aanvangslied         Psalm 100:1,2

stil gebed

votum en groet

openingstekst ‘Laat onder u de gezindheid zijn, die Christus Jezus had.’ (Filippenzen 2:5)

zingen          Gezang 481:2,4

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kindermoment
Dit keer is het weer wat kleiners dat ik heb meegenomen. Kijk hier, weet je wat het is? Een gum. Die zag ik ooit liggen in een museum in Rome, tenminste in het winkeltje daar. Er staat ook iets op. Wie kan dat lezen? Het is Latijn: ‘Errare humanum est.’ Wie kent er al Latijn? Niet eens! Wat leren ze tegenwoordig nog op school? Het betekent ‘Fouten maken is menselijk.’ Dat klopt hè? Welk mens maakt er geen fouten? Zonden noemen we dat. Maar God heeft daar gelukkig een antwoord op. En dat lijkt op deze gum. Kijk als ik met potlood iets verkeerds heb opgeschreven, dan kan ik het met deze gum uitgummen en dan is het weer weg. Zo kan God ook onze verkeerde dingen wegdoen. Nog veel beter trouwens. Hoe noemen we dat? Vergeven. Dat God dat ook echt wil, kunnen we aan het avondmaal zien. Want als de mensen daar een stukje brood en een slokje wijn krijgen, zegt de dominee eerst: ‘Het brood dat wij breken, lijkt op het lichaam van Jezus, dat gebroken werd, en de wijn lijkt op het bloed van Jezus, dat vergoten werd. Jezus gaf zichzelf – en dan komt het – ‘als een volkomen verzoening van al onze zonden.’ Dat wil zeggen: al die zonden zijn verzoend, helemaal weg, door wat de Here Jezus voor ons gedaan heeft. Zo zeker als dat brood en die wijn hier gegeven worden, zo zeker vergeeft God, gumt Hij zeg maar al onze verkeerde dingen weg, als we die aan Hem vertellen. Vergeet het maar nooit. Fouten maken is menselijk, zeker. Maar vergeven is wat God doet.

schriftlezing           1 Petrus 3:8-12

zingen     Psalm 34:4,5

tekstlezing   ‘Tot slot vraag ik u: wees allen eensgezind, leef met elkaar mee, heb elkaar lief als broeders en zusters, wees barmhartig en bereid de minste te zijn.’ (1 Petrus 3:8)

verkondiging   5 vingerwijzingen

Gemeente van Jezus Christus,

  • ‘Weest allen eensgezind’
  • ‘Leef met elkaar mee’
  • ‘Heb elkaar lief als broeders en zusters’
  • ‘Wees barmhartig’
  • ‘Wees bereid om de minste te zijn’

Onze tekst geeft ‘vijf karaktertrekken van een gezegend leven’, zoals ik ergens las.  Als vijf vingers aan één hand. Vijf vingerwijzingen hoe het er aan toe hoort te gaan in de gemeente en naar buiten toe.
Nou, hier hebben we onze handen toch al vol aan! Gaat het hier nou juist niet heel vaak fout?! Iemand zei het pas nog tegen me: ‘Dan hoor ik ze in de kerk over missionair zijn, maar ik kom al een paar jaar niet meer in de kerk vanwege m’n gezondheid, maar ik heb nog van niemand gehoord dat ze me missen! Hoezo dan ‘leef met elkaar mee’?! En die eerste vingerwijzing: ‘Wees eensgezind’ Tja, hoe wil je dat doen met honderden verschillende mensen in één gemeente, met verschillende achtergronden, met verschillende karakters, met verschillende meningen?!’

Laten we daar beginnen, gemeente. Bij die eerste vingerwijzing. ‘Wees eensgezind.’ Dat wil niet zeggen dat we allemaal dezelfde ideeën hebben, dat er in de gemeente nooit een verschil van mening is. Nee, letterlijk staat er: ‘gelijkgezind’, oftewel hetzelfde doel hebben, dezelfde gerichtheid, hetzelfde oriëntatiepunt. En wat – of beter: Wie is dat? Jezus Christus.
En juist aan het avondmaal wordt dat zo zichtbaar en merkbaar. Daar zitten we rond één tafel, daar krijgen we allemaal van hetzelfde brood en dezelfde wijn, daar zitten we als leden van dat ene lichaam. We zijn met elkaar dat ene lichaam, waarvan Christus het hoofd is. En niemand van ons kan zonder zijn verzoening. We hebben die stuk voor stuk allemaal even hard nodig. Als we dat beseffen, als we elkaar zo zien en waarderen, dan kunnen we eensgezind, gelijkgezind zijn.

De tweede vingerwijzing is ‘leef met elkaar mee.’ In het Grieks staat hier het woord ‘sympathos’, waar ons woord ‘sympathiek’ vandaan komt. Letterlijk betekent dat ‘medelijden.’ Met elkaar meeleven kan ook met elkaar meelijden betekenen. Bij Wie kunnen we dat beter leren dan bij onze Heer, die met ons meevoelt, met ons meeleeft, met ons meelijdt. Die in zijn lijden zo onnoemelijk ver is gegaan. Het gebroken brood en de vergoten wijn vertellen het…

De derde vingerwijzing luidt ‘heb elkaar lief als broeders en zusters.’ Kijk, je vrienden liefhebben, degenen die je toch al mag, dat is niet zo moeilijk. Maar ‘elkaar’, dus ieder ander… Dat is andere koek! Anderen die jij helemaal niet uitgekozen hebt, maar die nu eenmaal wel met jou in de kerk zitten; dat is een ander verhaal. Godzijdank is er Eén die ons dat heeft voorgedaan. Die zijn liefde niet reserveerde voor een paar lievelingetjes, nee: ‘Hij had de hele wereld lief’, hoorden we vorige week. Zijn liefde is zo ruimhartig en tegelijk zo grondeloos diep. Daar valt u onder, en jij, en ook ieder ander. Als je dat beseft, kun je die ander ook liefhebben.

De vierde vingerwijzing: ‘Wees barmhartig’. ‘Barmhartig’, dat is een beetje een ouderwets woord, maar wel met een diepe betekenis. ‘Barm’ is in oud-Nederlands ‘zacht’. ‘Barmhartig’ is dus ‘zacht van hart zijn’. Het tegenovergestelde van keihard, van veroordelend, van afwijzend. Nee, vanuit je hart bewogen kunnen zijn met de ander, de ander het beste gunnen. Bij Wie kunnen we dat beter ontdekken dan bij Jezus, waarvan we zo vaak in het Evangelie lezen dat Hij door innerlijke ontferming bewogen werd?! Juist hier aan de maaltijd des Heren mogen we die barmhartigheid proeven, Gods bewogenheid met ons, die zo ver is gegaan dat Hij daarvoor de allerhoogste prijs betaalde: zichzelf.

En de laatste vingerwijzing van onze tekst: ‘wees bereid de minste te zijn.’ Ook hierin wijst Christus ons de weg. Voordat Hij het avondmaal vierde met z’n discipelen, deed Hij een schort om, en waste hun voeten: slavenwerk was dat! Hij zei: ‘Ik heb jullie een voorbeeld gegeven.’ Van z’n volgelingen verwacht Hij niet anders: om ook door de knieën te kunnen gaan, om de minste te kunnen zijn. Dat was in die tijd ongehoord. ‘De minste zijn’ was vooral een teken van zwakte. Op slaven werd neergekeken en ook op mensen die zich wegcijferden. Ik weet niet of het nu zo heel veel anders is. Opkomen voor jezelf scoort beter dan de minste zijn. Voor velen moet het omhoog, steeds beter, steeds meer, steeds groter, ook al gaat dat ten koste van anderen. Maar in het Koninkrijk van God wordt het omgedraaid: ‘Wie is er need’rig en klein? Die zal bij ons de grootste zijn.’ Het is de gezindheid van Christus, die kwam om te dienen, die zich vernederde, zelfs tot in de dood, de dood aan het kruis.

En dat alles wordt ons hier geleerd, en vanmorgen aan de tafel zelfs letterlijk in de hand gelegd via het stukje brood, ons aangereikt via de avondmaalsbeker. Proef maar, breng het je te binnen, gedenk het, leef ervan en leef eruit. Pak het aan én geef het door. Ook die vijf vingerwijzingen, die handvol. Je krijgt het uit zijn hand, niet om voor jezelf te houden – nee, dan stokt het, en dat zou zonde zijn! – maar om door te geven. Of zoals Guillaume van der Graft het eens dichtte in zijn ‘Liederen voor de gedachtenis des Heren’:

Wij geloven met hand en tand
het brood van de heilige dis
dat met Pasen geboren is,
de wijn onze bloedverwant.

Wij geloven met hart en ziel
het hart en de ziel van Hem
die brak in onze stem
en opstaat uit onze keel.

Wij krijgen elkander lief
als de bladeren van een boom
de aderen van een stroom
de letters van een brief.

Wij heten dezelfde naam
wij nemen dezelfde loop
langs groene oevers van hoop
wij hebben dezelfde stam. 

De Vader heeft ons geplant
en de Zoon plant ons voort
de Heilige Geest legt het woord
van God in onze hand.

Amen

zingen         Evangelische Liedbundel 398:1,2,5

lezing avondmaalsformulier

zingen Gezang 360:1,3

nodiging, uitdeling en communie

lezen aan tafel 1 Johannes 4:7-16
zingen aan tafel  Evangelische Liedbundel 168:2,5,6,7

dankgebed en voorbede

inzameling van de gaven

slotlied        Psalm 33:7

zegen