aanvangslied         Gezang 121:1

stil gebed

votum en groet

openingstekst        ‘Ik vraag aan de HEER één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven,
om de liefde van de HEER te aanschouwen, Hem te ontmoeten in zijn tempel.’ (Psalm 27:4)

zingen          Psalm 27:2

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

verhaaltje voor de kinderen

sk-cadeau

Hebben jullie al Sinterklaas gevierd of gaat dat nog gebeuren? Bij Sinterklaas horen cadeaus. Ik heb er hier ook eentje bij me. Nee, ik zeg niet voor wie die is… In ieder geval niet voor mijzelf.
Ja, ik was altijd wel heel nieuwsgierig wat ik zou krijgen. Of dat wat op mijn lijstje stond, ook uit die grote zak zou komen. Dat gold ook voor mijn verjaardag. Ik kon eigenlijk niet wachten. Ik zal heel eerlijk zijn: ik ging altijd van tevoren ook zoeken naar de cadeaus. Dat doen jullie natuurlijk niet… Of toch wel? Maar goed, ik wist intussen wel zo’n beetje waar mijn moeder de cadeautjes voor mijn verjaardag verstopte. Dan zocht ik ze op. Dan voelde ik. Dan rammelde ik. Om maar te raden wat erin zat. Nee, ik pakte het natuurlijk niet uit. Stel je voor. Nou, zo was er ook een keer een verjaardag. Ik geloof dat ik zo’n jaar of 9 of 10 zou worden, en ik had van tevoren overal gezocht. Maar nergens had ik cadeaus gevonden. Hoe ik ook zocht. Of mijn moeder had de cadeaus dit keer zo goed verstopt, óf ik zou misschien wel niets krijgen. En ik weet nog goed die dag van mijn verjaardag. Ik kwam op de slaapkamer van mijn ouders. Daar werd eerst gezongen en toen zei m’n moeder: ‘Ga maar eens beneden kijken in de kamer.’ Ik roetste de trap af en toen zag ik in de huiskamer een fiets staan, een spiksplinternieuwe fiets! Die paste natuurlijk nooit in een kast. Het was nog veel groter en mooier dan ik ooit had verwacht!
Weet je, zoiets heeft de Here God ook voor ons. Nee, nog veel mooier, groter en fijner! Als Jezus terugkomt, dan heeft Hij het allergrootste cadeau: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dat zal nog veel mooier, groter, fijner zijn dan we ooit hadden kunnen denken en dromen. Daar denken we in deze tijd van advent ook aan. Daar verlangen we naar. En daar proeven de mensen hier aan het avondmaal ook iets van, een voorproefje zeg maar. Vraag maar aan je vader of moeder hoe. Ik wens jullie een fijne kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing           Psalm 63:1-6.

zingen          Psalm 63:1,2

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Ooit met een startzondag hadden we er een paar in de kerk: dat bijzondere plantje, ‘Roos van Jericho’ genaamd. Die komt eigenlijk voor in de woestijn. Daar rolt-ie als een dor bolletje over de grond, bewogen door de wind. Zo dood als een pier, lijkt het. Maar als het op een plekje terechtkomt waar het water vindt, komt het tot rust, neemt het water in zich op, en begint voorzichtig te wortelen. En dan ontrolt het zich langzaam – en zie je ineens een varenachtig plantje, met groene blaadjes.
Als dat dorre bolletje, zo voelt David zich. Hij bevindt zich ook letterlijk in de woestijn en heeft het daar niet fijn, zacht gezegd. Nee, ‘mijn lichaam verlangt naar U, in een land, dor en dorstig, zonder water.’ Hij voelt het tot in alle vezels van zijn lichaam. Die verzengende hitte, die uitgestrekte woestheid en leegheid, die gruwelijke dorst. Geen water. Dat is bedreigend, levensbedreigend.  Maar niet alleen lichamelijk heeft David het zwaar, ook innerlijk: ‘naar U smacht mijn ziel.’ Ook in zijn ziel is het dor en droog. David mist God. Hij zoekt Hem. Juist nu hij God zo nodig heeft, is deze voor zijn gevoel zo ver weg. David smacht naar Hem, verlangt naar Hem, dorst naar Hem. Met lichaam en ziel.
Naar God verlangen, naar Hem uitzien: is dat niet waar het in advent om gaat? En juist in de woestijnsituaties van ons leven – als we veel moeten missen, als we aan de grond zitten, als het donker geworden is, als het niet gaat zoals we zouden willen, als God voor ons gevoel zo ver weg is – dan kan dat verlangen naar God sterker worden: ‘Naar U smacht mijn ziel.’
Ja, dat woord ‘ziel’ valt wel een aantal keer in de Psalm. Zoals het zo vaak klinkt in dat hele Psalmenboek. Maar wat is eigenlijk de ziel? In het Hebreeuws wordt daarvoor het woord ‘nefesj’ gebruikt. Dat betekent zoiets als ‘levenskracht.’ De kracht die ons bezielt, die in ons zit. Dat geeft al aan dat het om iets innerlijks gaat, de binnenkant van ons bestaan. We hebben een lichaam en de geestelijke binnenruimte is de ziel. Iemand vergeleek eens de ziel met een uitsparing in het leven van elk mens. Dat doet denken aan een gitaar. In elke gitaar zit een uitsparing, een opening in de klankkast. Die is leeg, maar de bedoeling is dat erop gespeeld wordt, dan komt de uitsparing tot leven. Dan wordt de toon gezet.
Voor die ziel moeten we ook zorgen. Onze eigen zielzorger zijn. David weet waar hij dan het beste kan zijn. In het heiligdom. Want daar heeft hij, zegt hij in vers 3, God gezien.
Toen we deze Psalm ook lazen bij de preekvoorbereiding op de Ontmoetingsochtend afgelopen donderdag, toen zeiden verschillenden: ‘Maar wij kunnen God toch niet zien?! Dat kan toch geen mens! Inderdaad, niet met onze fysieke ogen. Maar Hem aanschouwen, Hem merken, kan wel met de ogen van onze ziel zeg maar, met die klankkast, met die snaren die daar gespannen staan, met die kwetsbare binnenkant. Daar kunnen we God opmerken. Zijn macht en majesteit. Juist in het heiligdom. In de eredienst. In de kerk. In de ontmoeting met de Here God, als we zingen, als we bidden, als we stil worden, als we zijn woord horen en overdenken. Dat je dan Hem merkt, ervaart, geraakt wordt… Ja, dat vraagt wel ontvankelijkheid, aandacht en concentratie. Heel bewust bedenken en ondergaan wat je zingt en hoort. Wat God tot je zegt. Dan kun je diep onder de indruk komen van zijn macht en majesteit, van zijn heerlijkheid en grootheid. Maar het meest van zijn liefde. Verschillende mensen op die Ontmoetingsochtend waren daar ook het meest door geraakt. Door die diepzinnige zin van vers 4: ‘Uw liefde is meer dan het leven.’ Persoonlijk vind ik het ook één van de allermooiste uitspraken in het Psalmenboek: ‘Uw liefde meer dan het leven.’ Ik bedoel: het leven is al zoveel. Het is toch alles wat je hebt. Zonder leven is het hier immers voorbij. Maar Gods liefde is meer. Die overstijgt dat. Mijn leven krijgt pas werkelijk zin door Gods liefde. En die liefde blijft als mijn leven voorbijgaat, als ik mijn laatste adem uitblaas. Zijn liefde vergaat nimmermeer. Niets kan ons scheiden van zijn liefde in Christus Jezus.
Ja, die diepe woorden van vers 4 – ‘Uw liefde is meer dan het leven’ – die zijn helemaal waar geworden in Hem naar wie we zo uitzien met advent: Jezus Christus. Hem zijn die woorden toch helemaal op het lijf geschreven. Gods liefde vervulde Hem helemaal. Door Gods liefde is Hij in de wereld gekomen, want alzo lief had God de wereld dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. En door die liefde gaf Christus uiteindelijk zijn eigen leven: ‘Uw liefde is meer dan het leven.’
En dat mogen we vanmorgen hier gedenken aan de avondmaalstafel. Over U zien in het heiligdom gesproken… Kijk straks maar goed naar dat stukje brood en die opgeheven beker der dankzegging. Voor iedereen zichtbaar. En als u het vanwege een visuele handicap moeilijk meer ziet, dan mag u het ook voelen, aanpakken, proeven. Zo tastbaar, zo zintuigelijk waarneembaar zijn die tekenen, die verwijzen naar God, naar Christus, naar zijn liefde die meer is dan het leven. Zo zeker als u die tekenen ziet en proeft, zo zeker is die liefde, is zijn goedheid, is zijn genade voor u en jou!
Ja, dan worden ook die andere woorden uit de Psalm helemaal waar: ‘dan wordt mijn ziel verzadigd met uw overvloed.’ Die ziel, die binnenkant, die kwetsbare kern van ons, helemaal verzadigd. Als je verzadigd bent, dan zit je niet alleen helemaal vol, maar dan heb je vooral zo genoten, dan kan het niet op! Zo mag onze ziel zich verzadigen aan Gods overvloed. Dat wil zeggen: genieten van Gods genade, daar ook helemaal genoeg aan hebben. Daarin ook iets proeven van de overvloed van zijn komende koninkrijk. Die heerlijke toekomst als Hij alles zal zijn in allen. Over verzadigd zijn gesproken! Als er geen tekort meer is, geen honger en dorst, geen gemis en verdriet, geen schuld en schaamte, enz. enz. Daar mag je hier aan die tafel al een voorproefje van krijgen. Dat maakt avondmaal vieren in de tijd van advent ook zo bijzonder. Want hierdoor mag ons verlangen naar, onze verwachting van die grote dag, dat geweldige feest van de Bruiloft van het Lam, vergroot worden. Juist in dat brokje brood en dat slokje wijn. Ze verwijzen immers naar zoiets immens, zoiets groots, zoiets goddelijks. Hoor maar:

Een brokje brood,
een slokje wijn  –
en ik, genood
hier gast te zijn!

Een brokje brood,
een slokje wijn  –
Gods hart is groot,
mijn hart is klein.

Een brokje brood,
een slokje wijn  –
zo wit, zo rood,
is bloed, is pijn.

Een brokje brood,
een slokje wijn  –
zou toch mijn schuld
niet roder zijn?

Een brokje brood,
een slokje wijn  –
jouw zonden? Wit!
jouw handen? Rein!

Een brokje brood,
een slokje wijn  –
hier disgenoot
van God te zijn!

Amen

zingen         Gezang 281

lezing avondmaalsformulier

zingen Gezang 360:1,2

nodiging, uitdeling en communie

aan tafel werd gelezen Openbaring 21:1-7 en gezongen Gezang 300

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

slotlied         Gezang 121:4

zegen