aanvangslied  Psalm 103:1

stil gebed

votum en groet                    

aanvangstekst       ‘Zo liefdevol als een vader is voor zijn kinderen, zo liefdevol is de HEER voor wie Hem vrezen.’ (Psalm 103:13)

zingen          Evangelische Liedbundel 242

gebed om verlichting met de Heilige Geest

schriftlezingen      Job 1:1-5 en Efeze 6:1-4

zingen          Psalm 127:1,3

verkondiging         Thema: Vader Job 

Gemeente van Jezus Christus,

In Yad Vashem, het indrukwekkende Holocaustmuseum in Jeruzalem, staat een prachtig beeld van Job.

job yad vashem

Je ziet ‘m gebogen staan. Zijn armen zijn gekruist en z’n vuisten gebald. Z’n hoofd is naar boven gericht, z’n ogen zijn gesloten, maar wat vooral opvalt is de opengesperde mond. Het beeld is eigenlijk vooral één grote schreeuw naar Boven: ‘Waarom?!’ Hoe toepasselijk m.b.t. bij de gruwelen van de holocaust, de vernietiging van miljoenen Joden: ‘Waarom?’
Het beeld past ook naadloos bij Jobs naam. Die betekent ‘aangevochtene’. Zo staat Job er ook bij: gebogen onder al die klappen, de armen gekruist, de vuisten gebald. Job kan ook betekenen: ‘Waar is de vader?’ Ja, waar is de hemelse Vader in al het leed dat hem overkomt? Waarom heeft de Vader het toegelaten?

Vanavond komen we een andere kant van Job tegen. De Job voor al het leed dat hem trof. Job in gelukkiger dagen… Maar die naam is ook dan nog steeds veelzeggend: ‘Waar, of: wie is de vader?’ Ook in menselijk opzicht: ‘Waar is de vader? Wie is de vader?’ Jobs vader wordt namelijk helemaal niet genoemd. Dat is hoogst ongebruikelijk in de Bijbel, met name in het Oude Testament. Altijd wordt daar gezegd wie iemands vader is. Maar hier niet. Het verhaal van Job begint eigenlijk plompverloren. Er wordt ook geen tijdsbepaling genoemd. Leefde Job ten tijde van de aartsvaders of juist later? Het kan eigenlijk op ieder moment spelen, zo wordt het verteld. Alsof Job meer een gelijkenis is dan een geschiedenis. Alsof hij symbool staat voor wat mensen overkomen kan en hoe je daarmee dealt, zeker ook naar God toe.
Er is wel een plaatsbepaling: het land Us. Nu verschillen de uitleggers ook daarover van mening. De één denkt aan de omgeving ten noorden van Israël, de ander juist aan het oosten. De laatste uitleg lijkt het meest voor de hand te liggen. Er is een Us bekend uit het gebied van Edom, ten oosten van Israël. Wacht even…het volk Edom, dat zijn de afstammelingen van Ezau. Edom, dat is een gezworen vijand van het volk Israël. En juist daar leeft Job, een rechtvaardige. Weer zo’n typisch staaltje Bijbelse humor. Want hij mag dan afkomstig zijn uit de contreien van dat ‘goddeloze’ Edom, hoor hoe Job getekend wordt, direct na die plaatsbepaling: ‘Hij was rechtschapen en onberispelijk, hij had ontzag voor God en meed het kwaad.’ Mooier kun je als mens toch niet gekarakteriseerd worden: dit is de mens zoals God die bedoelt… Maar die bevindt zich dus wel buiten Israël… Veelzeggend.
Kijk, ik hoor mensen nog weleens over het Oude Testament oordelen als een bekrompen en nationalistisch boek, dat alleen gaat over Israël en waarvan God toch niet meer is dan een soort stammengod?! Maar dat klopt van geen kant. Hier zie je daar ook al een bewijs voor: in Edom, het volk waar Israël zo onder geleden heeft, woont een man die zo rechtvaardig en godvrezend is. Nee, we kunnen Gods heil echt niet opsluiten, beperken tot een bepaalde groep, tot onze eigen groep. Het is veel ruimer. En vooral veel verrassender. Kijk maar naar Job…
Maar goed, met vier genoemde pennenstreken wordt hij getekend: 1) hij was rechtschapen en 2) onberispelijk, 3) hij had ontzag voor God en 4) meed het kwaad. Die vier pennenstreken tekenen een man uit één stuk, een mens naar Gods hart: wiens innerlijk correspondeert met wat er uit komt. Die niets dubbels heeft: bijvoorbeeld vrome woorden gebruikt, waar vervolgens de daden mee vloeken. Nee, woord en daad blijven bij elkaar. Het geheim daarvan zit ‘m in het ontzag voor God, de vreze des HEREN, zoals dat klassiek heet. De eerbiedige omgang met God, die tegelijk ook zo heel vertrouwelijk is. En omdat er ontzag is voor de Heilige, wordt het kwaad gemeden, omdat dit zo haaks staat op Gods goede bedoelingen.
Zo is Job ook vader. Z’n naam betekent dus ‘waar is de vader, wie is de vader?’ Bij Job zie je een vader, een rolmodel in deze, als het gaat over het ouderschap, zoals God dat bedoeld heeft: een vader, een moeder die integer is, een ouder die met de Here leeft, die het goede voor heeft met de kinderen die hem of haar zijn toevertrouwd. En die daar aandacht voor heeft.
Ik bedoel: Job heeft ook een groot bedrijf, een megaonderneming met z’n duizenden stuks vee en z’n vele werknemers. Hij wordt zelfs de ‘aanzienlijkste man van het Oosten’ genoemd, een soort Bill Gates van toen zeg maar. Maar ondanks dat heeft hij wel tijd en aandacht voor z’n kinderen.
Ik kwam eens iemand tegen die zoon was van een directeur. Die vader leefde niet meer, maar de zoon vertelde: ‘M’n vader was altijd laat thuis. Hij had geen tijd voor me. Maar tegelijk was zijn wil wet en een eigen mening werd je niet bijgebracht.’ Die zoon was enigst kind en toch was er amper aandacht en tijd van z’n vader.
Job heeft maar liefst tien kinderen gekregen: 7 zonen en 3 dochters. Maar voor ieder van hen heeft hij wel tijd en aandacht. Daarover straks meer. Tegelijk is het bij Job niet beklemmend. Hij is geen vader die z’n kinderen continue op de huid zit. Daar had hij natuurlijk ook geen tijd voor met die megaonderneming, maar het gaat dieper. Hij gunt z’n kinderen ook ruimte. Speelruimte. Ruimte om zich te ontwikkelen. Ruimte om te ontdekken. Ons tekstgedeelte licht er één aspect uit, waaruit dat blijkt. Jobs kinderen houden van een feestje. Dat kom je bij jongeren meer tegen… Een feestje waar ook de broers en zussen welkom zijn, uitgenodigd worden, allemaal. Ja, het gezin van Job komt naar voren als een harmonisch gezin, waar ze graag in elkaars gezelschap zijn, waar ze het goed hebben met elkaar, waarbij een ieder ook welkom is en zich welkom voelt. Dat kan in een gezin, in een familie ook wel eens anders zijn. Een programma als ‘Het Familiediner’ laat dat vaak ook op pijnlijke wijze zien. Dat is nog maar een topje van de ijsberg- want niet iedereen wil op de televisie komen – maar hoeveel disharmonie, onenigheid, jaloezie en conflicten zijn er niet in gezinnen, in families. Pijnlijk. Verdrietig.
In het gezin van Job is dat anders. Dat heeft te maken met de houding van de kinderen naar elkaar toe. Maar het heeft ook te maken met de manier waarop Job met z’n kinderen omgaat. Hij geeft ze ruimte. Hij geeft ze een stuk vrijheid om het leven te vieren, om te genieten. Maar tegelijk is het geen onverschilligheid: ‘Laat ze maar! Ze doen maar…’ Nee, hij heeft begrip voor hun leefwereld en is er ook benieuwd naar. Hij roept ze bij zich, na afloop van het feest. Om te horen hoe ze genoten hebben. Maar ook voor een reinigingsritueel. In alle vroegte. Ja, want daarna wachtte blijkbaar het werk weer. Maar eerst had hij tijd en aandacht voor z’n kinderen.
Noem het gezinstijd. Zo belangrijk in de geloofsopvoeding. En dan denken we misschien gelijk aan een gesprek over God, de Bijbel. Maar het begint met aandacht sowieso voor je kind, voor z’n leefwereld: wie is hij of zij? Wat houdt ‘m bezig? Waar geniet ze van en waar loopt ze tegenop? Zulke gedeelde tijd geldt niet alleen voor ouders, maar ook voor grootouders. Ik zie dat heel mooi bij onze eigen kinderen. Hun opa’s en oma’s zijn echt in hen geïnteresseerd, vragen hoe het gaat, leven mee. En het is al meermalen gebeurd dat onze kinderen met bepaalde zorgen naar hun opa gingen. Maar ook als oom of tante kun je met een neefje of nichtje zulke gedeelde tijd beleven. En juist in dat gewone alledaagse leven mag het geloof geleefd worden. Veel mensen denken dat geloofsopvoeding en geloofsoverdracht bestaan uit het leren van godsdienstige gewoonten zoals bidden, Bijbellezen en kerkgang, maar die gewoonten functioneren pas goed als ze ingebed zijn in de totale geloofsopvoeding, als dat alles doorwerkt naar het alledaagse leven. Professor Ter Horst, van wie ik veel geleerd heb als het over geloofsopvoeding gaat, hij definieerde deze als volgt: ‘Alle invloed die het kind helpt om persoonlijk met de Heer in de wereld te leven.’
Daarbij is je eigen leven, je eigen levensstijl heel belangrijk. Want daaraan zien kinderen wat het geloof concreet uitwerkt. Zoals de kinderen van Job aan hem zagen dat hij een mens was uit één stuk, die het kwaad meed, die het goede zocht, die met z’n God leefde. En ze merkten het ook aan dat ritueel waar vers 5 over spreekt. Als zo’n feest weer voorbij was, dan riep Job z’n kinderen bij zich. Voor een reinigingsritueel. Job bracht voor ieder van z’n kinderen een offer en heiligde hen. Waarschijnlijk bestond dat laatste ook uit het aantrekken van andere kleding. Ziet u het voor zich? Die kinderen voor hun vader. Hij die voor hen offert. Hen andere kleren aanreikt.
Waarom doet Job dat? Hij verwoordt het zelf: ‘Misschien hebben mijn kinderen in hun hart gezondigd en God in hun hart vervloekt.’ Letterlijk staat er dat ze God in hun hart gezegend hebben, maar dan zegenen als afscheidsritueel. De Naardense Bijbel vertaalt het dan ook heel sterk: ‘dat ze in hun hart God vaarwel hebben gezegend.’ Job zegt niet dát dat gebeurt, nee dat het misschien gebeurt… Job is geen koude, harde vader die alles van zijn kinderen liefdeloos veroordeelt. Bij wie je het als kind nooit goed doet. Zodat er een sfeer van wantrouwen ontstaat. Nee, Job heeft begrip voor de leefwereld van zijn kinderen. Hij geeft ze ruimte om die feesten met elkaar te vieren. Daar is hij niet tegen. Wel is hij bezorgd hoé die feesten gevierd worden. Ja, ook het vieren van een feest is een kunst, om daar een gelovige stijl in te hebben. Dat heeft ook te maten met grenzen, en je niet te buiten gaan aan mateloosheid. En zo God buitensluit. En als dat chronisch wordt, in je hart Hem vaarwel zegt.
Job is niet naïef. Hij weet dat het kan. Je kunt een gespleten persoon worden. Die God alleen maar reserveert voor een stukje van je leven. Zondags Vroom en door de week Dreesman, zoals iemand eens snedig opmerkte. Op zondag, in de kerk, eventjes aandacht voor God, maar de rest niet. Maar zo werk je Hem erbuiten. Terwijl geloven, je relatie met God, nu juist bedoeld is voor het hele leven; te maken heeft met de hele werkelijkheid. Anders raak je Hem kwijt. Dan is het voorbij.
En om zijn kinderen weer helemaal te laten delen in Gods sfeer brengt Job dat offer, als verzoening, als reiniging van zijn kinderen. Hij heeft iets priesterlijks zo. Hij brengt z’n kinderen bij Gods verzoening, bij zijn reiniging. Ze mogen opnieuw beginnen. Ja, zo laat hij ook iets zien van Gods vaderschap, die ons zijn vergeving aanreikt, bij Wie we, dankzij het offer van Christus, opnieuw mogen beginnen.
Merkt u hoe de volgorde, de rangorde is? Niet beginnen bij de regels, maar bij de aanvaarding, de genade. Dat is ook zo wezenlijk hoe we omgaan met onze kinderen, onze kleinkinderen, de jonge generatie. Om hen niet te veroordelen, van ze houden zoals ze zijn. En daarvanuit hen te leren hoe ze leven mogen. Vanuit de genade, vanuit het zich aanvaard weten, vanuit de dankbaarheid.
Daar schrijft Paulus ook over in Efeze 6 waarin hij handelt over het vijfde gebod: ‘Eer uw vader en uw moeder.’ Het mooie is dat Paulus het ook omdraait, ook de ouders aanspreekt: ‘Vaders (en moeders), maak je kinderen niet verbitterd.’ M.a.w.: geef ze ruimte, treed ze tegemoet in een houding van liefde en geduld. Laat ze merken dat ze opnieuw mogen beginnen. Wees zelf ook hierin een voorbeeld. Wees bereikbaar. Wees een beeld van het vaderschap, het moederschap van God.
‘Ja’, denkt u misschien, ‘makkelijk praten als het over Job gaat. Zijn kinderen stonden er blijkbaar voor open. Maar wat nu als je kind hele andere wegen is gegaan, God daadwerkelijk vaarwel heeft gezegd? Dan heeft dit toch allemaal weinig zin?’
Dat weet ik niet. Wat ik zo mooi vind, is dat er over Job gezegd wordt in vers 5 dat Job dit telkens weer deed. Hij had immers ook geen garantie. Telkens bad en offerde hij voor zijn kinderen, sprong hij voor hen zo in de bres. Het is dus echt een kwestie van volharden, een lange adem. Ik moet denken aan mijn eigen ouders. Op hun slaapkamer hangt een tegeltje aan de muur met daarop het gebed ‘Ik leg de namen van mijn kinderen in uw handen.’ Dat bordje hangt daar al heel lang en nog langer wordt het ook in praktijk gebracht. Omdat mijn ouders heilig geloven in de kracht van de voorbede. Zoals Job dat ook deed. Zoals die vier mannen eigenlijk ook deden toen ze hun verlamde vriend voor Jezus neerlieten als een tastbaar gebed. En dan staat er dat Jezus ‘hun’ geloof zag, niet ‘zijn’ geloof. De jongen was immers verlamd, niet alleen letterlijk blijkbaar. Maar Jezus zag het geloof van zijn vrienden. Laat het een aansporing zijn voor u om zo te blijven geloven en hopen voor anderen: uw kinderen, kleinkinderen en wie u ook op het hart ligt.
Net zoals Job dat telkens deed. ‘Wie is de vader?’ betekent zijn naam. Nou, hier is hij: een liefhebbende, aanvaardende en priesterlijke vader. Maar Jobs naam betekent ook ‘waar is de Vader?’ Een vraag, een roep, die Job zelf op de lippen kwam toen alles hem ontnomen werd: inclusief z’n kinderen. Daar waar hij zelf zo zuinig op was – ze alle 10 koesterde als z’n oogappel – ze kwamen om door een verwoestende storm die het huis deed instorten, juist tijdens één van die feesten: o wrede ironie…
Jobs vrouw is verbijsterd en verbitterd. Ze roept haar man toe om God vaarwel te zeggen, om met Hem te breken. Maar dat doet Job niet. Dan kan hij niet. Waar hij zelf zo hartstochtelijk voor bad voor z’n kinderen, dat ze God niet vaarwel zouden zeggen, dan kan hij nu zelf niet doen. Hoe z’n leven ook in puin ligt, hij niets meer heeft dan zweren op z’n lijf en een potscherf om zich mee te krabben; hij blijft aan God vasthouden. Al is het ook klagend en worstelend. Dat beeld uit Yad Vashem is zo veelzeggend. Het vervolg van het boek Job laat dat ook horen. Maar Job kan en wil niet zonder God, omdat hij zich in Gods hand weet: dé Vader. En zo heeft Job iets weg van Jezus. Die ook alles kwijtraakte, tussen hemel en aarde hing, aan het kruis, en riep: ‘Waar bent U? Waarom heeft U mij verlaten? Maar tegelijk zijn vertrouwen op God bleef stellen en uiteindelijk zijn geest in zijn Vaders handen beval. En over priester gesproken. Hij is onze grote Hogepriester die met zijn offer voor ons pleit en voor ons bidt, in goede en kwade dagen. Daarom:

Wij geven het leven niet prijs,
de nacht doet de dag niet vergeten.
Ons lied krijgt een andere wijs
en soms zijn de woorden slechts kreten,
maar hoog blijft de toon:
wij hebben de Zoon,
een kind naast de Vader gezeten!

Amen

zingen         Gezang 476:1,2

gezongen geloofsbelijdenis      Evangelische Liedbundel 274a

dankgebed en voorbede

inzameling van de gaven

slotlied        Psalm 103:5,7

zegen