De orde van dienst:

zingen          Gezang 314:1,3

stil gebed

votum          en groet

openingstekst        ‘Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf.’ (2 Korinthe 13:5)

zingen          Psalm 66:1,3

lezing van het gebod des Heren         vanuit Deuteronomium 30:11-20

zingen          Gezang 7:4

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

zingen          ELB 420

kindermoment

Volgens mij zijn hier een aantal kinderen bij die gisteren mini-kamp hadden van de club. Klopt dat? Wie zijn dat? Wie waren er op mini-kamp? En wat was het leukst? Ik denk zeker ook het slapen in het Jeugdhonk, hier in de Brug, naast de kerk. Stel je voor dat je ’s nachts naar de wc zou moeten, dan is een lampje wel handig, toch?

lampje
Kijk eens wat ik hier heb… Een lampje, maar wel een bijzondere. Bovenop zit een klein zonnepaneeltje. En daardoor wordt de batterij binnenin opgeladen. En kan het lampje gaan branden. Alleen gaat hij pas branden als het donker is. En dat is het nu niet… Wacht, als ik nu mijn hand hierop houd, denkt het lampje dat het donker is. En ja hoor, daar brandt hij!
Ik dacht: als we in de kerk zijn, en bij de kindernevendienst, en op de club, dan worden we ook een soort opgeladen. Door wat we van God horen, uit de Bijbel en met elkaar zingen en bidden, daardoor wordt ons lampje zeg maar weer opgeladen. En gaan we schijnen. Is er aan ons te merken dat we in Jezus geloven, het licht van de wereld. Ja, in een donkere wereld zeg maar. Want wat is daar veel verdriet, pijn, ziekte, oorlog, enz. Maar in die wereld mogen we schijnen, met het licht van God, het licht van de Here Jezus. Ja, dat zullen anderen ook aan ons zien. Nou, zo wens ik jullie een goede kindernevendienst, om daar zeg maar opgeladen te worden, net als dit lampje. Tot straks!

schriftlezing 1 Korinthe 11:17-34 (uit de NBG-vertaling)

zingen          Psalm 139:1,14

tekstlezing   1 Korinthe 11:27,28: ‘Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker.’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Als er één zin uit het klassieke Avondmaalsformulier bekend en tegelijk ook wel berucht is, is het deze: ‘wie onwaardig eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel.’ Ja, berucht is deze zin ook. Want zeker de ouderen onder ons zullen nog wel weten hoe met name vroeger deze zin een soort schrikdraad vormde rond de Avondmaalstafel. Er waren mensen die een diep verlangen hadden om aan te gaan, tot ze deze zin weer hoorden voorlezen of hen te binnen schoot, en de schrik schoot hen door het hart: straks eet en drink ik mezelf een oordeel en dan maak ik ‘mijn gericht en verdoemenis des te zwaarder’, zoals dat Avondmaalsformulier zo onheilspellend zei. ‘Dan maar niet’, dachten ze en ze gingen niet aan of bleven thuis.
Ja, ik spreek nu wel in de verleden tijd, maar er zijn nog steeds mensen vandaag de dag bij wie deze zin dit schrikeffect heeft, bij wie die functioneert als een soort slagboom voor de toegang tot het Avondmaal. Ach, hoe dan ook: die zin bezorgt velen van ons een unheimisch gevoel. Aan de ene kant is hij heel bekend, maar wie weet wat er nu eigenlijk precies wordt bedoeld?
Antwoord op deze vraag kunnen we alleen krijgen als we terug gaan naar de bron, waar die zin vandaan komt: de Bijbel en wel 1 Korinthe 11 om precies te zijn. Daar schrijft Paulus ook over het avondmaal.

Dat werd daar in Korinthe toen trouwens wel wat anders gevierd dan nu bij ons. Men vierde het namelijk tijdens gemeenschappelijke maaltijden, zogenaamde ‘agapè- oftewel liefdemaaltijden’. Ieder die wat eetbaars missen kon, bracht dat dan mee en dat werd dan gezamenlijk opgegeten en -gedronken, als teken van gemeenschap met elkaar. Een prachtig gebruik natuurlijk.
Hoogtepunt tijdens die maaltijden was het breken van het brood en het laten rondgaan van de beker der dankzegging als gedachtenis van de dood van de Here Jezus. Liefdemaal en Avondmaal vormden zo een organische eenheid.
Maar wat gebeurde er nu in Korinthe? De rijken die veel konden missen en dus ook veel meegenomen hadden, wachten niet op de anderen. Die anderen waren waarschijnlijk voor een groot deel slaven. Die beschikten niet over hun eigen tijd, ze waren nu eenmaal afhankelijk van wat hun heer besliste en zo kon het gebeuren dat het langer duurde, voordat zij op die liefdemaaltijd aanwezig waren. Te lang naar de zin van de rijken, die waren intussen maar begonnen en hoe: ze hadden zich tegoed gedaan aan het eten en het drinken, zelfs zozeer dat er sprake was van dronkenschap. Je kunt je voorstellen tot welke toestanden dat leidde.
Op deze wijze de liefdemaaltijd en vooral het bijbehorende avondmaal vieren noemt Paulus dus: ‘op een onwaardige wijze eten en drinken.’ Daar hebben die bekende woorden uit het formulier dus oorspronkelijk betrekking op en niet of je als mens zelf het wel of niet waard bent om Heilig Avondmaal te vieren.

Om dat nog iets duidelijker te maken gaan we even een stukje ontleden, ja dat heb je als je vrouw lerares Nederlands is. Kijk, Paulus gebruikt hier een bijwoord en geen bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord, ‘onwaardig’ in dit geval, zegt iets over die mens zelf, hij is een onwaardig mens, en dan te onwaardig om naar het Avondmaal te gaan. Zo kunnen mensen met het Avondmaal omgaan. Ze kijken naar zichzelf en vinden zichzelf onwaardig om aan te gaan: te slecht, te zondig. Maar dan is mijn vraag: Wie is het dan wel waard? Ik moest denken aan die verloren zoon, beeld toch voor ons allemaal. Als hij terugkeert bij zijn vader zegt hij ook: ‘ik ben niet waard uw zoon te heten.’ Maar zijn vader omhelst hem en nodigt hem binnen voor een feestmaal! En zo is het met het Avondmaal ook. We worden genodigd, hoogstpersoonlijk door de Heer zelf. En niet komen, is in feite een klap in het gezicht van Hem die nodigt. Stel je voor: je houdt een groot diner en je nodigt je vrienden ervoor uit, omdat je zo blij bent met jullie vriendschap. Maar eentje zegt: ‘Nee, ik kom niet. Ik heb er geen behoefte aan. Of ik voel mezelf te min.’ Hoe zou je je dan voelen?! Hoe zou Jezus zich voelen als je zijn nodiging naast je neerlegt?!
Maar Paulus gebruikt dus geen bijvoeglijk naamwoord, maar een bijwoord. En zo’n bijwoord zegt iets over een handeling bijvoorbeeld, in dit geval iets over de manier waarop Avondmaal gevierd werd in Korinthe. Ze deden dat op onwaardige wijze.
‘Onwaardig’ wil dan zeggen, niet waardig, niet passend bij het Avondmaal zelf. Want waar draait dat Avondmaal eigenlijk om? Daarvoor gaat Paulus terug naar het moment dat de Here Jezus het Avondmaal instelde, in de nacht waarin Hij overgeleverd werd, vlak voor Zijn sterven. Daar draait het Avondmaal om: om het gedenken van die dood des Heren. Niet zomaar een dood, maar een dood waarin een nieuw verbond tot stand is gekomen. Een nieuw verbond, een nieuwe band, een herstelde band met God, door de Here Jezus, en een nieuwe band met elkaar, ook door Christus.
Anders gezegd: het draait in het Avondmaal om gemeenschap, met Christus en met elkaar. En juist die gemeenschap is in Korinthe op grove wijze verstoord, doordat mensen niet op elkaar wachten, niet willen delen, elkaar letterlijk en figuurlijk niet meer zien zitten. Zo wordt er op onwaardige wijze gegeten en gedronken. En omdat die gemeenschap met elkaar en met Christus bij het Avondmaal zo onlosmakelijk verbonden zijn, heeft dat onwaardig vieren van het Avondmaal ook z’n invloed op de relatie met de Here Jezus. Daarom zegt Paulus ook in vers 27: ‘Wie op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, die zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren.’ Je verstoort niet alleen de relatie met elkaar, maar ook met Christus zelf. De gemeente is immers het lichaam van Christus en Hijzelf het hoofd. Een broeder of zuster van die gemeente verachten, betekent onherroepelijk ook Christus verachten. Daarom dat Paulus het zo scherp stelt: ‘dan bezondig je je, dan ben je dus schuldig aan het lichaam en bloed van de Here Jezus.’ En schuldig zijn, betekent ook oordeel. Een oordeel dat Paulus ook heel concreet aanwezig ziet in de gemeente. In vers 30 ziet Paulus in de vele zieken en zelfs sterfgevallen in de gemeente Gods oordeel werkzaam over de wijze waarop de gemeenteleden met elkaar rond het Avondmaal omgaan. Zo eten en drinken de mensen zich daar dus een oordeel. Wij denken bij die tekst meestal aan het eindoordeel over ons leven – dat doet dat klassieke Avondmaalsformulier ook als dat spreekt over ‘mijn gericht en verdoemenis des te zwaarder maken’ – maar het gaat hier toch echt over een tussenoordeel van God, zou je kunnen zeggen. Een oordeel dat zich dus uit in ziekte en dood in de gemeente. Maar God doet dat volgens Paulus juist om te tuchtigen, om de gemeente weer terug in het goede spoor te krijgen.
Nu moet je trouwens wel uitkijken deze woorden van Paulus klakkeloos over te nemen en toe te passen op onze tijd, op onze situatie. Dan zou elke ziekte, elk sterfgeval een oordeel van God zijn. Ik hoef u niet te vertellen waar zo’n opvatting toe kan leiden….
Maar goed, duidelijk lijkt me wel, dat die onwaardige manier van avondmaal vieren de gemeenschap met elkaar en dus ook met Christus, verziekt. En als er niets gebeurt, dan wordt de gemeente en ook je persoonlijk geloofsleven doodziek.
Maar er is een medicijn. Vers 28: ‘Ieder beproeve zichzelf.’ Jezelf beproeven, onderzoeken of er op dit punt iets schort en er dan ook mee voor de dag komen, zodat er vergeving en vernieuwing kan volgen, dat is het medicijn. Het medicijn van de zelfbeproeving.
Paulus betrekt die zelfbeproeving in ons tekstgedeelte met name op die gemeenschap met elkaar en wat daar niet goed zit. En ik stel voor dat we ook vanmorgen maar dicht bij de tekst blijven en ons in navolging van Paulus daar ook op concentreren. Met andere woorden: hoe gaan wij met elkaar om als broeders en zusters en hoe komt dat tot uiting in de manier waarop we avondmaal vieren?
Aansluitend bij die situatie in Korinthe: zien we elkaar zitten? Dan bedoel ik niet dat we elkaar allemaal aardig of lief gaan vinden; de gemeente is wat anders dan een vriendenclub of een kennissenkring. Wat ik wel bedoel is: of we elkaar echt zien en aanvaarden als broeders en zusters? Ook al staat die ander minder hoog op de maatschappelijke ladder, ook al is die ander dan misschien voor jou veel te modern of juist te ouderwets, ook al heb je met diegene weleens troubles gehad of heb je er misschien nog wel een conflict mee: zie je hem of haar zitten? En ben je ook bereid om er voor hem of haar te zijn als die je nodig heeft?

Een ieder van ons beproeve zichzelf! Zichzelf. Een ieder moet zichzelf dus tegen het licht houden hoe z’n relatie met de ander is. Alleen zichzelf, je hoeft niet naar een ander te kijken, om die eens goed te beproeven en te toetsen. Want als je dat doet, blijf je zelf natuurlijk buiten schot.
Voorbereiding op het Avondmaal is een persoonlijke zaak: Hoe sta ik tegenover de ander? Hoe sta ik dus ook tegenover de Ander met een hoofdletter: Jezus Christus? Want de broeder of zuster is wel onlosmakelijk met Hem verbonden als het lichaam met het hoofd.
‘Een ieder beproeve zichzelf en ete dan….’ Is het u opgevallen dat Paulus niet de mogelijkheid noemt om na de zelfbeproeving niet te eten en te drinken?! De mogelijkheid van avondmaalsmijding wordt helemaal niet genoemd! Dat is ook het doel van de zelfbeproeving niet: nee, een ieder beproeve zichzelf én eten en drinke dan. Of zoals ik ergens las: als je jezelf beproeft, gaat het er niet om of je gaat, maar hoe je gaat.
Hoe ga je? Cruciaal daarbij is dat je goed beseft wat het Heilig Avondmaal eigenlijk is. Niet voor niets haalt Paulus juist de instelling ervan aan. Toen is voor altijd duidelijk gemaakt – door Jezus zelf – waar het avondmaal ten diepste om gaat. Het gaat om heilige zaken, om het allerheiligste wat er is, namelijk Jezus, het Lam van God, die zichzelf voor ons offerde. Als je beseft dat het Avondmaal zo’n maaltijd is, met zo’n geweldig diepe betekenis, dan schuif je toch niet zomaar aan?! Nee, daar bereid je je op voor. Dan stel je jezelf de vraag: hoe ga ik aan? Hoe ga ik aan, aan die maaltijd van de gemeenschap?
Als er op dit moment scheuren lopen in die gemeenschap met de ander, zal ik daar wel mee voor de dag moeten komen. Dus die onenigheid met dat ene gemeentelid, dat conflict met dat familielid, die ook tot de gemeente behoort, dat liefdeloze gedrag, die kwetsende woorden die ik uitte tegen een ander, die keer dat iemand me nodig had en ik geen thuis gaf. Kom ermee voor de dag, belijd het aan de Here en aan die ander. Dat is voorbereiding, dat is zelfbeproeving. Want het kan toch niet zo zijn dat we hier aan de tafel Christus’ overgave voor ons gedenken, terwijl we zelf niet bereid zijn om voor de ander door de knieën te gaan? Als we zo de gemeenschap met Christus lospellen uit de gemeenschap met elkaar, en die laatste als een waardeloze schil weggooien, is dat wel op onwaardige wijze eten en drinken. En, zegt het gedeelte van vanmorgen, dan bezondig je je aan het lichaam van Christus, zo haal je wel Zijn oordeel op je nek.
Daarom: beproef jezelf, ruim de barrières en de blokkades op, tenminste probeer er van uw kant alles aan te doen, zodat die ander wel erg hardnekkig moet zijn om van zijn kant niet mee te werken. Het zou toch prachtig zijn als volgende week die scheur geheeld zou zijn. Want zou dat avondmaal, dat een maaltijd der verzoening is, daar ook niet alles mee te maken hebben?
Hoe ga ik aan? Is het er mij echt om te doen gelovig te delen in en leven uit het offer van Christus? Met andere woorden: hoe is mijn relatie met Hem? Dat speelt natuurlijk niet alleen bij het Avondmaal, dat heeft met je hele leven te maken. Ook als je nog niet naar het Avondmaal gaat, omdat je nog geen belijdenis hebt gedaan. Dan kun je natuurlijk net zo goed ook de vraag aan jezelf stellen: is mijn leven geënt op Jezus? Vormt Hij de kern van mijn bestaan? Met die zelfbeproeving begonnen we ook deze dienst: ‘Stel jezelf op de proef, of je wel in het geloof zijt, onderzoek jezelf of Christus in je is.‘
Die vraag zul je je ook moeten stellen met betrekking tot Zijn maaltijd, want daar draait immers alles om Hem. Dus: ‘Is Hij me alles waard? Is Christus in me?’
‘Tja, daar twijfel ik nou weleens over. Daar ben ik niet altijd zeker van. Dat geloof van me is zo klein, zo zwakjes.’
Ach, het gaat er bij het Avondmaal niet om te laten zien hoe groot je geloof wel niet is. Het gaat er juist om dat je geloof versterkt wordt, bevestigd wordt, vastgezet wordt op het volbrachte werk van Christus, dat we daar gedenken. Iemand zei eens: ‘we gaan niet zozeer naar het Avondmaal omdat we geloven, maar veelmeer opdat we geloven.’ En zo is het maar net. Ooit vertelde iemand mij eens eerlijk dat hij vroeger nooit naar het Avondmaal ging. En hoe langer je niet gaat, hoe moeilijker het wordt. Totdat hij in het verzorgingshuis kwam wonen. En daar werd ook het Avondmaal gevierd. Daar maakte hij een nieuw begin en vierde mee. In de 80 zijn en dan voor het eerst aan het Avondmaal! Weet u wat hij tegen me zei? ‘Dominee, het is het mooiste wat er is. Zo dicht bij de Here Jezus. Zo bijzonder…’
Bijzonder was het ook toen we eerder dit jaar Avondmaal vierden in de Savelberghof. Op de kamer van een gemeentelid dat wegens Alzheimer niet meer naar de kerk kan. Haar man was er ook. En ook nog een andere bewoner, wiens gezondheid ook te broos is voor de kerkdienst hier. Dat gold ook voor nog iemand. En er waren een paar ambtsdragers. De huiskamer op 5 hoog werd tot een bovenzaal, waar Christus met ons de maaltijd vierde. Voor een paar was het lang geleden. Het verlangen waarmee het brood aangepakt werd. De liefdevolle wijze waarop de beker aan elkaar werd doorgegeven. De ontroering. De verbondenheid met elkaar. In onze zwakheid ervoeren we zijn kracht, zijn kostbare liefde, zijn Geest die ons één maakt. Onvergetelijk.

Het kan natuurlijk ook anders. Als het Avondmaal juist iets heel vanzelfsprekends is geworden, is het goed om je af te vragen waarom je eigenlijk nog gaat: is het echt om de gemeenschap met Christus en met elkaar te voeden, of is dat besef er eigenlijk niet meer?
Augustinus hield eens een preek over het Avondmaal. Tegen de mensen die vanzelfsprekend aangingen, zei hij: ‘bedenk wat gij eet en drinkt.’ Tot hen die vanzelfsprekend wegbleven, zei hij: ‘laten zij zich als genodigden tot de maaltijd haasten’ en tot hen die moeite hadden zei hij: ‘de Meester is daar en Hij roept u.’ En nu mag u, nu mag jij bedenken welk woord voor u en voor jou is…

Amen.

zingen         Gezang 306

lezing gedeelte avondmaalsformulier van Calvijn

zingen         Gezang 280:1

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

slotlied         Psalm 32:4

zegen