zingen          Psalm 84:1

stil gebed

votum          en groet

openingstekst        ‘Nu wij door zo’n menigte geloofsgetuigen omringd zijn, moeten ook wij de last van de zonde, waarin we steeds weer verstrikt raken, van ons afwerpen en vastberaden de wedstrijd lopen die voor ons ligt. Laten we daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof: denkend aan de vreugde die voor hem in het verschiet lag.’ (Hebreeën 12:1,2a)

zingen          Psalm 84:3,4

lezing van het gebod des Heren         vanuit Romeinen 13

zingen          ELB 185:1,4

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kindermoment

goud waard

Gisteren was dit de voorkant van de krant. Wie wil dat lezen? ‘Goud waard’. En dan zie je de foto’s van twee sporters: Ranomi Kromowidjojo en Dafne Schippers. Bij de één staat ‘vannacht om 3.00 uur’ en bij de ander ‘vannacht om 3.35 uur.’ Heeft één van jullie gekeken? Hebben jullie dan gehoord? Hebben deze meiden goud gewonnen op de Olympische Spelen? Helaas niet.
Maar weet je wat ik nu zo mooi vind, dat er in kleine lettertjes onder staat: ‘Onder voorbehoud dat zij zich vannacht kwalificeren. Gebeurt dat niet, dan blijven ze voor ons nog steeds goud waard.’ En zo is het. Het is natuurlijk razend knap dat ze zo voor gekomen zijn, dat ze zo hard kunnen zwemmen of zo hard kunnen lopen.
Gaat dat vanzelf of moeten ze daar wat voor doen? Zwemmen ze alleen die paar wedstrijden daar op de Olympische Spelen of rennen ze alleen die paar baantjes zo hard mogelijk?
Nee, daar hebben ze voor getraind. Keihard getraind. Als je echt goed wilt sporten, dan moet je trainen.
Nou, zo is het eigenlijk met het geloof ook. Dat gaat ook niet vanzelf. Dat moet je ook trainen. Daar moet je ook in oefenen. Hier in de kerk. Op de kindernevendienst. Straks met de clubs. En deze week met de VakantieBijbelWeek. Van dinsdag tot en met vrijdag. Hier in de Pauluskerk. Om 9.15 uur gaan de deuren open en net voor half tien begint dan het programma. Prachtige verhalen uit de Bijbel worden verteld. Mooie liedjes worden gezongen. Je kunt knutselen. Pannenkoeken eten is er ook nog bij. Juf Yvonne kan je er alles over vertellen. Of anders zoek je, of je ouders het op de website van de VakantieBijbelWeek (http://www.vbwgouda.nl/). Waarom vertel ik dit? Omdat het ook een manier is van trainen in het geloof. Het oefenen. Om daardoor God steeds beter te leren kennen en sterker te worden in je geloof, om daarin te groeien. Daar gaan we nu ook van zingen met het bekende lied ‘Lees je Bijbel, bid elke dag’. We zingen dat in het Nederlands en het Engels.

zingen          ELB 459

schriftlezing 1 Korinthe 9:19-27 (vers 24-27 is m.n. het uitgangspunt voor de preek)

zingen          Psalm 97:5,6

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Het zal u niet ontgaan zijn: de Olympische Spelen in Rio de Janeiro zijn in volle gang. Ik weet niet of u het een beetje volgt, maar ik wel. Ik durf mezelf wel een sportliefhebber te noemen en dan kom je bij de Olympische Spelen zeker aan je trekken. Wat waren er al veel mooie, maar ook dramatische sportmomenten te zien: het goud van wielrenster Anna van Breggen, met die verschrikkelijke val van haar landgenote daar vlak voor; de 23e gouden plak van zwemmer Michael Phelps; de ontgoocheling bij judoka Kim Polling, de gedoodverfde favoriet: in haar eerste partij wierp ze na een aantal seconden al haar tegenstandster op de grond, maar raakte daarna helemaal de kluts kwijt, waardoor ze uitgeschakeld werd: geen gouden plak, helemaal geen plak…

Ook in de Bijbel komen we de sport tegen. Als metafoor. Als beeld voor het leven, het geloofsleven. M.n. Paulus gebruikt dit beeld meermalen. Dat is best bijzonder, want Paulus was een Jood. En Joden moesten niet veel hebben van de sportbeoefening in die dagen. De Grieken daarentegen waren er verzot op, evenals de Romeinen. Maar de Joden vonden die fascinatie voor het lichaam – de Griekse atleten beoefenden de sport ook naakt – overdreven, afgoderij. Nu waren die wedstrijden, de spelen in die tijd, ook religieuze happenings: ze begonnen en eindigden met diverse godsdienstige uitingen.
Maar Paulus laat zich daar toch niet door weerhouden om vrijmoedig de sport als beeld te gebruiken. Niet voor niets gebruik ik het woord ‘vrijmoedig’, want als iets het geloof van Paulus stempelt, dan is het de vrijheid. In ons gedeelte begint hij daar ook mee, in vers 19: ‘vrij ben ik ten opzichte van iedereen.’ Vrij met als grote doel om Christus en de mensen te dienen, om het Evangelie te communiceren. En daarbij wordt hij de Joden een Jood én de Grieken een Griek. Hij spreekt hun taal. Hij gebruikt hun cultuur, hun gebruiken, hun passies om daarmee het Evangelie te verkondigen. Zoals dus de sport.
Zeker in Korinthe was dat ook heel herkenbaar. Die stad had ook z’n eigen spelen: de zgn. Isthmische Spelen. Tweejaarlijks werd deze gehouden en de stad stond dan op z’n kop. Populaire sporten waren hardlopen, boksen en worstelen. Paulus gebruikt precies deze sporten in ons tekstgedeelte, waarbij opvalt dat hij helemaal niet waarschuwt voor sportverdwazing of afgoderij. Nee, op een positieve wijze vergelijkt hij sport met geloven.
Via topsport om precies te zijn. Het gaat hier niet om mensen die maar een beetje voor de lol wat aan sport doen. Nee, het is een uiterst serieuze zaak. En de bekende uitspraak ‘meedoen is belangrijker dan winnen’ is hier niet van toepassing. Ze doen mee om te winnen. Daar hebben ze alles voor over. Daar hebben ze ook voor getraind. Keihard getraind. Bij die Isthmische Spelen was dat zelfs verplicht: om 10 maanden te trainen, waaronder een maand in Korinthe zelf. Als je je daar niet aan hield, dan mocht je al niet meedoen. Paulus trekt dit door naar het geloof, naar zijn leven als gelovige, als dienaar van Christus, vers 27: ‘ik hard mezelf en oefen me in zelfbeheersing.’ M.a.w. dat geloof komt je dus niet aanwaaien. Het betreft geen leunstoelgeloof en ook geen feel-good-christendom: ‘als het maar fijn voelt.’ Nee, zegt Paulus: ik hard mezelf. Dat is niet altijd fijn. Dat is afzien. Dat is hard trainen.
Ja, zonder training komen er geen prestaties. Trainen heb je als sporter nodig om conditie op te bouwen, om spiermassa te kweken, om aan je techniek te schaven. Zo kun je als christen ook niet zonder trainen. Geloven gaat niet vanzelf. Het is ‘vastberaden de wedstrijd lopen die voor ons ligt’, hoorden we aan het begin van de dienst uit de Hebreeënbrief. Die wedloop van het geloof is ook veel meer een marathon dan een korte-afstand-nummer. En dat vraagt om trainen, om oefenen. Waar doe je dat? Hoe doe je dat?
Wat dacht je van de kerkdienst?! Vroeger noemden ze die niet voor niets ‘godsdienstoefening.’ Dat woord is helemaal uitgeraakt. Tegenwoordig noemen we de kerkdienst een viering. En dat is ook mooi, maar je loopt daarmee wel het risico dat het consumptief wordt, leunstoelachtig, feel good. Terwijl geloven dus ook om oefenen vraagt, om trainen. Hier in de kerkdienst oefenen we. Horen we waar het werkelijk om gaat. Wat God ons belooft, maar ook wat Hij van ons vraagt. Brengen we ons te binnen wat Jezus voor ons heeft gedaan, wie Hij voor ons is, maar ook dat Hem volgen kruisdragen betekent, de minste zijn, er voor anderen zijn. We oefenen dat alles om er juist in de week klaar voor te zijn, in de wedstrijd van het leven, als er keuzes gemaakt moeten worden, als het erop aankomt wat we doen met wat we hier hoorden, zongen en beleden. Dan moet je het wel eerst horen, zingen, je te binnen brengen, je opnieuw toewijden: kortom: oefenen! Zonder die  godsdienstoefening van de kerkdienst wordt geloven een lastige zaak. Heel lastig.

Naast de gemeenschappelijke kerkdienst is ook de persoonlijke training wezenlijk. Paulus spreekt ook niet voor niets in de ik-vorm in de laatste twee verzen: ‘daarom ren ík niet als iemand die geen doel heeft (…) ík hard mezélf en oefen mé in zelfbeheersing.’ Het is ook een persoonlijke zaak, waar je zelf van doordrongen en gemotiveerd voor moet zijn. Hoe oefen je zo persoonlijk? De kinderen zongen het al eerder, met die eenvoudige, maar rake tekst: ‘lees je Bijbel, bid elke dag.’ Nee, dat hoeven geen hele lappen uit de Bijbel te zijn. Een paar verzen kunnen genoeg zijn. Maar die geconcentreerd tot je nemen: ‘Wat zegt God hierin? Wat belooft Hij mij? Wat vraagt Hij van me, heel concreet? Wat moet ik Hem hierin belijden als zonde? Hoe kan ik dit vandaag in praktijk brengen?’ Dat doet je groeien, dat versterkt je geloofsconditie. En in één adem: ‘bid elke dag.’ Want die woorden van God vragen om antwoord. En dat is bidden precies: antwoorden op God die je aanspreekt. Hem danken voor wie Hij is en wat Hij je zegt. Hem bidden om dit werkelijkheid te laten worden in je leven. Bidden voor anderen die het net zo hard nodig hebben.
Elke dag. Zoals een topsporter ook dagelijks traint. Om zich in alles te beheersen, zegt Paulus in vers 25. Het vraagt dus discipline. Om ‘nee’ te zeggen tegen datgene wat je schaadt in je relatie met God. Om bepaalde momenten in de week echt te blokken voor andere zaken en je dan helemaal te richten op God. Sporters noemen dat focussen. Een prachtgezicht vind ik dat bijvoorbeeld bij het hoogspringen. Hoe zo’n atleet zijn adem reguleert, in de verte staart, zich door niemand of niets laat afleiden, ook niets of niemand meer lijkt te zien dan alleen die lat die daar ligt en waar hij overheen moet… Focussen: het is zo goed en nodig om dat telkens weer te doen op Gods zaak, op Zijn Woord, op Wie de Here Jezus is. Wat Hij voor jou gedaan heeft. Wie je in Hem en door Hem mag zijn.

Wat is het doel van dat focussen, van dat jezelf harden en oefenen in zelfbeheersing? Paulus zegt het al in het begin van onze tekst, vers 24: om te rennen als ‘de atleet die wint.’ Het gaat om de winst. Om de prijs. Maar wacht even, denkt u misschien: ik was vorige week hier ook in de kerk, bij die mooie preek van ds. Hilde Graafland over die drie vrienden van Daniël en op een gegeven moment zei zij: ‘We geloven niet om ervoor beloond te worden. Dat is niet de diepste reden: om in de hemel te komen.’
Inderdaad, we geloven om wie God is, om hoe we de Here Jezus hebben leren kennen. Geloven is geen kwestie van zo goed mogelijk presteren om daar dan door God voor beloond te worden: vóór wat hóórt wat… Nee, als Paulus – en trouwens de hele Bijbel – nu iets duidelijk maakt, is dat we uit genade behouden worden. Dat het voor ons verdiend ís, volbracht door de Here Jezus Christus. We zijn door Hem gewonnen. Of zoals Paulus ergens jubelt: ‘we zijn meer dan overwinnaars, door Hem, die ons heeft liefgehad.’ Door Hem hebben we al gewonnen! En daarvanuit mogen we gaan lopen zeg maar. Dat haalt wel de kramp eruit!
Maar tegelijk is het ook geen vrijbrief om het dan maar te laten waaien. Zo van: ‘O, we zijn toch al overwinnaars, dus wat maakt het dan uit?!’ Nee, dan maak je die genade goedkoop en dat is echt zonde. Het wil je juist in beweging zetten. Als je werkelijk onder de indruk bent geraakt door die onvergelijkbare, kostelijke liefde van Christus, als je ontdekt hebt wat Hij voor jou over heeft gehad: – om maar in sporttermen te blijven – welke wedstrijd Hij voor jou heeft gelopen, tot het bittere eind, dan wil je toch niet anders dan in zijn spoor gaan?! Dan wil je toch dat anderen hier ook voor gewonnen worden?! Ja, ‘winnen’ is echt het sleutelwoord in 1 Korinthe 9.  Maar liefst 6 keer komt het voor. Het meeste in het begin, en daar gaat het dan juist over anderen voor Christus winnen. Dat was Paulus’ grote passie. Om mensen te redden. Ja, het is niet om het even. Je moet zelf maar weten of je gelooft of niet, of je Jezus wilt kennen of niet. Nee, het gaat om redding, om behoud, om de diepste vervulling van je leven. Buiten Christus is het leeg en verloren. Maar met Hem is het winst. Pure winst. Dat is Paulus’ eigen ontdekking, en hopelijk die van u en jou ook… Die winst gun je dan een ander toch ook?!
Ja, Paulus heeft daar zelfs alles voor over. Hij zegt in vers 23: ‘Ik doe alles voor het Evangelie om ook zelf aan de beloften ervan deel te krijgen.’ Ja, het gaat ook om jezelf, om de eindwinst voor jou zeg maar. Daarom hardt Paulus ook zichzelf, als een topsporter, gaat hij er helemaal voor, ‘want’, zegt hij in het slotvers: ‘ik wil niet aan anderen de spelregels opleggen om uiteindelijk zelf te worden gediskwalificeerd.’ Dat zou wat zijn: het wel aan anderen vertellen, ze die weg voorhouden, inclusief de regels die bij die weg horen, en dan zelf je er niet aan houden, zelf uiteindelijk gediskwalificeerd worden.
Ik vind dit zo heftig, gemeente. Ook zo eerlijk en kwetsbaar. Dat Paulus daar blijkbaar rekening mee houdt, dat hij zich dus niet beter dan een ander voelt. Dat hij het uiteindelijk ook verliezen kan, dat hij het niet haalt, gediskwalificeerd wordt. Als hij zich niet aan de regels houdt.
Kijk, in de sport zijn er ook niet voor niets regels. Bijvoorbeeld om bij het hardlopen tussen de lijnen van je baan te blijven lopen. Als je die witte lijn maar raakt, word je gediskwalificeerd. Martina ontdekte het nog op de 200 meter sprint bij het laatste EK. En op een andere manier kwam turner Yuri van Gelder er ook achter dat regels er niet voor niets zijn.
Paulus is op z’n hoede voor de ultieme diskwalificatie zeg maar. Geloven is dus een spannende zaak. Als je het laat lopen, als je verslapt, dan loop je het risico dat je het niet haalt. En dat is echt zonde.
De laatste tijd heb ik veel begrafenissen gehad. Dan bereid je samen met de nabestaanden de dienst voor. Het raakt me daarbij elke keer weer als ik ontdek dat er vaak kinderen zijn die nu met het geloof weinig tot niets meer hebben, die afgehaakt zijn. Het doet me verdriet. Nu geloof in een God bij wie je altijd weer terecht kan, die je een tweede kans biedt, maar dan moet je wel weer op de baan verschijnen, bij wijze van spreken. En voor ons: het is een kwestie van volharden, van je aan die regels houden, blijven trainen en vooral je telkens richten op de Here Jezus, die de loop al voleindigd heeft, ook voor jou.

Tot slot: Paulus trekt in ons tekstgedeelte op een grandioze wijze de lijn door van de topsport naar het leven van gelovigen. Er zijn wel een paar verschillen. Cruciale verschillen. In de sport is er maar één die de prijs wint, die kampioen wordt. Vooruit, afgelopen week waren er twee eerste plaatsen bij de 100 meter vrij voor dames, omdat ze exact dezelfde tijd hadden. Maar dat is een hoge uitzondering. Normaliter is er één winnaar. Gelukkig is het in het geloof anders. De Hebreeënbrief heeft het over een menigte geloofsgetuigen die op de tribunes zitten: allemaal mensen die die loop gelopen en gehaald hebben. En op die tribune is ook uw en jouw plaatsje gereserveerd, als je het spoor maar blijft houden, doelgericht blijft.
Een ander verschil zit ‘m in de hoedanigheid van de prijs. Die bestond uit een erekrans. Bij de Isthmische Spelen was deze gevlochten van takjes van de pijnboom, waarvan de bladeren heel lang groen bleven. Maar na verloop van tijd verdorden ook deze en kon de erekrans alleen nog als droogboeket aan de muur. En ook de roem van de winnaars was niet onvergankelijk. De meeste winnaars werden uiteindelijk weer vergeten. Ik las de afgelopen vakantie het boek ‘1936, wij gingen naar Berlijn’ van Auke Kok. Daarin gaat het over de Nederlandse deelnemers aan de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn. Deze zijn vooral bekend geworden omdat het de spelen waren in Nazi-Duitsland en de zwarte Amerikaan Jesse Owens er vier gouden medailles won. Maar kent u Tinus Osendarp, de Nederlander die achter Owens twee keer een bronzen medaille won op de sprintnummers? En dat hij tijdens de oorlog zich aansloot bij de NSB en later bij de SS? Tot dit boek wist ik dat niet. Veel uit de sport is vergankelijk, ook de roem van de winnaars.
Dat geldt niet voor de prijs die je als gelovige ontvangt. Deze is onvergankelijk. Een prijs die je, zoals gezegd, nu al mag dragen. In Christus zijn we immers overwinnaars. En door in Hem te geloven, met Hem verbonden te zijn, hèb je eeuwig leven, nu al. Met de eer van God ben je al gekroond. In zijn liefde mag je nu delen. Bij zijn Koninkrijk, dat er ook hier en nu al is, mag je horen en je daar aan geven. Maar tegelijk is dat nu ook nog verborgen. En zit je nog midden in de wedstrijd. Moet je knokken met tegenstanders: de duivel, de zonde, dat wat je van Jezus af wilt houden. Nu is het nog afzien, vallen en opstaan. Maar uiteindelijk wordt die prijs, die winst, volmaakt. Dan is het alleen maar goed. Dan mag je op die eretribune plaatsnemen, samen met al diegenen die de eindstreep hebben gehaald, met God de Drie-enige als stralende middelpunt. Dat zal een feest zijn, waarbij – met eerbied gezegd – dat van het Holland Heineken House in het niet valt. Tot die tijd:

Laat ons nu de loopbaan lopen,
gaan de weg die voor ons ligt,
lopen met de ogen open,
lopen met de kroon in zicht.

In de wedloop van het leven
blijft verborgen hoeveel tijd
ons van boven wordt gegeven
tot de grens der eeuwigheid.

Maar hoelang het moge duren
zie, reeds komt het eind in zicht;
hoor Hem die u aan wil vuren,
houd het oog op Hem gericht!

Hoort gij niet rondom u zingen:
Geef niet op, houd goede moed!?
Die hun weg al vóór ons gingen
komen straks ons tegemoet

Hoeveel hindernissen wachten,
hoeveel horden, hoog of laag,
gij ontvangt voldoende krachten
voor de moeiten van vandaag.

Als de strijd straks is gestreden
zal God uit zijn paradijs
ons een kroon van bloemen geven –
blijdschap is de ereprijs.

Laat ons dan de wedloop lopen
in geloof van meet af aan
dat wie deze loopbaan lopen
pure vreugde binnengaan!

Amen

zingen         Gezang 473:1,2,3,5,6,9,10

dankgebed en voorbeden        

slotlied         Gezang 474

zegen