openingstekst: ‘Ik, de HERE, ben uw Heelmeester.’ (Exodus 15:27b)

Verhaaltje voor de kinderen

Weten jullie wat dit is? Een huisje met daarin een pindakaaspot. Zo te zien is er al aardig van gegeten. Hij hangt buiten. Weten jullie wie hier van gesmikkeld hebben? Inderdaad, de vogels. Nu is er buiten voor vogels niet zo heel veel te vinden. Alles is kaal. Daarom kunnen we de vogels een beetje helpen, met zo’n pindakaaspot. Zo helpen we de vogels de winter mee door.
Wat zou dit nou met het Avondmaal te maken hebben? Ook geen grote stukjes brood en een klein slokje wijn. Maar dat wijst door naar iets heel groots, iets geweldigs. Weten jullie wat? Nou, door dat Avondmaal te vieren, kun je ook weer door. Want geloven is soms weleens moeilijk. Lijkt God zo ver weg. Gebeuren er nare dingen. Doe je zelf zoveel verkeerde dingen. Dat alles maakt dat je weleens denkt: ‘hoe moet het nou verder? Het is allemaal zo kaal.’ Wat geweldig als je dan er weer helemaal van onder de indruk mag raken, door dat Avondmaal, maar dat kan ook door een preek, een lied, een mooi verhaal. Daarom hoop ik dat jullie ook zoiets meemaken op de kindernevendienst. Eigenlijk zijn we allemaal ook een soort vogels, van allerlei pluimage, vreemde vogels vaak ook. Maar de Here wil ons allemaal verder helpen. Reken maar.


Preek

Gemeente van Jezus Christus,

De Farizeeën staan voor het open raam van Levi’s huis. Ze horen de vrolijke geluiden: het gerammel van bestek, het geklink van glazen en het gelach. En ze zien de tafel vol met tollenaars en andere vrienden van Levi, en midden tussen hen: Jezus nota bene!

Hé, daar komen net een aantal discipelen van Jezus aan, die zijn blijkbaar ook uitgenodigd en ze vuren hun vraag op hen af: ‘Waarom eet die Jezus van jullie met zondaars en tollenaars?’ En je hoort het verwijt erin doorklinken: ‘Gaat dat allemaal zomaar bij die rabbi van jullie?’

Ja, voor hen is het duidelijk: tollenaars en zondaars, – ze noemen ze niet voor niets in één adem- , dat zijn mensen die niet leven naar de wet van Mozes, die zich niet houden aan de voorschriften die God gegeven had. Hoe kan Jezus daar dan zomaar mee eten? Want eten is voor een oosterling veel meer dan alleen maar met iemand aan tafel schuiven en een vorkje prikken. Nee, eten is een vorm van gemeenschap. Nou, dat heb je toch niet met zulke mensen, vinden de Farizeeën.

‘Typisch Farizeeën’, denkt u misschien wel, ‘zo zullen wij toch niet snel naar mensen kijken.’ Nee, natuurlijk niet. Maar hoe beleven wij eigenlijk een avondmaalsdienst? Zijn we echt blij met een ieder die aangaat, die aanschuift aan de tafel om daar deel te hebben aan de Here Jezus, om daar deel te hebben aan de gemeenschap der heiligen? Of denken we stiekem: ‘Zo heilig is diegene anders niet. Ik weet wel het één en ander van hem. En ik snap eerlijk gezegd ook niet wat zij hier doet.’ Voor je het weet, gebeurt het: dat we elkaar de maat nemen, dat we elkaar beoordelen en veroordelen; dat we ook rond het Avondmaal meer bezig zijn met de ander dan met onszelf; dat we ons drukker maken om wat ons allemaal kan scheiden, dan wat ons bindt.

De Farizeeën blijven daarom ook buiten staan. Er is geen haar op hun hoofd die eraan denkt aan te schuiven bij die maaltijd daarbinnen. Want nogmaals, het is voor hen klip en klaar: die tollenaars en die zondaars zijn mensen die zich niet aan de wet van Mozes houden. Dat kan dus betekenen dat als je met zulke mensen eet, dat je weleens onrein voedsel voorgeschoteld kan krijgen, of eten waarvan de tienden niet betaald zijn, en dan word je zelf ook onrein! En dat moet je te allen tijde zien te voorkomen. En ze begrijpen er helemaal niets van dat Jezus dat blijkbaar allemaal negeert: ‘Waarom eet Hij met tollenaars en zondaars?’

De vraag is dus niet eens aan Jezus zelf gesteld. Maar Hij hoort het wel en geeft antwoord op de vraag. Een antwoord waar ze het mee mogen doen, en mee kunnen doen. Een antwoord, waar ook wij het mee mogen en kunnen doen: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar wie ziek is wel.’

Jezus is niet gekomen voor mensen die zichzelf sterk vinden, die ervan uitgaan dat alles prima in orde is, en die bij anderen wel van alles aan te merken hebben. Nee, Jezus is gekomen voor mensen die zwak zijn, die heel veel missen, die zonder Hem niet kunnen.

Daar gaat het Hem bij die maaltijd in het huis van Levi om, die maaltijd met al die tollenaars en zondaars, om mensen die het niet goed gedaan hebben, en dat ook heel goed weten. En die daarom ook juist zo aangewezen zijn op Jezus’ genade. En die daarom juist ook helemaal opleven in Zijn nabijheid: eindelijk eens Iemand die ze niet met de nek aankijkt, maar ze aanvaardt en bemint, ze genezen wil van de ziekte van hun zonden en schuld.

Daar gaat het niet alleen bij die maaltijd in het huis van Levi om. Daar gaat het ook bij de maaltijd des Heren om: het Heilig Avondmaal. Want waarom ga je daar aan? Toch niet omdat je relatie met God zo gezond is, omdat je geloof zo sterk is en je dat wel wil laten zien? Nee, je gaat aan omdat je zwak bent, omdat je geloof versterking nodig heeft. Of om in het beeld van de tekst te blijven: je gaat aan omdat je ziek bent. Omdat je relatie met God vaak allesbehalve gezond is, zo kan kwakkelen en de kwaadaardige cellen van de zonde zo weer beginnen te woekeren. En daarom heb je zijn genezing zo nodig, oftewel: zijn vergeving en vernieuwing, zijn medicijn. En dat is nu precies het Avondmaal! Althans, zo werd het in de Oude Kerk genoemd: het heilig avondmaal is Gods medicijn. Medicijn voor het hart, voor heel het leven. En dat medicijn verstrekt Christus hier. Hij die de Geneesheer is, ‘Arts aller zielen’ zegt een lied. De specialist, die als geen ander gespecialiseerd is om ons van deze kwaal te genezen. Om ons te vergeven en te veranderen. Om ons zwakke geloof te versterken en zijn beloften aan ons hart te verzegelen. Die behandeling geeft Hij hier. Daar zijn we hier vanmorgen toch voor? Omdat we een afspraak hebben met deze Specialist. Beter gezegd: omdat Hij een afspraak met ons heeft. Omdat Hij ons zijn medicijn wil geven.

Maar dan moet je dat wel nodig hebben! Dan moet je jezelf niet te gezond voelen, niet te goed en te sterk voor zijn behandeling, voor zijn medicijn. Dan moet je weten dat je ziek bent en Hij je enige Geneesheer daarvan is.

Kijk, en dat zal ook mild maken naar anderen, naar andere tafelgenoten. Dat merk je al in een ziekenhuis. Dat al die mensen die allemaal op dezelfde kamer liggen, – hoe verschillend ook, qua geslacht, leeftijd, achtergrond, enz.- dat dat allemaal wegvalt, want ze zijn lotgenoten: allemaal patiënt, kwetsbaar en afhankelijk van dezelfde arts.

Nou, zo zou het toch helemaal moeten zijn binnen de gemeente, aan de tafel des Heren?! Hoe verschillend ook, we zijn lotgenoten. Allemaal patiënten. Allemaal niet zonder de Grote Specialist kunnend. Allemaal zondaar en zo geroepen door Hem, persoonlijk genodigd door Hem. Allemaal zit je daar, omdat je zijn behandeling en medicijn zo nodig hebt. Dat leert je dan toch wel af om je te verheffen boven anderen en om anderen te beoordelen en te veroordelen?! Dat maakt toch mild en gunnend?! Dat maakt toch één in Hem: de arts aller zielen?!

Amen