openingstekst   ‘Loof de HEER, want Hij is goed – eeuwig duurt zijn trouw.’ (Psalm 136:1)


Gemeente van Jezus Christus,

‘In één woord: magnifiek!’ Dat kun je zeggen als je bijvoorbeeld een prachtig schilderij ziet, of een mooi concert bijwoont of een indrukwekkend gebouw ziet: ‘magnifiek!’

En wat dacht je van een echo van een baby’tje in de baarmoeder. Daar kun je toch eindeloos naar kijken?! Zo’n kindje. Met alles er op en er aan. het hartje dat klopt. De handjes. De vingertjes. Alles dat beweegt. In één woord: magnifiek!

Vanmorgen richten we ons op een aanstaande moeder. Een jonge vrouw;  Maria heet ze. Eigenlijk nog een meisje van waarschijnlijk een jaar of 14, want op die leeftijd verloofden mensen zich toen. Maar zij is zwanger, terwijl ze dus nog ongetrouwd is. En ook al is het heel bijzonder, omdat zij Gods eigen Zoon verwacht; dat weten de mensen in Nazareth, haar woonplaats, niet. Ze voelt de blikken in haar rug. Ze ziet de mensen stiekem naar haar wijzen. Ze hoort hun gefluister en hun gesis. Daarom is het zo begrijpelijk dat ze naar Elizabeth gaat, haar veel oudere nicht. Ook zij is in verwachting geraakt. Ook een wonder op haar hoge leeftijd. Als Maria en Elizabeth elkaar zien, is de begroeting allerhartelijkst. Sterker nog: Elizabeth gebruikt hele grote woorden. Ze roept uit: ‘Jij bent de meest gezegende van alle vrouwen. Gezegend is het kindje dat je bij je draagt en wie ben ik dat de moeder van de Heer naar mij toe komt?’

En wat is het antwoord van Maria na deze zaligspreking, na deze loftuiting? Ik zou zeggen: haar antwoord is in één woord: magnifiek. Dat is een woordspeling op de Latijnse naam voor de lofzang die Maria aanheft na Elizabeths begroeting. Die lofzang wordt in het Latijn ‘Magnificat’ genoemd. Dat lijkt wel erg op ons woord magnifiek… ‘Magnificat’, dat is het eerste woord uit onze tekst dat in de Latijnse vertaling van de Bijbel, de Vulgata, klinkt: ‘Magnificat anina mea Dominum.’ Letterlijk vertaald: ‘Groot maakt mijn ziel de Heer.’

Elizabeth richt zich op de grootheid van Maria: ‘Jij bent de meest gezegende van alle vrouwen, de moeder van de Heer.’ Maar Maria zelf maak God groot! En dan te bedenken dat er dat moment zoveel onzekers is in haar leven. Hoe moet dat als jong meisje: moeder zijn? Hoe moet dat met Jozef, met wie ze nog niet getrouwd is? Zal hij haar niet verstoten? Hoe moet dat als de Zoon van God zelf haar kind zal zijn? Wat zal haar zelf te wachten staan, en haar Zoon niet te vergeten? Enzovoort, enzovoort. Te midden van al die vragen, van al die onzekerheid, van alles wat haar beklemt en zoveel zorgen kan baren, richt ze zich op God en maakt Hem groot, looft en prijst Hem.
Dat is essentieel voor geloven gemeente. In onze taal zit het zelfs opgesloten in dat woord geloven; het woord loven. Geloven is ook loven. Oftewel: de Here God grootmaken, ongeacht de omstandigheden en hoe je gevoelens ook zijn. Afgelopen zondagavond hoorden we over Maria als voorbeeld. In haar dienstbaarheid. In haar nederigheid. Maar ook in haar geloof. Haar geloofsgehoorzaamheid. Niet voor niets wordt zij de ‘moeder van het geloof’ genoemd. En dus ook een voorbeeld in het loven van God, dat zo onlosmakelijk bij geloven hoort.

Ik zag dat afgelopen week bij br. Bert Wijker, die we straks zullen gedenken. Hij lag in het ziekenhuis. Hij had zoveel pijn gehad. Hij zei: ‘Je kunt je niet voorstellen wat dat is. Je bent in feite alleen nog maar pijn. Je kunt niet meer denken. En toen heb ik gebeden, heel gericht, om verlichting. Om wijsheid voor de artsen of ze iets konden vinden om mij te helpen. En dat kwam. God is hier eigenlijk zo dichtbij. Een gebed van mij verwijderd. Dan ben ik tegelijk ook zo dankbaar. Dan loof ik Hem om Wie Hij is.’

Ja, wat opvalt aan die lofzang van Maria is dat die ook zo persoonlijk is: ‘míjn ziel looft de Heer, míjn hart juicht om God, míjn Redder.’ Geloven en loven is ook een persoonlijke zaak. Dat kunnen we iemand anders niet aanpraten, hem of haar daar niet van overtuigen. Je moet daar zelf door de Heilige Geest voor gewonnen worden. Dat moet ook echt van binnenuit komen. Niet voor niets zingt Maria ook over mijn ziel en mijn hart. De ziel, het hart; dat is het wezen van een mens. Daar huizen de gevoelens, de diepste gedachten, wie je bent. Daarvanuit God loven, Hem grootmaken. Want Hij is groot. Hij is groots. Onvergelijkbaar. In één woord: magnifiek.

Wat maakt God nu magnifiek? Dit bijvoorbeeld, zoals een Psalm zegt: Hij ziet zeer laag. Maria maakt ook dat heel persoonlijk: ‘Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.’ Een oudere Bijbelvertaling heeft het over de ‘lage staat van zijn dienstmaagd.’ De lage staat. Maria was geen opzienbarend meisje. Ze was geen dochter van één van de aanzienlijken van Nazareth. Ze behoorde niet tot de upper ten van Israël. Een dochter uit de priesterklasse bijvoorbeeld. Nee, ze was een eenvoudig dienstmeisje. Maar God heeft oog voor haar gekregen. Hij ziet haar lage staat. Dat is nu het magnifieke van God, gemeente. Zo anders dan het bij ons mensen gaat. Wij kijken omhoog. Wij kijken op tegen toppers, of die nu in het bedrijfsleven zitten, of op het podium staan, of uitblinken in de sport, enz. Zo hoorde ik eens over een miljonairsfair, waar ook veel mensen heen schenen te gaan, die helemaal geen miljonair waren, maar er wel graag bij wilden horen! Veelbetekenend. En ook als we daar niets mee hebben, is onze blikrichting toch vaak omhoog. We willen omhoog, qua carrière, qua geld, status, applaus en waardering. Maar naar beneden kijken? Naar hen die zoveel minder hebben, die echt in de diepte liggen, in de goot of in de put, die in de shit zitten? Nou…

Hoe anders is God. Luther zegt het zo mooi in zijn commentaar bij de Lofzang van Maria: God hoeft niet omhoog te kijken, want Hij is zelf de Allerhoogste. En ook niet om zich heen, want niemand is aan Hem gelijk. Nee, Hij ziet naar beneden, naar ons mensen. Niet om op ons neer te kijken. Nee, Hij ziet naar ons om, weet Maria. Ja, juist in haar lage staat, in haar geringheid. Want de Here ziet zeer laag. Juist het allerdiepste, degenen die klein zijn, zich min voelen, weinig hebben om zich op te beroemen, die ziet Hij. Daar heeft Hij oog voor. Daar gaat Zijn hart naar uit!

Weet je waar dat ook blijkt? In de doop. In de doop van kinderen. Hoe klein zijn zij nog?! En dat bedoel ik niet alleen fysiek, maar ook intrinsiek zeg maar. Wat hebben zulke kinderen nu aan te dragen? Helemaal niets. Ze zijn zo volstrekt afhankelijk! Wat hebben ze voor prestaties geleverd? Hoe hoog hebben ze zich op de maatschappelijke ladder opgewerkt? Wat staat er op hun cv zeg maar? En toch zegt de Here God tegen hen: ‘Jij hoort bij Mij. Met jou sluit ik een verbond. Jouw God wil Ik zijn.’ Hij ziet zeer laag. Hij ziet om naar zulke kleine mensjes. Magnifiek! Magnificat, groot maakt onze ziel deze God, toch?!

God ziet zeer laag. Dat is ook een grote troost als je jezelf laag voelt, min, waardeloos vergeleken bij anderen. Omdat je dat altijd te horen kreeg. De nadruk telkens lag op wat je niet bent en niet kunt. Of omdat je je zo voelt, vergeleken bij anderen, die veel beter, origineler, sprankelender voor de dag komen dan jij. Ook als het over het geloof gaat: veel meer overtuigd en vrijmoediger zijn dan jij.  En je voelt je zo min en laag. Of omdat je de laatste tijd vooral nederlagen geleden hebt en je jezelf zo tegenvalt.
Maar is het dan niet juist magnifiek dat de Here God laag ziet, tot op de bodem waar je nu zit?! Is het dan niet juist magnifiek dat Hij ook bij jou niet omhoog kijkt, naar wat je allemaal bereikt hebt, dat Hij geen scoringslijst van je bijhoudt, maar dat Hij je juist in je diepste afhankelijkheid en nederigheid kent en liefheeft. Want zo is Hij. Hij ziet zeer laag. Hij is genadig. Hij waardeert je dus niet vanwege iets in jou, maar vanwege Zichzelf, vanwege Zijn eigen liefde, vanwege Zijn eigen Zoon: de Here Jezus Christus, die ook zo ontzettend klein begon: als een klompje cellen in Maria’s baarmoeder, als een kindje in haar buik. Die niet in een paleis geboren werd, maar uit een eenvoudig dorpsmeisje, gelegd in een kribbe, een voerbak. Letterlijk bij de beesten af! Die z’n jeugd doorbracht in een timmermanswerkplaats in Nazareth. En toen Hij volwassen werd nog geen steen had om zijn hoofd neer te leggen: een asielzoeker was Hij in feite. En uiteindelijk had Hij niets meer, toen ze Hem aan een kruis sloegen en z’n laatste bezittingen verdobbelden. Dat alles onderging Hij, in onze plaats, om met ons te ruilen: Hij onze laagste plaats: dieper, nederiger kan niet en wij Zijn plaats: kind van God, koningskind, erfgenaam van Gods koninkrijk. Dat is toch een magnifiek medicijn tegen alle minderwaardigheidsgevoelens?!

Terug naar het Magnificat, de lofzang van Maria. Die is niet alleen een heel persoonlijk lied. Het tweede deel stijgt daar boven uit, ver boven uit. Vanaf vers 50 zingt Maria namelijk over de geslachten, zeg maar over de verschillende generaties. Ze zingt over heel het volk, over heersers en over onderdanen.

‘Zeker, dat is me ook opgevallen. Maar om nou te zeggen dat ik het dan nog magnifiek vind? Vanaf vers 51 gaat het erover dat God zijn macht toont en de kracht van zijn arm, dat Hij uiteen drijft die zich verheven wanen en heersers van hun tronen stoot. Dat klinkt als een strijdlied!’

Zeker! Dat laat ook zien dat dit lied meer is dan een expressie van Maria’s individuele gevoelens. Dat zou je misschien verwachten van een vrouw in verwachting: een intiem en teder lied. Maar met name dat tweede deel daarvan laat een visionaire Maria zien. Ze voegt zich hiermee in de lange rij van Bijbelse profeten en Psalmendichters. Net als Zacharias ook, in zijn profetische loflied, hoorden we vorige week.

Maria zingt over haar Redder, die ook de Rechter van alles en iedereen zal zijn. En dan worden de rollen omgekeerd: wie hoog zit en hoogmoedig is, wordt van zijn troon gestoten. Wie rijk is en zich in zijn rijkdom wentelt (zonder te delen) zal uiteindelijk niets meer overhouden. En wie gering is, wie iedereen over het hoofd zag, krijgt bij God aanzien. Armen worden overladen en hongerigen verzadigd.

In onze vertaling is het niet goed te zien, maar in de oorspronkelijke taal zegt Maria het zo alsof het al gebeurd is: ‘Hij heeft machtigen van hun troon gestort. Hij heeft hongerigen gevoed.’ We noemen dat een zgn. ‘profetisch perfectum’, een profetische voltooide tijd. Maria ziet het al voor haar ogen als gebeurd: dat God Koning zal zijn over alles en iedereen, dat Hij recht zal doen: dan is alles op z’n kop gegaan. Hoog wordt laag en laag wordt verhoogd. Dat is Gods doel. Daar werkt Hij naar toe. En dat Hij het meent, kun je al zien aan zijn eigen Zoon Jezus Christus. Die werd op z’n allerdiepst vernederd, maar na drie dagen door Zijn Vader opgewekt uit de dood, opgenomen in de hemel en uiteindelijk zal iedereen voor Hem buigen! Ook zij die gewend waren dat anderen voor hen bogen als knipmessen, ook zij die zich veilig waanden in hun bastion van macht en geld. Zij allen zullen dan buigen, vernederd worden.

Misschien dat u nu moet fronsen of denkt: ‘noem je dat magnifiek?!’ Tja, misschien hebben wij het hier te goed om van dit toekomstperspectief blij te worden. Maar je zou maar onderdrukt worden… Je zou maar haast niets hebben, terwijl de grootgrondbezitter zwelgt in zijn luxe… Je zou maar gediscrimineerd worden omdat je Jezus wilt volgen en je hele familie en omgeving kotsen je uit, of nog erger… Dan hoor je zo’n Magnificat van Maria anders! Dan kun je niet wachten tot het voluit realiteit wordt.

En gelukkig zijn er soms al voorboden van te zien. Ik denk aan 1989, ook in de decembermaand. Het was in Roemenië, waar Ceauşescu met ijzeren hand regeerde. Daar was ook een dominee, Laszlo Tökes, die openlijk kritiek uitte op Ceauşescu. Deze liet hem door zijn soldaten mishandelen en verbannen naar een kleine gemeente in de bergen. Het maakte de Roemeense bevolking furieus en leidde tot de opstand tegen het regime. In die dagen probeerde dominee Tökes zijn kerstpreek voor te bereiden. Hij koos voor het gedeelte over de kindermoord van Bethlehem. Juist dit sprak zijn gemeenteleden direct aan. Onderdrukking, angst en grof geweld; ze kenden het uit de praktijk van alledag. Ze ervoeren het aan den lijve.

De volgende dag, op Eerste Kerstdag, deed het gerucht de ronde dat Ceauşescu gearresteerd was. De kerkklokken luidden en in heel Roemenië was sprake van grote blijdschap. Tökes zei later: ‘Alle gebeurtenissen van het kerstverhaal hadden nu een nieuwe, schitterende dimensie voor ons gekregen, een dimensie van de geschiedenis die in de werkelijkheid van ons leven geworteld was.’

Je kunt het ook anders zeggen: toen werd er al wat werkelijkheid van Maria’s visioen: ‘God drijft uiteen wie zich verheven wanen, heersers stoot Hij van hun troon.’ En dat geeft moed: de Herodussen en de Nero’s, de Hitlers en de Stalins, de Ceauşescu’s en de Saddam Hoesseins, de Kims en de Mugabes, de IS’s en de Boko Harams van deze wereld houden het niet met hun onderdrukking, hun geweld, hun machtswellust. Ja, de Boze en zijn rijk moeten het verliezen. En dat is ten diepste magnifiek!

Tegelijk betekent het ook een waarschuwing voor allen die hoogmoedig zijn en gericht op eigen eer en macht. Dat breekt je uiteindelijk op. Ja, dit magnifieke adventslied van Maria is ook een spiegel: als God zo kiest voor het onaanzienlijke, voor het geringe, voor het nederige, voor het onderdrukte en het arme van deze wereld, kortom: als Hij zeer laag ziet; hoe komt het dan dat wij zo gefocust zijn op omhoog, op prestaties, op status, op er maar bij horen? Aan welke kant staan wij? Hoe is onze blikrichting? Deze lofzang zet ons daarom ook stil en doet ons klein worden. Zullen we ons daarom buigen en bidden:

Magnifieke God, goede en lieve Heer. We prijzen U om Wie U bent. U die zo laag ziet. Die zelf laag gekomen bent in Uw eigen Zoon. U die alles op z’n kop zet. U die zo anders bent dan wij.

Tegelijk schrikken we ook van dit lied van Maria. Staan we wel aan de goede kant? Vertrouwen we niet te vaak op macht en geld? Kijken we niet vaak omhoog, werken we ons niet vaak omhoog, ten koste van anderen, tot schade van onze relatie met U?

Vergeef het ons. Bekeer ons. Draai het maar om in ons leven. Dat we worden als een kind: klein, afhankelijk en verwonderd. Here Jezus, leer ons met Uw ogen te kijken, om ons heen en naar hen die zo weinig gezien worden. En vanuit die bewogen blik er ook voor hen zijn. Uit genade.

Amen