabeth zich open voor het licht, leerde ze wachten en verwachten, lofzingen en zwijgen. Laten we zo advent ingaan. In die houding: hunkerend naar licht, wachtend op Christus die komt.
Of zoals een gebed van Huub Oosterhuis verwoordt (zullen we bidden):

Gij wacht op ons
totdat wij opengaan voor U
wij wachten op uw woord
dat ontvankelijk maakt.
Stem ons af op uw stem
op uw stilte,
spreek tot ons uw zoon tegemoet
Jezus, het woord van uw vrede.

Dichtbij is uw woord,
Heer onze God,
dichtbij is uw genade.
Kom ons dan nu
met macht en mildheid tegemoet.
Sta niet toe, dat wij doof zijn voor U,
maar maak ons open en ontvankelijk
voor Jezus Christus, uw zoon,
die komen zal,
om ons te zoeken en te redden,
vandaag en alle dagen
tot in eeuwigheid.

Gij wekt het geloof in onze harten
God, wie wij ook zijn.
Gij kent en Gij aanvaardt uw mensen
wat zij ook van U vinden.
Spreek dan uw woord
over de wereld uit,
kom met uw hemel in ons midden,
geef uw zon aan goeden en kwaden
tot in eeuwigheid. Amen

zingen  Gezang 323:7,8

lezen van gedeelte avondmaalsformulier van Calvijn

zingen  Psalm 139:14

dankgebed en voorbeden

zingen  Gezang 127:6,7

zegen