zingen         Psalm 33:8

stil gebed

votum en groet

openingstekst       ‘Dankzij hem hebben we door het geloof toegang gekregen tot Gods ​genade, die ons fundament is, en in de hoop te mogen delen in zijn luister prijzen we ons gelukkig. En dat niet alleen, we prijzen ons zelfs gelukkig onder alle ellende, omdat we weten dat ellende tot volharding leidt, volharding tot betrouwbaarheid, en betrouwbaarheid tot hoop. Deze hoop zal niet worden beschaamd, omdat Gods ​ liefde​ in ons ​hart​ is uitgegoten door de ​heilige​ Geest, die ons gegeven is.’ (Romeinen 5:2-6)

zingen met combo          ‘U roept ons samen’ van Sela

lezing van het gebod  uit Efeze 5

zingen  Evangelische Liedbundel 184:1,3

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

zingen met combo ‘Mijn hoop is op U, Heer’

kindermoment

Eigenlijk had ik een kettinkje mee willen nemen, met daaraan een kruisje, een ankertje en een hartje. Ken je die? Heeft iemand van jullie er soms één? Maar weet je, dat is gewoon veel te klein om het goed te laten zien. Voor jullie, en al helemaal voor de mensen in de kerk. Want die kijken altijd heel goed mee bij het kindermoment, weet ik toevallig…
Daarom maar even via de beamer.
Dan kunnen jullie het allemaal goed zien. Jullie hier vooraan en u in de kerk… En voor de mensen in de kerk die het niet goed kunnen zien en voor de mensen thuis gaan we het ook vertellen.
Je ziet een kruis, een hart en een anker. Wie weet waar die op slaan? Het kruis staat voor het geloof. Waarom? Omdat het te maken heeft met de Here Jezus in wie we geloven. Het hart staat voor de liefde. Je hart is heel belangrijk. Zonder dat je hart slaat, is het voorbij. Zo is de liefde ook heel belangrijk, hartstikke belangrijk. En het anker staat voor de hoop. Zoals een anker een schip vasthoudt, zo mogen we hopen op God. Weten, geloven dat Hij ons vasthoudt en dat het allermooiste nog komt. Daar mag je op hopen. Niet als iets onzekers, want het is een anker. Het is vast en zeker.
Het mooie van dit plaatje is dat dat kruis, dat hart en dat anker aan elkaar vastzitten. Geloof, hoop en liefde horen ook bij elkaar. Onlosmakelijk. En toen dacht ik, dat wil ik nog met iets anders duidelijk maken. En dat is wel groot genoeg. Kijk, hier deze plant.

5.0.2

Kijk, hier deze plant. Daarmee wil ik iets duidelijk maken over geloof, hoop en liefde. Je kunt het geloof vergelijken met de wortels. Zonder wortels gaat de plant dood. De wortels halen het wat uit de grond. Zo is het met geloof ook, dat is verbonden met de Here God, met de Here Jezus. Hij zorgt dat we groeien, dat we kunnen geloven. De stengel van de plant is de hoop. Die gaat omhoog. Die richt zich op God, die verwacht het van Hem, die weet dat het beste nog komt, boven in de hemel, bij God. En de bloem is de liefde. Toch het mooiste aan een plant. Die het meeste opvalt. Zo is het met de liefde ook. God liefhebben, anderen liefhebben is te zien, is te merken. Zonder liefde is het zinloos.

schriftlezing          1 Petrus 1:3-12

zingen  Gezang 314:1,3,4

tekstlezing  ‘Geprezen zij de God en Vader van onze ​Heer​ ​Jezus​ ​Christus: in zijn grote ​barmhartigheid​ heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van ​Jezus​ ​Christus​ uit de dood, waardoor wij leven in hoop.’ (1 Petrus 1:3)

verkondiging  Thema: Hoopvol!

Gemeente van Jezus Christus,

Als je een brief of een mail schrijft, waarbij je niet precies weet wie ‘m gaat lezen, bijvoorbeeld bij een bedrijf of een organisatie, kun je beginnen met L.S. De afkorting L.S. komt uit het Latijn en staat voor Lectori Salutem, oftewel: Aan de lezer heil.
Eigenlijk is dat ook een goede typering van ons tekstgedeelte uit 1 Petrus 1: L.S. – Lectori Salutem – Aan de lezer heil. Ook hier betreft het immers het begin van de brief. Ons tekstgedeelte is toch eigenlijk een uitwerking van de groet met name: hier worden de genade en de vrede in overvloed uitgewerkt en uitgestald. Of moet ik zeggen: bezongen?!
Ja, ons tekstgedeelte is toch eigenlijk een lied, een loflied. Zo begint het ook: ‘Geprezen zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus.’ Typerend. Alsof Petrus zeggen wil: over dat heil, over die genade en vrede, valt toch het beste te zingen! Daarom doen we dat ook zo vaak in de kerk…

Lectori Salutem – aan de lezer heil. Dat heil zoals Petrus dat hier in vele toonaarden bezingt, heeft consequenties voor ons leven. En dan zijn we bij onze tekst. Het is daardoor ‘een leven in hoop.’ Of zoals er eigenlijk letterlijk staat: ‘we zijn een levende hoop.’ Zelf kunnen we een levende hoop zijn! Is dat hoopvol, of niet?!
‘Ehm, laten we wel wezen. Hoop is natuurlijk iets moois, iets ontroerends, maar toch ook iets onzekers? Hoe vaak hoor je mensen zeggen: ‘Ik kan alleen nog maar hopen.’ Het enige dat rest, is hoop… Hoe ‘vol’ is hoopvol dan?
Dat doet denken aan een Griekse mythe, waarin verteld wordt dat Zeus – de Griekse oppergod – aan de mensheid een vat schonk dat gevuld was met allerlei goede gaven. De mensen mochten dat echter onder geen beding zélf openen. Ze moesten wachten tot zou blijken welke goede gaven Zeus hun geschonken had. U voelt ‘m, denk ik, al aankomen: de mensen waren zo nieuwsgierig dat ze niet konden wachten. Ze openden het deksel van het vat. De gevolgen waren verschrikkelijk. De goede gaven ontsnapten stuk voor stuk en keerden terug naar de godenwereld. Snel deden de mensen het deksel weer op het vat. Daardoor kon er nog net één gave bewaard blijven die nog in het vat was. Die ene gave was de hoop…
Een veelzeggend, maar ook een beetje triest verhaal. Die goede gave van de hoop, was voor de Grieken namelijk een schrale troost, omdat voor hen die hoop ook zo onzeker was. De Griekse filosoof Plato zei het kernachtig: ‘Niets zit de mens zo zeer in het bloed als het hopen, terwijl geen mens zeker kan zijn van wat hij hoopt.’ Herkenbaar denk ik, ook voor velen vandaag de dag.

Maar de hoop waar Petrus het over heeft, de Bijbelse hoop, is anders. Daar staat geen vraagteken achter, maar een uitroepteken. Die komt niet voort uit een gemis, maar uit een bezit. Dat is geen ijdele hoop, maar een levende hoop. Waarom? Omdat ze gefundeerd is in de levende Heer. Omdat ze gehecht is, als een anker, aan wie God is en wat Hij voor ons bereid heeft.
Weergaloos staat dat in vers 3: ‘Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft Hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop.’ De hoop, een leven in hoop, zelf een levende hoop zijn, is dus een gevolg van wat de Here God heeft gedaan door de opstanding van Jezus Christus. Daardoor is er een nieuwe geboorte. Een totale verandering betekent dat. Een volstrekt nieuw begin. Die verandering hebben we nodig. Zonder dat blijft het doods, leeg, hopeloos.
Maar dankzij Gods grote barmhartigheid, zijn genade dus, die aan het licht kwam in Christus’ opstanding, daarom is er die verandering.
Als ze je vragen: ‘Wanneer ben je opnieuw geboren?’, dan moet je ten diepste antwoorden: ‘In het jaar 33 na Christus, toen Hij opstond uit de dood. Op die eerste Paasmorgen. Want daardoor ben ik opnieuw geboren. Hij dacht toen ook aan mij! Dat deed Hij ook voor mij!’ Over grote barmhartigheid gesproken, genade die aan alles voorafgaat!
En daarop is onze hoop gefundeerd. Dat maakt het dus niet iets onzekers, maar juist zo vast en zeker. Dat is de Vaste Rots van ons Behoud. En omdat de hoop daarop gefundeerd is, staat er geen vraagteken achter, maar een uitroepteken: een levende hoop. Vol van hoop. Hoopvol!
Dat heeft ook alles te maken met geloof en liefde, vers 8: ‘U hebt Hem lief zonder Hem ooit gezien te hebben, en zonder Hem nu te zien gelooft u in Hem.’
Petrus’ lezers verschilden daarin van hem. Zelf had Petrus Jezus gezien. Drie jaar lang met Hem opgetrokken en alles meegemaakt. Zulke ooggetuigen waren z’n lezers niet. Net als wij niet. Wij kunnen hen daarin een hand geven. Maar zei Jezus het zelf niet: ‘Zalig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ Niet zien en toch geloven. Dat maakt je zalig, dus diep gelukkig. Jezus niet zien en wel van Hem houden, Hem liefhebben, die al veel eerder ons liefhad en blijft liefhebben. Juist dat niet zien, verbindt geloof en liefde aan de hoop. Paulus schrijft ergens: ‘Hoop die gezien wordt, is geen hoop.’ En dat zet die hoop dus op dezelfde lijn als geloof, en het liefhebben van Jezus. Ik las ergens: ‘Liefhebben en geloven zijn vruchten van hopen. Zoals omgekeerd hopen slechts mogelijk is op grond van liefhebben en geloven.’ Ja, het is dus een drie-eenheid. Denk nog maar terug aan dat kinderverhaal over die plant. Het geloof als de wortel, de hoop de stengel en  de liefde de bloem.
Ja, de hoop als de stengel. De hoop is namelijk ergens op gericht. Allereerst op God, geworteld in de levende Heer. Maar ook gericht naar boven, naar het heil van God, naar de redding. ‘Een erfenis’, zoals Petrus het hier noemt, vers 4: ‘Er wacht u, die door Gods kracht wordt beschermd omdat u gelooft, in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis die nooit verwelkt.’
Op die geweldige erfenis richt de hoop zich, ziet daar naar uit. Kijk, wij weten niet wat er in de toekomst gebeurt, zelfs niet die van morgen. Dat is onzeker. Maar we hoeven niet onzeker te zijn over wat God over de toekomst zegt, over wat Hij in petto heeft: wat er al klaarligt in de hemel: een erfenis. Een erfenis die zo immens is, zo geweldig, zo heerlijk, dat Petrus die eigenlijk alleen in ontkenningen kan omschrijven, dat wat het niet is: ‘onvergankelijk, ongerept en onverwelkelijk’. Of zoals iemand zei: ‘Gods belofte is een hemels deposito bestand tegen de moker van de dood (onvergankelijk), tegen het bederf van de zonde (ongerept) en de tand van de tijd (onverwelkelijk).’ Dat hemels deposito ligt bewaard in de hemel, veilig en wel, klaar om uitgekeerd te worden. Daarop mogen we hopen. Het beste, het mooiste komt nog! Dat maakt ons hoopvol!
Niet alleen voor straks trouwens, voor de toekomst. Ook hier en nu al. Dat zie je trouwens al in dat bewuste vers 4. Petrus schrijft daar dat je door Gods kracht wordt beschermd, ‘bewaard’ mag je ook vertalen. Die erfenis wordt niet alleen bewaard in de hemel, wij worden ook door Gods kracht bewaard. Nee, we zien Hem niet, maar door zijn Heilige Geest is Hij bij ons, zelfs in ons. Dichterbij kan niet. En gelukkig zijn er nu ook al voorproefjes van die erfenis. Jezus is immers opgestaan. Hij leeft. En daardoor doet Hij ons opnieuw geboren worden. Dat betekent dat we met nieuwe, met andere ogen naar deze werkelijkheid kijken, God zelf mogen opmerken in ons bestaan. Dat is leven in hoop.
Tim Keller vergelijkt het met het verschil hoe een dier of een mens de werkelijkheid ziet en ervaart. Als je een varken  een diamant of parel laat zien, zal hij net zo druk bezig blijven met het wroeten in zijn eten. Hij heeft namelijk geen besef van de waarde van de edelsteen. Het is letterlijk paarlen voor de zwijnen. Zo is het ook als je niet opnieuw geboren bent, als je niet geworteld bent met je geloof in Christus, gericht op Hem, op die erfenis, vol liefde van en voor Hem. Dan kun je kijken naar woorden als ‘God’ ‘genade van God’, ‘redding’, maar het blijven slechts abstracties. Maar als je opnieuw geboren bent, als je gelooft, hoopt en liefhebt, dan wordt alles anders. Dan is God een levende realiteit en kleurt dat je leven.
Daar hoef je niet superslim voor te zijn of een knappe theoloog of weet ik wat. Theo van Teijlingen zong hier gisteravond over Luuk. Een jongetje met een beperking, zoals wij dat noemen. Praten kan hij niet. En nog meer niet. Maar Theo van Teijlingen zong over wat hij wel kan, of beter: waarin hij een doorkijkje is van Gods wereld:

(…) Jij voelt de tonen van een niet gezongen lied
ervaart het diepst verstopte verdriet.
Jij voelt kleuren sterk,
herhaling is het die jij snapt.
En het orgel hoor jij in een volle kerk,
en toch ben jij de enige die klapt.

En je juicht voor de bomen
en je zwaait naar de wind.
Een fietstocht wordt een lofgedicht
en ondanks de zorgen om jouw kwetsbaarheid
herken ik vrede in jouw gezicht.

Ben jij een dichter, zonder woorden, onbegrepen,
maar dichter bij de Psalmen dan ooit?
Ben jij een engel die vanuit de hemel
op onze aarde, op onze chaos is uitgestrooid?

Wat een ontroerend voorbeeld hoe een mensenkind een levende hoop mag zijn, kan zijn. Weet u, wat verlang ik naar een kerk waar we dat delen met elkaar. Ook in het nieuwe seizoen. In onze ontmoetingen in en rond de kerkdiensten, tijdens pastorale gesprekken, op de kringen, de groeigroepen, de catechisaties, de clubs. Daar tekenen van hoop delen. Hoopvolle verhalen, hoe je God mocht vinden, hoe Hij jou vond. Ervaringen delen: eerlijk, kwetsbaar, zonder poeha, waaruit we hoop putten, geloof en liefde. Waar we blij van worden.
Ja, dat is toch de grondtoon die bij de hoop hoort: vreugde. Vers 6: ‘verheug u hierover…’ Vers 8: ‘u ervaart een onuitsprekelijke, hemelse vreugde.’ Ja, nu al.
Natuurlijk, er is ook verdriet. Er zijn moeiten. Petrus noemt dat ook. Z’n lezers wisten daar ook alles van. Dat ze in Jezus Christus waren gaan geloven, had hen ook tegenstand op geleverd. Ze waren daardoor vreemdeling geworden in hun eigen land, een vreemde eend in de bijt. We hoorden het vorige week. Ze voelden minachting. Ze lagen eruit.
Geloven is geen eitje, gemeente. Het is ook afzien. Het kan lijden betekenen. Verdriet. Moeiten. Het wordt niet ontkend. Integendeel. Maar het wordt wel in perspectief gezet. Het perspectief dat God ons daarin wil bewaren. En het perspectief dat het verdriet, de beproevingen, tijdelijk zijn. Terwijl die erfenis eeuwig is, onbeperkt, ongerept, onverwelkelijk. Daarom niet stil maar, wacht maar, maar zing maar, verheug je maar. Dat is de grondtoon van de hoop. Zoals je zag bij die Koptische christenen die in hun verwoeste kerk hun lofliederen zongen. Zoals ik zag bij dat kind dat voor de rouwstoet uithuppelde, want opa was immers bij God. Zoals ik hoorde bij mijn oma, toen ze nagenoeg blind en gevangen in haar stoel deze Psalmtekst maar bleef herhalen: ‘Maar blij vooruitzicht dat mij streelt. Ik zal ontwaakt Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, verzadigd met uw godd’lijk beeld.’ Hoe hoopvol!
Ja, ook in zulke omstandigheden dus. Dat heeft met diezelfde hoop te maken. Iemand vergeleek die met een springveer. Die ontwikkelt z’n kracht pas echt als hij ingedrukt wordt. Zo is het met de hoop. Als de omstandigheden op je drukken, als er verdrukking komt, dan duwt dat je alleen maar meer op het fundament, brengt het je bij de levende Heer, bij zijn beloften, bij die geweldige erfenis die klaarligt en dan springt het omhoog, en is er de vreugde, het loflied. Lof zij Christus!

Amen

zingen met het combo 1) ‘k zal er zijn’ van Sela en 2) ‘Er is een dag’

dankgebed en voorbeden, afgesloten met het gezongen Onze Vader

slotlied          Gezang 479:3,4

zegen

regisseur Peter Meijer vertelt iets over het KerstWandelTheater